Archief van
Jaar: 2019

Eén jaar later

Eén jaar later

14 oktober.  Eén jaar na de gemeenteraadsverkiezingen.  Een mooie dag voor de democratie, en mooie dag ook voor N-VA/PLE.  En daarmee ook voor mijzelf.  Ik herinner me het ongeloof en de vreugde om de twee stemmen en de ene zetel verschil.  Maar ook het besef dat we daarmee nog niet de kaarten in handen hadden.  Wat de zoete smaak van de overwinning toch een beetje bitterzoet maakte.

De dagen nadien werd die bittere smaak sterker.  Dat was uiteraard het gevolg van de coalitievorming, en dan vooral de rol die de sp.a daarin speelde.  De toezegging vóór de verkiezingen om na twaalf jaar coalitie met CD&V niet automatisch terug met die partij in zee te gaan en de eerste gesprekken lieten ons vermoeden dat er op zijn minst ernstig kon worden gesproken.  Maar daaraan werd dan plots abrupt en zonder goede verklaring een einde aan gemaakt.  Ik vond en vind dat we een fatsoenlijke uitleg verdiend hadden.  Eén die steekhield.  Ik blijf ervan overtuigd dat er inhoudelijk een sterk verhaal kon worden geschreven.  En dat de “argumenten” die we kregen of opvingen ofwel absoluut geen steek hielden, ofwel ook al vóór de verkiezingen bekend waren (de nationale N-VA was op 13/10 dezelfde partij als op 15/10; daarmee niet willen samenwerken is onverstandig maar legitiem – maar als je dat vindt moet je dat ook vooraf durven zeggen).   Misschien kan er nu, een jaar later, nog eens een toelichting vanaf.  Tussen mensen die ernstig met lokale politiek bezig zijn en (zouden moeten) beseffen dat ze elkaar op één of andere manier altijd “nodig” zullen hebben, moet dat toch kunnen ?

Ik blijf er ondertussen van overtuigd dat belangrijke beleidsbeslissingen die het voorbije jaar genomen zijn er met een andere meerderheid ook anders zouden hebben uitgezien.  En dat geldt wellicht ook voor het meerjarenplan dat ondertussen nog altijd in opmaak is (een dynamisch bestuur zou dat vóór de zomer hebben afgeleverd, overigens).  Verkiezingen maken wel een verschil – en coalitie-onderhandelingen ook, dus.

Nu, het blijft bijzonder aangenaam om samen te werken in een tienkoppige, sterke fractie.  Dát resultaat nemen ze ons in elk geval niet af.  Zodat één jaar na 14 oktober toch vooral een feestelijke herinnering blijft.

Plantage

Plantage

Het is een traditie geworden, de jaarlijkse wandeling met N-VA/PLE in Essen of omstreken.  We -in casu Josée Van Doren, die steevast de bestemming uitkiest- gingen we het ook dit jaar niet ver zoeken.  We bezochten het landgoed “Wouwse Plantage”, op een steenworp van Hoek.  Eigenlijk was het brandweermuseum aldaar ons eerste doel, maar ook de andere gebouwen zijn het bekijken waard.  En de wandeling door de omliggende natuur, nabij het vliegveld, was dat zeker ook.

Het gebied heeft trouwens zeker zoveel banden met onze kant van “de meet” als met de overkant : zo werd het in 1848 gekocht door de Antwerpse bankier De Caters, die nog burgemeester van Berchem is geweest.  En eigenlijk is het ook daarna in handen van landgenoten gebleven.  Het meest intrigerende gebouw vond ik de voormalige herberg die nu als woning wordt gebruikt. De stijl deed me aan pakweg de Baltische landen denken, maar ik kan er helemaal naastzitten.  Volgens onze dorpsgids Maria Gommeren, die ons zoals steeds voortreffelijk rondleidde, had het nog als paviljoen gefungeerd op de wereldtentoonstelling in Antwerpen.  Maar een korte opzoeking op het internet leerde me niet welk paviljoen het dan was, en ook niet om welke tentoonstelling het ging.  Er moet toch nog meer te vinden zijn over dit bijzondere bouwwerk, denk ik dan.

Laat dat overigens vooral geen afbreuk doen aan mijn waardering voor het brandweermuseum zelf.  De collectie is indrukwekkend voor een klein museum, en wordt door een beperkte groep vrijwilligers piekfijn onderhouden.  Een aanrader dus, al dan niet in combinatie met een wandeling door de Plantagebossen.  Individueel bezoeken kan af en toe, een groepsbezoek kan je vastleggen bij de Roosendaalse VVV.

