Archief van
Maand: juli 2022

Zevenklapper

Zevenklapper

Zeven talen in zeven dagen.  Dat is de titel van het nieuwe boek van de Nederlandse taaljournalist Gaston Dorren.  Het belooft dat je -als Nederlandstalige met een basiskennis van het Engels, het Duits en het Frans- in zeven dagen zeven talen kan leren lezen : Fries, Deens/Noors/Zweeds en Italiaans/Spaans/Portugees.  Ik heb het boek gekocht omdat ik enkele andere boeken van Dorren gelezen heb, over taal, en die vond ik goed geschreven en interessant.  En ook wel omdat ik het uitgangspunt geloof en tegelijk toch nog intrigerend vond : ik wist natuurlijk wel dat je vaak van een Deense of Spaanse tekst wel iets kan maken als je je bestaande taalkennis toepast.  Maar het leek me interessant om dat basisconcept echt uitgewerkt te zien, en ik vroeg me ook af hoe gemakkelijk of moeilijk het precies zou zijn.

Ik heb het boek uitgelezen, maar niet zoals dat zou moeten.  Ik heb niet echt gestudeerd, en ook niet geoefend.  Ik heb er daardoor niet de “vereiste” 56 uur (7 dagen van 8 uur) ingestoken.  Daardoor heb ik nu wel een idee, maar beoordelen of het echt goed werkt, weet ik niet.  Ik heb wel veel interessante dingen gelezen over de zeven betrokken talen, en uiteraard een aantal zaken opgestoken die me gaan helpen wanneer ik de volgende keer probeer om een Italiaanse of Zweedse tekst te doorgronden. Of om te begrijpen waar een Spaanse of Italiaanse spreker het over heeft, want bij duidelijk en “officieel” taalgebruik (op een conferentie of zo) werkt het wat mij betreft in die talen ook voor de gesproken taal redelijk goed.  In het Portugees of Deens moet je daar dan weer niet aan denken.

Het boek probeert echt zo veel mogelijk te puren uit de taalkennis die veel Nederlandstaligen al hebben, en focust daarbij op patronen waarmee verbanden tussen talen kunnen worden gelegd.  Dat doet het taalonderwijs naar mijn aanvoelen veel te weinig : kapitaliseren op wat degene die de taal leert al weet.  Zo ben ik nog steeds de leraar Frans dankbaar die in één van zijn eerste lessen tussendoor uitlegde dat een accent circonflexe vaak staat op een plek waar in andere talen een s stond.  Wie weet wat een “venster” is, zal zo toch eenvoudiger begrijpen wat “fenêtre” betekent.  Dat helpt.  En dat een Nederlandse v vaak overeenkomt met een Engelse f is informatie die mensen die één van beide talen leren en de andere kennen kan helpen, maar die ik voor wat het Engels betreft, en mijn vraag voor het Nederlands, nooit in de les te horen kregen.

Het is met dat soort informatie, met een zo vereenvoudigd mogelijke grammatica en met allerlei wetenschappelijk verantwoorde of net uiterst praktische tips en tricks dat Dorren probeert om de lezer in één ruk zeven talen aan te leren.  Zoals hij zelf stelt had hij er ook nog het Afrikaans en het Catalaans bij kunnen nemen, maar veel andere talen kwamen niet meer in aanmerking – tenminste als je de grens tussen taal en dialect trekt waar dat meestal gebeurt.  Buiten de Germaanse en Romaanse talen zijn er sowieso geen die in aanmerking komen, en binnen die groep zijn Roemeens of IJslands wellicht te hoog gegrepen.  Maar zeven is al een mooi getal, uiteraard.  Wie het wil proberen, of gewoon een interessant boek over taal wil lezen, kan dus hier terecht.

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Een zichzelf respecterende nationale gemeenschap heeft één (of enkele) nationale feestdagen nodig.  Daarvoor moet dan een datum worden gekozen.  Dat gebeurt dan op basis van een historische aanleiding.  Maar het belang daarvan moet niet overschat worden : het belangrijkste is om de gemeenschap, de natie, te vieren.  De precieze dag is eigenlijk een kwestie van toeval, en de historische gebeurtenis mag het feest niet overschaduwen.  Het feit dat er op 14 juli 1789 in de Bastille alleen wat kleine criminelen opgesloten zaten, die daar beter zouden zijn gebleven, of zelfs de vaststelling dat de Franse Revolutie een aantal jaren later de opmaak bleek voor een onvervalste dictatuur, doet geen afbreuk aan de Franse feestvreugde op 14 juli.