En zo moest ik nog maar eens vaststellen dat ik de Essense omgeving eigenlijk niet echt goed ken.  Wat natuurlijk meteen ook het plezier inhoudt dat ik nog veel kan bijleren !

Ode aan Hoek

Ode aan Hoek

Jij bent toch afkomstig van Essen-Hoek ?” – „Neen, toch niet. Maar mijn ouders wonen daar.” Ik heb de voorbije 19 jaar regelmatig die conversatie gevoerd. Zelden met mensen die écht van Hoek afkomstig waren, want die wisten natuurlijk hoe de vork in de steel zat. Maar 19 jaar geleden zijn mijn ouders inderdaad naar Hoek verhuisd. Ik ben hun buren en bij uitbreiding de hele wijk heel dankbaar dat ze zo welkom mochten zijn in het mooiste stukje Essen.

Ze hebben genoten van de wijk. Maar nu zijn ze wel terug naar Essen verhuisd. Naar de Kapelstraat. Het grote huis in de Bergsebaan met de mooie tuin was wat té groot geworden. En het appartement dat te koop stond was een buitenkans. Desalniettemin bleef het een moeilijke beslissing. Ze laten ook een stukje hart achter in Hoek, en blijven Hoekenaren. En ook ik blijf dus toch een beetje van Hoek „afkomstig”.

Omwille van de verhuis ben ik de voorbije weken ook nog wat frequenter van en naar Hoek gereden. Dat heeft me ook nog eens met het schandaal geconfronteerd dat er zomaar door het rode licht wordt gereden. Vier jaar na de plaatsing van het licht lukt het nog altijd niet om de naleving ervan te controleren. Ik kan de uitleg daarvoor (bijvoorbeeld naar aanleiding van de niet-aflatende vragen van Anne Somers in de gemeenteraad) eigenlijk niet meer aanhoren. Het is gewoon knoeiwerk, en de burgemeester is daarvoor verantwoordelijk. Punt. Ik wil me dan ook excuseren bij de mensen van Hoek dat ik de plaatsing van dat licht mee heb goedgekeurd. Als ik had geweten dat het niet effectief gecontroleerd ging worden, had ik dat niet gedaan. Want nu is de remedie erger dan de kwaal – voor die kwaal had ik trouwens destijds wel gewaarschuwd : de Moerkantsebaan is een bijzonder mooi aangelegde racebaan geworden…

Toch niet alles peis en vree, dus. Ben ik nu zo veel Hoekenaar geworden dat ik nu ook het latente gevoel van achterstelling al heb overgenomen ? Dat laat ik aan andermans oordeel over. Maar aan de mensen van Hoek zeg ik toch graag nog eens uitdrukkelijk „dankjewel” !

Ode aan Helsinki

Ode aan Helsinki

Brussel-Lissabon-Brussel-Helsinki-Limassol-Brussel in tien dagen.  Een “uitdaging” heet dat dan.  Al was ik niet alleen, want een Portugese collega deed op dezelfde tijd de variant “Lissabon-Brussel-Lissabon-Helsinki-Limassol-Brussel”.  En de Portugese en Cypriotische zomerdagen die ik erbij kreeg maken natuurlijk ook iets goed.

Toch wil ik het hier even over het Finse deel van de uitstap hebben.  Ik was niet voor de eerste keer in Helsinki.  Ooit was het zelfs een soort toevallige traditie om de dagen na verkiezingen naar de Finse hoofdstad te trekken.  Die electorale link was er deze keer niet, maar Finland heeft wel het zesmaandelijkse voorzitterschap van de EU overgenomen van de Roemenen.  Een overgangsvoorzitterschap, in de nadagen van de Europese Commissie van Jean-Claude Juncker, en voor de opstart van de ploeg van zijn opvolgster Ursula Von Der Leyen.  Een ploeg trouwens met vier voormalige ministers uit de raad van werk en sociale zaken, waaronder Von Der Leyen zelf.  Toch wel opmerkelijk.

Naast het vergaderprogramma stond ook een bezoek aan een nieuwe architecturale parel aan de Finse kroon op het programma : Oodi – Fins voor “ode”.  In de vergadering noemde ik het ’s anderendaags een investering in het sociale weefsel, verpakt als bibliotheek.  Je kan er namelijk boeken ontlenen.  Of lezen.  Maar je kan er ook op een pc gaan werken.  Of gaan gamen.  Met een 3D-printer werken.  Of posters afdrukken – bijvoorbeeld om daarmee aan het net tegenover Oodi gelegen parlement te gaan protesteren.  Er staan naaimachines.  Je kan er een vergaderzaaltje reserveren (gratis).  Je kan er gaan studeren, voorlezen, een koffie gaan drinken.  Of gewoon gaan zitten.  Rondhangen zonder reden wordt er officieel aangemoedigd.Het gebouw werd gezet ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Finse onafhankelijkheid (van Rusland).  De ramen suggereren een soort eeuwige sneeuw in Helsinki, al maakt ook het grootste buitenterras van Helsinki er deel van uit.

We zagen veel jonge mensen, tieners en twintigers, vooral in de plekken zonder boeken – en zo zijn er veel in de bib.  Maar eigenlijk zagen we mensen van alle leeftijden.  Iedereen is er welkom, ook pakweg bedelaars die even de warmte willen opzoeken of een dutje willen komen doen.  Velen lopen er op kousenvoeten rond, want de bib is ook een beetje thuis.  Tolerantie is het kernwoord. Alleen storend gedrag wordt niet getolereerd, maar het ligt ook niet meteen in de Finse volksaard.  De architecten wilden er één van de meest vrije plaatsen in Noord-Europa van maken, en zo voelt het ook.

Met heel wat anderen vroegen we ons af of het ook in “onze” landen zou kunnen.  In ons geval vreesden we dat zoveel vrijheid tot misbruik zou leiden.  Dat er kritiek zou komen omdat de bib de mens en niet het boek centraal stelt, ook.  Dat de sociale cohesie gewoon niet groot genoeg is.  En dat net daarom zo’n bib fantastisch zou zijn.

De rode draad

De rode draad

De Essense socialistische partij bestaat 100 jaar. Daarmee is ze de oudste partij van Essen. Ook de burgemeester bleek het er immers mee eens dat de CVP niet zomaar een voortzetting van de vooroorlogse Katholieke Partij is, en dus van na de Tweede Wereldoorlog dateert. Anderzijds, wat vandaag de sp.a is heette een eeuw geleden de Belgische Werkliedenpartij, en er zijn twee naamsveranderingen overheen gegaan. Desalniettemin is de continuïteit onmiskenbaar – wie bij elke naamsverandering opnieuw begint te tellen, zal trouwens tot de wellicht verbazende conclusie komen dat PLE de oudste partij van Essen is…

100 jaar, dat vier je niet elke dag. Dus was het zaterdag tijd voor een socialistisch feestje, met een receptie in het gemeentehuis. Waarbij de burgemeester de lof mocht zingen van zijn gezworen coalitiepartner. Een terechte lofzang, want 100 jaar engagement in de lokale en bovenlokale politiek verdient waardering. En de socialisten hebben onmiskenbaar Essen mee vorm gegeven, in de eerste plaats als tegenmacht. Voor de oorlog vooral door op te komen voor wie het niet breed had. Ik vind het altijd wat vreemd dat sommige sp.a-ers hun hedendaagse relevantie willen baseren op sociale verworvenheden uit de vorige eeuw, maar het valt natuurlijk niet te ontkennen dat die vooral aan de socialisten te danken waren en voor de mensen van toen zéér relevant waren. Na de oorlog fungeerden de socialisten in Essen ook als thuis, referentiepunt, als vluchtheuvel soms voor wie “anders” dachte en/of zich niet wilde schikken naar de burgerlijke katholieke moraal. Of dat wel deed, maar vond dat het niet verplicht moest zijn. Dat was ongetwijfeld een belangrijke rol in een Vlaams plattelandsdorp in de jaren ’50 tot ’70.

Ik zou nog meer kunnen opsommen, uiteraard. Heel concreet voor de gemeentepolitiek heeft het bestaan van de sp.a ook betekent dat Essen altijd een relevante, actieve en kritische oppositie had. Ze hebben die rol gelost, maar ik kan niet ontkennen dat wij tot vandaag daar de vruchten van plukken.