De Belgische nationale feestdag is ook al een rariteit : veel bureaucratischer dan een “eedaflegging” wordt het niet.  Van een toevallige koning, die de Belgische troon boven de Griekse verkoos – anders hadden ze in Athene misschien 21 juli moeten vieren.  Hoe die datum tot stand kwam, is wellicht ook een totaal toevallige beslissing.  Ik beeld me in dat er in het Voorlopig Bewind een agendapunt “eedaflegging” was, met het voorstel voor de 19e juli.  Maar één of andere baron moest die dag al naar receptie bij een collega, dus dat kon niet.  En op 20 juli verjaarde de vrouw van een andere notabele.  Tegen de 21e had niemand bezwaar.  Welaan dan.

Nu ik het toch al over Griekenland had… Eén van de nationale dagen aldaar is 28 oktober.  Die datum is gekozen door… Benito Mussolini, die net op die dag besloot om het land binnen te vallen.  Om vervolgens een luid “όχι” te horen te krijgen, gevolgd door een flink pak slaag dat pas ophield toen zijn goede collega Adolf Hitler tussenkwam.

En Vlaanderen viert 11 juli.  Het is uiterst terecht dat Vlaanderen een nationale feestdag heeft vastgelegd.  Daarvoor moet dan een dag worden gekozen.  Dat  had bijvoorbeeld de eerste zitting van het Vlaams Parlement, of één van de formele of historische voorlopers kunnen zijn.  Maar 11 juli had in Vlaanderen een grotere traditie, en dus viel de keuze terecht daarop : er is geen reden om een andere dag te kiezen als er al één is.  De precieze aanleiding daarvoor is zo goed als elke andere : de in 1302 bij Kortrijk gewonnen slag tegen de Franse koning.  Als je dieper gaat graven, dan is dat natuurlijk niet zo’n perfecte keuze, net zoals de inname van de Bastille dat niet is.  De slag was min of meer een Pyrrusoverwinning, en aan beide kanten stonden strijders die we vandaag als Vlaming zouden omschrijven (en overigens eveneens anderen die we vandaag Walen zouden noemen) – en in het grootste deel van het Vlaanderen van vandaag, in Antwerpen, Mechelen of zeker Limburg zal de slag niet veel belangstelling hebben opgewekt.  En dat is geen enkel probleem : 11 juli is de Vlaamse feestdag, los van de realiteit van de Guldensporenslag.  Net daarom vind ik het jammer dat al te vaak veel moeite wordt gestoken in het toch maar verbinden van de wereld van vandaag met die van 1302, in navolging van vooral Hendrik Conscience.  Daarmee doen we noch de opstandelingen van destijds, noch de Vlamingen van vandaag een plezier.  Op 11 juli vieren we het Vlaanderen van vandaag – en ook wel een beetje dat van gisteren en van morgen.

In Essen werd de viering van die 11e juli een aantal jaren geleden omgedoopt tot “’t Park Zomert”.  Dat gaat dan over het Park achter de Oude Pastorij, waar niemand eigenlijk ooit als “het park” naar verwijst.  Zomeren deed het er dit jaar wel, en de keuze voor de muziek van Boudewijn De Groot als hoofdact aan de Pastorij was alleszins een voltreffer.  De Groot, en daarmee ook tekstschrijver Lennaert Nijgh,  is voor mij mogelijk één van de allergrootsten uit de Lage Landen – die tegelijk poëet en protestzanger kon zijn en die met het Land van Maas en Waal ook het alternatieve Groot-Nederlandse volkslied vertolkt.  Dat jammer genoeg niet gespeeld werd in Essen, waardoor 11 juli er helemaal zonder volkslied voorbij ging.  Dat zal de Fransen op de 14e dan weer niet overkomen.

Index librorum prohibitorum

Index librorum prohibitorum

Een voorstel doen in de gemeenteraad en dat dan bij de stemming zien sneuvelen, het is niet meteen een nieuwe ervaring voor mij.  In mijn eerste gemeenteraad overkwam het me al.  Dat is geen reden om het om te geven.  Overigens, dat voorstel dat toen die eerste keer sneuvelde werd later gewoon uitgevoerd.  Te vroeg gelijk gehad, heet dat dan.