Ik wens hen nog honderd jaar erbij toe – al mogen er dat opnieuw 87 in de oppositie zijn, natuurlijk… Ik heb me hier al wel eens afgevraagd of ons politiek landschap zonder de sociaal-democratie kan en wie haar plaats dan kan overnemen. Gemakkelijk is het niet altijd, de verantwoordelijke stem op links zijn in een politiek landschap waar rechts rechtser wordt en links linkser, en waar verantwoordelijkheidszin op zijn zachtst gezegd niet altijd de eerste prioriteit is. Ook de sociaal-democraten worden er wel eens toe verleid, maar flirten met een populistische agenda is uiteindelijk niets hen. Zoals Jeremy Corbyn bewijst leidt dat enkel tot contradicties (en die maken hem onvermijdelijk mee verantwoordelijk – zij het in geringere mate dan pakweg een jaar geleden – voor de Brexitchaos in zijn land). Maar je kan jezelf ook weg regeren bij gebrek aan herkenbaar geluid, zoals Hollande in Frankrijk bewees.  Een moeilijk dilemma, met veel dimensies.  Eén daarvan is de vraag hoe ver je kan samenwerken met centrum-, centrum-rechtse of rechtse partijen – zie de Antwerpse, Vlaamse en federale coalitievorming, maar ook het Essense eeuwigdurende verbond met CD&V. En het is geen makkie voor alle niet-populisten, maar het vraagstuk van migratie en integratie is een wel zeer taaie kluif voor de sociaal-democratie. De Deense partijgenoten in Europa van Crombez zitten héél ver van pakweg het discours van de Brusselse PS daarover vandaan.

Ondanks dat dansen op een slappe koord stel ik vast dat de kleine helft van de nieuwe Europese Commissie uit leden van de Europese sociaal-democratie, de S&D-groep zal bestaan. Zo slecht ziet het er dus op dit ogenblik ook weer niet uit, dus. Ik vind dat toch enigszins geruststellend in politiek soms verwarde en verwarrende tijden, ook voor wie zoals ik geen rode rozen draagt (toch niet op politieke bijeenkomsten !).

Misschien komt er een tijd dat de Europese politiek zonder sociaal-democratie kan, maar voorlopig zie ik die tijd niet in het vooruitzicht. Dat ze dus maar aan hun tweede eeuw beginnen, ook in Essen. Waar er voor geëngageerde mensen met een hart voor de lokale gemeenschap, die geloven dat beleid een verschil kan maken, sowieso altijd plaats zal zijn.  Wellicht gaan we het nog vaak oneens zijn, maar dat is nodig in een democratie.

Zeppos

Zeppos

Soms ontdek je ergens een onverwacht verband.  Dat overkwam me deze week.  Ik lees af en toe iets op deze blog (in het Engels) over Griekse muziek.    Ik stootte met name op dit artikel, over drie oude rebetikoliederen.  Laat ik het er maar meteen bij vermelden : de (oudere) rebetiko, de “Griekse blues”, is niet altijd de meest toegankelijke muziekstijl.  Ik las snel over de twee eerste stukjes van het artikel, en dan viel mijn blik op het stukje over een rebetikolied uit 1946, van de hand van de mij geheel onbekende Giannis Papaioanou (Γιάννης Παπαϊωάννου).  Een lied over ene “Kapitein Zeppos”, zowaar.  En hoewel ook die van vóór mijn tijd is was de link met de Vlaamse jeugdserie uit de jaren 1960 snel gelegd.

Toeval bestaat natuurlijk, maar dit leek me meteen iets te onwaarschijnlijk.  Ik zocht wat verder op het (onvolprezen wonder van) Wikipedia, en vond dat schrijver Louis De Groof blijkbaar deze uitleg gaf voor de naam “Zeppos” : Verbastering van Jan Stephorst. Maar in Griekenland, waar deze Jan Stephorst woonde, kon men dit niet uitspreken. Hierdoor werd de naam”Kapitein Zeppos”.  De link met Griekenland bleek dus wel degelijk “echt”.  Al klopt de rest niet.  De man in het lied heet Andreas en niet Jan, en van Vlaamse of Nederlandse roots is geen sprake.  En bovendien : op de “h”-klank na zie ik niet in waarom “Stephorst” niet uitspreekbaar zou zijn voor Grieken.  Die verbastering is dus niet geloofwaardig.

Meer informatie vond ik niet.  Desalniettemin… het kan bijna niet anders of die De Groof, waarvan ik verder niets weet, moet het lied gekend hebben.  Of hoe een (redelijk obscuur) rebetikolied wellicht mee aan de basis licht van één van Vlaanderens meest succesvolle jeugdseries.  Tenslotte : in het lied zit een verwijzing naar “Koulouri”, en dat is een andere naam voor Salamina, het eiland waar mijn vrouw van afkomstig is.  Zes mensen van het eiland werkten op de boot van Zeppos, samen met zes “vluchtelingen” uit Klein-Azië.  Wie weet zat er bij die vissers dus nog verre schoonfamilie…

Perfecte landing

Perfecte landing

De gymsport doet het erg goed in Essen.  Dat is al jaren zo.  De vaststelling dat de infrastructuur niet meer mee kon met het niveau waarop geturnd wordt, zowel kwantitatief als kwalitatief, is ook niet nieuw.  Een nieuwe turnhal was echt niet overbodig.  Nu staat ze er : gisteren werd Gymhal De Grens officieel geopend, en ik was zowaar ook uitgenodigd.  Brigitte Quick sprak van een puzzel waarvan alle stukjes in elkaar waren gevallen.  Zo heb ik het hier zelf ook al eens omschreven.  Eerlijk : ik vond dat de puzzel moest gelegd worden, maar op een bepaald moment geloofde ik niet meer dat het met de stukken die op tafel lagen zou lukken.

Ongeveer een jaar geleden raakte ik ervan overtuigd dat het toch goed zat en ging lukken.  Maar dan nog : wat ik gisteren heb gezien oversteeg ruim mijn verwachtingen.  Uiteindelijk is zowat alles dan ook meegevallen : het juridische raderwerk bleek zowaar te draaien en zowat alle subsidies op te leveren die ingebeeld konden worden.  Onder meer daardoor bleek ook de samenwerking tussen de scholen en Gympuls stabiel genoeg – ook in gedachten houdend dat Gympuls zélf een recente en toch ook niet zo evidente fusie is.  De bouwfirma die het beste voorstel indiende stak niet alleen beton en stenen in het project, maar bracht vanuit een historische band met de turnsport in Essen ook een hart voor de hal mee – bij hoeveel publieke bouwprojecten kan dat gezegd worden ?

Alles zat zowat mee, hopelijk blijft dat zo.  Maar geluk moet je ook afdwingen.  Gisteren werden door Joris Brosens (namens Gympuls), Kris Peeters (namens de scholen) en Brigitte Quick (namens de gemeente) heel wat mensen bedankt.  Terecht.  Met name raad van bestuur van de vzw Turnhal bleek erg sterk en leverde uitstekend werk – dan is het eenvoudig om in een algemene vergadering te zitten…  Zoals de drie sprekers aangaven is het altijd gevaarlijk om namen te noemen.  En ik heb zelf het bouwproject niet eens van nabij gevolgd.  Maar ik weet wel wie mij ervan overtuigd heeft en het vertrouwen heeft gegeven dat het goed zat, en dus wil ik toch Danny Uytdewilligen van Mariaberg en schepen Brigitte Quick -in heel verschillende rollen- een figuurlijk bloemetje toewerpen.  Zonder hen naar mijn aanvoelen geen hal.  Ik had nog anderen kunnen noemen; laat Joris vooral niet denken dat ik de Gympulsinbreng onderschat – maar eerder dan figuurlijke bloemetjes zal de beloning voor hun werk toch vooral het turnplezier zijn dat nog jaren lang gaan beleven in hun Gymhal.

De hal zelf ziet er erg duurzaam uit, maar ik sluit niet uit dat de juridische, praktische en financiële fundamenten ooit nog op de proef worden gesteld.  Ook daarom vind ik dat het gemeentebestuur zich niet te afzijdig mag houden uit dit project, nu het gebouw er staat : er kroop Essens, provinciaal en Vlaams belastinggeld in, en daaruit moet een zo groot mogelijke maatschappelijke meerwaarde worden gehaald.  En tenslotte hoop ik dat de creativiteit, de energie en  het vernuft dat in deze hal kroop in de komende jaren ook wordt gevonden om de socio-culturele infrastructuur in onze gemeente op peil te brengen.

Magda ? Neen, toch niet.

Magda ? Neen, toch niet.