Dat zal nu onvermijdelijk ook zo zijn.  Het voorstel van Kevin en van mij (en eerlijk is eerlijk : het idee kwam van hem) op de gemeenteraad van juni vroeg om de subsidies van de Essense verenigingen te indexeren.  Dat gaat onvermijdelijk gebeuren.  Maar wanneer ? Wat ons betreft liefst meteen, want de extra kosten voelen de verenigingen nu.  En die komen bovenop het leed dat in de voorbije twee jaar door corona werd veroorzaakt.  We vonden een elegante manier om die onmiddellijke aanpassing technisch te vertalen door gewoon alle bedragen “automatisch” aan te passen.  Zo werken heel wat indexeringsmechanismen, maar de rechtstreekse inspiratie haalden we gewoon bij de collega’s van CD&V en Vooruit.  Die hebben de voorbije jaren alle retributies die de gemeente heft ook van een automatische indexclausule voorzien.  Tot verbazing van de burgemeester zelf, die er in de gemeenteraad van overtuigd bleek dat de tarieven voor infrastructuur waar de verenigingen gebruik van maken niet geïndexeerd worden.  Anne vond het bewijs van het tegendeel zowaar in de stukken van de vergadering terwijl die nog aan de gang was.  Dus : de inkomsten van de gemeente worden geïndexeerd.  Niet alleen de retributies, maar eigenlijk zo goed als alle inkomsten, want door de inflatie stijgen ook de belastinginkomsten in de praktijk automatisch.

Maar CD&V en Vooruit weigerden het voorstel.  Ze kondigden wel aan dat ze het later, bij de opmaak van het Meerjarenplan, opnieuw gingen bekijken.  In december dus wellicht.  Daarmee lopen ze achter de feiten aan, en dan is minstens een deel van het leed al geleden. Waarom toch ? De beslissing om de indexaanpassing niet door te voeren maar ze samen met het Meerjarenplan te bekijken klonk overigens zéér bizar omdat tijdens dezelfde raad twee fikse budgetverhogingen werden voorgelegd door CD&V en Vooruit zonder dat de inpassing in hetzelfde Meerjarenplan duidelijk werd.  Daarbij ging het over véél grote bedragen.

Eigenlijk blijft er maar één reden over waarom ons voorstel niet gewoon werd goedgekeurd : we mochten niet “scoren”.  Dat wij daar het slachtoffer van zijn, tot daaraan toe – al ben ik ervan overtuigd dat de mentaliteit in de politiek dat het belangrijker is dan een ander niets realiseert dan zélf iets te kunnen doen op termijn dodelijk is voor de democratie.  Maar moest dat echt ten koste van de verenigingen gaan ?

De voorbije dagen ontdekte ik overigens een advies van de Vlaamse Jeugdraad dat ons voorstel ondersteunt.  En daarmee ingaat tegen de Vlaamse regering.  Terecht.  Soms hebben politici gelijk, soms hebben ze ongelijk.  Dat hangt niet altijd met hun partij samen.  Ook dat zouden we af en toe wat meer moeten durven zeggen.

Bye bye Boris

Bye bye Boris

Boris Johnson stapt op.  Na iets meer dan een dag ongekend politiek drama.  De voorbije maanden en weken was al duidelijk geworden dat hij niet eenvoudig weg te krijgen was : het ene schandaal na het anderen, een nipte vertrouwensstemming, verloren tussentijdse verkiezingen… het leek hem allemaal niet te deren.  Maar het bleken uiteindelijk druppels die de emmer vulden, en plots liep die over.  Het ontslag van topministers Javid en Sunak leidde tot een lawine van ontslagen binnen de regering.  Op een bepaald ogenblik schreven vijf regeringsleden zelfs een gezamenlijke ontslagbrief, wellicht om papier te besparen.  Johnson benoemde vervangers, maar toen de vertrekken sneller bleken te gaan dan hij nieuwelingen kon benoemen trok hij uiteindelijk de onvermijdelijke conclusie en kondigde zijn vertrek aan.  Maar niet onmiddellijk, want eerst moet er een vervanger gevonden worden.  Daarmee houdt hij een slag om de arm, en het blijft spannend om te zien hoe dat de komende dagen zal uitpakken : heel wat van zijn partijgenoten willen zo snel mogelijk van hem af, wegens een totaal verlies van alle geloofwaardigheid.