Gert Raeijmakers is een goede cafébaas.  Toegegeven, dat weet ik niet echt uit eigen ervaring, maar dat ligt niet aan hem.  Ik ben geen groot caféganger.  Nooit echt geweest, maar ook toen ik frequenter aan de toog hing was dat niet zo heel vaak in café Rex; ons “stamcafé” was bij Den Block aan het Heuvelplein.  Maar Martin Soeterbroek deed destijds Rex wel draaien, ook nadat het gebouw in handen kwam van het gemeentebestuur (dat zo het café van de appartementsdood redde).  En toen Martin aangaf dat het voor hem “hoogste tijd” was om te stoppen, nam Gert het café even succesvol over.  Dat zal wel niet altijd gemakkelijk zijn, en verdient dus waardering.

Gert is ook politiek actief.  Vóór zijn overname van Rex zat hij in de gemeenteraad, en nadien werd hij voorzitter van de Essense CD&V.  Op dat vlak is het al helemaal niet aan mij om te oordelen of hij dat goed doet, natuurlijk, maar uit het feit dat hij er nog steeds zit leid ik af dat zijn partij dat wel vindt.  Dat zal ook wel niet altijd gemakkelijk zijn… Ik waardeer iedereen die zich inzet voor de lokale politiek, en als cafébaas is hij ongetwijfeld goed geplaatst om mee de vinger aan de pols te houden in Essen.  Dat is belangrijk.

Maar Rex is wel een gemeentelijk gebouw, en het café is aan hem in concessie gegeven.  Dat betekent dat hij bepaalde regels moet naleven.  In de concessieovereenkomst staat : “De concessiehouder moet zich te opzichte van de klanten onthouden van enige vorm van discriminatie, uitsluiting, beperking of voorkeur omwille van ras, geaardheid, of om ideologische en filosofische redenen.”  Terecht eist het gemeentebestuur dat iemand die een gemeentelijke inrichting uitbaat dat op een neutrale manier doet.  Maar cafébaas Gert kwam daarbij enkele keren in conflict met partijvoorzitter Gert.  Bij de gemeenteraadsverkiezingen, waarvoor hij kandidaat was, hingen er CD&V-affiches in zijn café.  Die werden toen naar verluidt na een melding bij het gemeentebestuur weggehaald.  Maar bij de parlementsverkiezingen hingen ze er opnieuw.  Na een eerste melding werden ze even weggehaald, al vond het schepencollege toen al dat de concessie eigenlijk wél toeliet dat ze er hingen.  Gert bleef, onder meer op Facebook, ook volharden : op vragen over de affiches antwoordde hij staalhard dat hij die daar mocht hangen.  En op de verkiezingsdag kleurde zijn café dus opnieuw oranje.

Eén van de meldingen kwam van mij.  Ik werd er namelijk door kiezers vanuit heel verschillende hoeken (van PVDA en Groen tot Open Vld en N-VA) op aangesproken dat het toch wel vreemd was, die partij-affiches in een gemeentelijk gebouw.  Omdat het schepencollege er blijkbaar niet in slaagde om de concessieovereenkomst juist te interpreteren, stapte ik dan maar naar het Agentschap Binnenlands Bestuur.  Dat ondertussen besliste dat ik uiteraard gelijk heb : de concessieovereenkomst verbiedt het ophangen van partij-affiches in café Rex.  Magda ? Neen, dus.  Dat wist het schepencollege ongetwijfeld zelf ook, er zitten voldoende juristen in.  Maar blijkbaar kwam het politiek net iets te goed uit dat die affiches daar hingen.  Niet netjes.

Maar goed, nu is de knoop dus doorgehakt.  Ik ben blij met die beslissing, omdat ze duidelijkheid schept.  En er hopelijk mee toe bijdraagt dat cafébaas Gert terug het vertrouwen kan winnen van de hele gemeenteraad, en niet alleen van zijn eigen partij.  Het zou jammer zijn dat de uitbating van Rex een politiek vraagstuk wordt, en het café als partijlokaal wordt aanzien.  Daar heeft Rex alvast geen baat bij, en cafébaas Gert zou dat moeten weten.  Terwijl partijvoorzitter Gert buiten het café gewoon zijn ding kan blijven doen, natuurlijk.