De opstap is uiteraard opmerkelijk voor een eerste minister die in 2019 zijn partij naar een zeer ruime verkiezingsoverwinning leidde.  Maar al bij al is hij ook weer niet zo verrassend : eigenlijk wist iedereen dat Johnson het niet zo nauw neemt met de waarheid, zich niet verlaagt tot het instuderen van dossiers en altijd denkt dat hij daar dan wel mee wegkomt.  Dat is hem eigenlijk sinds 2016 ook voortdurend gelukt, maar de kruik gaat zo lang te water tot ze breekt.  Sinds 2016 inderdaad.  Johnson schreef toen krantencolumns.  Het verhaal gaat dat hij in de aanloop naar het referendum over de Brexit twee teksten had voorbereid : één om uit te leggen waarom hij wilde dat het Verenigd Koninkrijk in de EU zou blijven, en één waarin hij pleitte voor de uitstap.  Op het laatste besliste hij die tweede versie te publiceren, werd daarmee de feitelijke aanvoerder van het Brexitkamp en zette de weg in naar Downing Street 10.  Redelijk cynisch, en dat cynisme bleef hij volhouden : toen Theresa May een akkoord voorbereidde met de EU over Noord-Ierland verwierp hij dat genadeloos.  Hij koos voor een andere piste en loog dat die niet tot grensformaliteiten tussen Noord-Ierland en Groot-Brittanië zou leiden.  Hij sloot een akkoord met de EU en bestempelt dat nu als een slecht akkoord, dat heronderhandeld moet worden.  Wat de EU uiteraard niet zo ziet zitten : pacta sunt servanda heet dat.

Johnson was geen slechte burgemeester van Londen, maar achteraf blijkt dat hij ook daar een rolletje speelde om zo snel als dat hem goed uitkwam zijn liberale opvattingen in te ruilen voor een autocratische stijl.  Met hem verdwijnt -na Trump- opnieuw minstens tijdelijk een populistische bedreiging in een grote westerse democratie, maar uiteraard is het gevaar daarmee lang niet geweken.  Bovendien laat dit soort bewind onvermijdelijk sporen na, in de manier waarop politiek bedreven wordt, maar ook in het eruit resulterende beleid.  Zo zijn de recente beslissingen van het Amerikaanse Hooggerechtshof ondenkbaar zonder de door Trump benoemde rechters, en blijft de manier waarop Brexit vorm kreeg -en het risico dat het vroeg of laat tot een stevig handelsconflict komt tussen de EU en het VK- een gevolg van de aanpak van Johnson.  Nu we ons terecht sterker wapenen tegen externe bedreigingen -zie Poetin- moet het denkproces over interne bedreigingen ook opgevoerd worden : hoe versterken we de democratie en de rechtstaat en verminderen we de kwetsbaarheid voor (rechts, links en nog andersoortig) extremisme en populisme ? Net zoals we overigens nog steeds rekening moeten houden met Trump blijft Johnson ook na zijn vertrek uit Downing Street 10 daarbij jammer genoeg een factor.  Waarbij we niet mogen vergeten dat hij wel heel wat gemeen heeft met Trump, maar wel een héél stuk intelligenter is.  Bye bye Boris… for now.

Terug in de tijd

Terug in de tijd

Bokrijk.  Het moet zo’n jaar of 40 geleden zijn dat ik het openluchtmuseum nog had bezocht.  En mijn vrouw was zelfs nog nooit in (de Vlaamse kant van) Limburg geweest.  Dus boekten we een weekendje Hasselt met een bezoek aan Bokrijk.  De huisjes die er stonden beantwoordden aan mijn verwachtingen, al bleek het stuk “Haspengouw” in restauratie.  De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat het uiteindelijk toch vooral de Kempen zijn die het best in beeld worden gebracht in het domein – en dat zeg ik niet alleen als Kempenaar.  Met name Oost- en West-Vlaanderen komen er daarentegen redelijk bekaaid vanaf – voor wie een volledig beeld van Vlaanderen wil zoals het er pakweg 100 à 150 jaar geleden uitzag volstaat Bokrijk dus eigenlijk niet.  Dat neemt niet weg dat het een prachtig domein blijft.  Ik was eigenlijk vooral onder de indruk van de (moes)tuinen, de planten en de dieren.  Er moet ongelooflijk veel werk kruipen in het onderhouden van al die flora en fauna, maar die maakt natuurlijk – samen met allerlei activiteiten en ambachten – dat het domein blijft leven.  Alleszins een bezoek meer dan waard, en best iets frequenter dan om de 40 jaar.

De rest van het weekend brachten we dus in Hasselt door.  Ook daar was ik eigenlijk nog nooit echt lang geweest.  Het imago van zeer gezellige stad werd alleszins bevestigd, al droeg het zonnige weer daar ongetwijfeld ook veel aan bij.  En het zeer verkeersvrije centrum, waar veel andere plekken in Vlaanderen nog iets van kunnen leren.