Uitverkoop

Uitverkoop

Mijn ouders gaan wat kleiner wonen, binnenkort.  Een belangrijk gevolg daarvan is dat heel wat van de in de voorbije jaren opgestapelde bezittingen niet zomaar mee kunnen.  Ook mijn broer en ikzelf hebben overigens nog wel wat spullen die eigenlijk meer in de weg staan of liggen dan dat ze nut bijbrengen.  Wat mijn moeder ertoe bracht om het idee van een garageverkoop te opperen.  Een kleine privé-rommelmarkt, dus.  Zo gezegd, zo gedaan, en vorige zaterdag verkochten we dus allerlei spullen.  Daar kroop nogal wat voorbereiding in, en ik ben mijn broer bijzonder dankbaar dat hij daarvan een groot deel op zich nam, terwijl ik in Griekenland zat.  Vooral zijn ambitieuze plan om de hele Playmobilcollectie verkoopsklaar te maken getuigde van moed – en overmoed.  Eigenlijk had mijn moeder zo’n 35 jaar geleden moeten zeggen “en nu ruim je dat allemaal netjes op en stop je elk onderdeeltje opnieuw waar het hoort”.  Maar dat deed ze niet.  Ons vertellen dat we daar 35 jaar later spijt van zouden hebben als we er een week in zouden steken om het allemaal wat toonbaar te maken… dat zou wellicht ook geen indruk hebben gemaakt.

En dus besteedde ook ik een aantal uren in het wedersamenstellen van voer- en vaartuigen, woningen en allerlei alaam.  Dat bracht enige nostalgie met zich mee, ook wel omdat ik dus echt wel een zwak voor die Playmobil had destijds, zoals ik hier tien jaar geleden eens beschreef.  En nu nog in de speelgoedwinkel stiekem even kijk hoe mooi het aanbod voor de huidige generatie wel is.  Maar uiteindelijk deed het deugd om te zien dat het werd verkocht aan mensen die het geheel echt een tweede leven willen geven.  Dat de trein waarvan ik vrijdag uittestte of hij nog reed (jawel) mogelijk ook weer echt personen en goederen ter plaatse gaat brengen.  Stipter dan de NMBS, daar twijfel ik uiteraard niet aan.

En eigenlijk is dat het gevoel dat ik aan de hele verkoop overhoud : het is ongetwijfeld leuker -het heeft zelfs iets “therapeutisch”- om te zien dat spullen een nieuwe bestemming krijgen, ook al krijg je er maar enkele euro’s voor, dan om ze gewoon weg te gooien.  We kregen ook best veel volk te zien, wellicht vooral aangetrokken door onze berichten op de sociale media.  Of hoe nieuwe technologieën het gemakkelijker hebben gemaakt om oude spullen te koop aan te bieden…  Overigens niet alleen door de verkoop aan te kondigen, want wat niet werd verkocht gaat uiteraard op enkele tweedehandssites belanden.  En vervolgens toch ook weer op aloude wijze nogmaals te koop worden aangeboden op de Hoekse rommelmarkt op 8 september.

Ik hoop ondertussen alvast dat iedereen die iets heeft gekocht er plezier aan beleefd, of zich toch tenminste niet “bekocht” voelt.

Getongd en geklauwd van keel

Getongd en geklauwd van keel

Op elf juli hing aan mijn gevel een Leeuwenvlag.  Meer in het bijzonder een gele vlag met een zwarte leeuw, rood geklauwd en getongd.  De keuze voor die specifieke versie van de vlag is geen toeval.  Ik heb destijds voor deze vlag gekozen omdat de toenmalige Volksunievoorzitter (neen, het was niet Bert Anciaux) zich in een interview openlijk uitsprak voor het gebruik van de vlag die door de Vlaamse volksvertegenwoordiging (in casu de Cultuuraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement) officieel werd vastgesteld als Vlaamse vlag.  Ik vond en vind het niet onlogisch om, met name op de nationale feestdag, de vlag uit te hangen die door die natie democratisch werd gekozen.  De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vlag die me uiteindelijk werd geleverd iets afwijkt van de vlag die decretaal vastligt, maar laat dat een detail wezen.

Zoals de voorbije dagen ook in de pers werd aangehaald, is er ook een andere variant in omloop : een gele vlag met een zwarte leeuw, waarvan ook tong en klauwen zwart zijn.  Er is een heraldische discussie mogelijk, die voor zover ik begrepen heb tot de conclusie zou kunnen leiden dat voor beide vlaggen historische argumenten bestaan, misschien iets betere voor de variant met rood.  Maar de zwartgeklauwde leeuw is vooral relevant omdat deze door de Vlaamse Beweging met name in de periode na de Eerste Wereldoorlog als “strijdvlag” werd gekozen, de vlag dus waarmee werd opgekomen voor de rechten van de Vlamingen en later voor Vlaamse autonomie (in verschillende varianten, gaande van federalisme tot onafhankelijkheid).  Daarbij speelt mee dat het gebruik van rood de kleuren op de Vlaamse vlag meteen identiek maakt aan die op de Belgische.  Dat is toeval, want de Belgische vlag is geïnspireerd door de kleuren van het voormalige hertogdom Brabant, niet die van het graafschap Vlaanderen.  Maar voor sommigen is de Vlaamse vlag die in 1973 officieel werd vastgesteld te “Belgisch” – dat is dan ook al wel eens over “mijn” leeuw gezegd.

Beide vlaggen hebben zo hun legitimiteit en hun geschiedenis, een beetje vergelijkbaar met de twee vlaggen die in Catalonië worden gebruikt (Senyera en Estelada).  In de praktijk worden de beide Leeuwenvlaggen door elkaar gebruikt, wat gezien hun grote gelijkenis niet onlogisch is.  Wie op elf juli in Essen rondrijdt, zal ze ook allebei tegenkomen; misschien legt de ene daarbij wat meer de nadruk op de weg die Vlaanderen heeft afgelegd en de andere op wat er nog zou moeten gebeuren, maar ook dat verschil zit wellicht niet in het hoofd van elke vlagger of waarnemer.

De beide vlaggen kwamen in de voorbije dagen in het nieuws nadat enkele extreem-rechtse jongemannen het nodig hadden gevonden om enkele jonge vrouwen met een andere mening fysiek te intimideren – een actie waar geen enkele rechtvaardiging voor te bedenken valt, uiteraard.  Zij deden dat onder het embleem van de zwartgeklauwde vlag.  Die werd dan vervolgens door de organisatoren van Pukkelpop als “collaboratievlag” weggezet, en meteen verboden.  Wat tot een polemiek leidde, waarop ik even wil ingaan.  In de eerste plaats om het kernfeit te onderlijnen : los van mijn politieke sympathie (die naar Anuna De Wever en haar mede-actievoerders uitgaat) is het legitiem om van mening te verschillen, maar volstrekt laakbaar en niet te verantwoorden om daar fysieke intimidatie aan te koppelen.  Ik hoop dat daar strafrechtelijk gevolg aan kan worden gegeven.  Maar los van die kernkwestie is het betitelen van de zwartgeklauwde vlag als “collaboratievlag” natuurlijk onaanvaardbaar.  De vlag werd inderdaad door de Vlaamse collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog gehanteerd (vaak in combinatie met de Heel-Nederlandse oranje-blanje-bleu), maar ze kan daar niet toe herleid worden.  Zoals Bruno De Wever terecht opmerkte zou dat hetzelfde zijn als de Belgische vlag als “kolonisatievlag” omschrijven, omdat ze het symbool was waarmee Congo werd gekoloniseerd.  Of de rode vlag van de socialistische beweging als “goelagvlag” omschrijven.  Daarmee is niet gezegd dat bepaalde symbolen en een bepaalde ideologie niet kunnen samenvallen (de nazivlag is de nazivlag), maar hier gaat het om bredere symbolen die niet kunnen worden herleid tot de uitwassen waarvoor ze ook werden gehanteerd.  De zwartgeklauwde leeuw is ook die van het democratische Vlaams-nationalisme en verdient op die basis te worden gerespecteerd.

Het delen van symbolen, ook als is dat ongewild, maakt wel dat het af en toe nuttig en nodig is om het verschil duidelijk te maken, bijvoorbeeld door “afstand” te nemen.  Dag op dag vijf jaar geleden schreef ik hier dat dit al te vaak wordt gevraagd, maar soms moet het dan maar.  Wie tegelijk de zwartgeklauwde leeuw, de democratie en de mensenrechten genegen zijn, moeten noodgedwongen af en toe duidelijk maken dat het soort acties als die van Schild en Vrienden en consoorten niet in hun naam gebeuren – ook al is het niet hun schuld dat dat tuig daarvoor dezelfde vlag gebruikt.  Zoals de hindoe die om religieuze redenen een hakenkruis omhangt noodgedwongen zal moeten uitleggen dat hij niets met de nazi’s te maken heeft, en hun acties uiteraard afkeurt.  Die hindoe kan daar ook niet aan doen, maar het lot is wat het is.