Archief van
Maand: april 2013

Essen in Beeld beweegt

Essen in Beeld beweegt

Terwijl u naar Familie, Thuis, Terzake, de Champions League of Komen Eten keek, heb ik bij wijze van primeur de compilatie van Essen beeldmateriaal die we met Essen in Beeld in samenwerking met de vzw Kobie hebben gemaakt naar mijn tv-scherm gestuurd. Rudi en ik doorworstelden heel wat uren beeldmateriaal, dat al langer of pas recent in het bezit kwam van het gemeentebestuur en/of de Erfgoedstichting Heidebloempje. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat Rudi heel wat meer uren bekeek dan ik – hoewel ik enkele weekends geleden op één namiddag meer carnavalstoet heb gezien op het scherm dan de voorbije jaren in de straten. En Steven Stragier van de communicatiedienst van de gemeente maakte er een zeer mooi geheel van.

Dat ik dus als eerst het geheel gezien, en ik weet daarom heel zeker dat al wie komende donderdag (20u, Oude Pastorij) of volgende week dinsdag (14u, LDC ’t Gasthuis) komt kijken daar geen spijt van zal hebben. De beelden van 1931 en die uit 1980 blijven uniek, en heel wat materiaal uit de tussenliggende periode werd behalve door Steven, Rudi en nu door mij wellicht in geen jaren door zo goed als niemand meer bekeken.

Heel wat beelden komen uit de jaren 1970. Wat mij nog het meest bijblijft is hoe alles zo lijkt te “kloppen” : Herman Suykerbuyk is de burgemeester, Jan Verstraelen blijft mijnheer de deken, Jan Dekkers is de enige échte prins carnaval. En de straten zien eruit zoals ze zijn, zonder gebouwen die er eigenlijk nooit hadden moeten staan. Veel van de beelden zijn gemaakt vóór ik geboren was, en toch roepen ze een soort nostalgie op die onvermijdelijk aan “Het Dorp” van Wim Sonneveld doet denken.

Voor mij smaakt het alvast naar méér. Ik heb beelden niet geselecteerd die er ook in hadden gekund. Soms heb ik te drastisch geknipt, een enkele keer had ik de schaar een beetje eerder moeten laten vallen. En er moet nog meer materiaal zijn. Zoals bij elke film wordt er vóór de première al aan de sequel gedacht. Maar voor we zo ver zijn is het eerst aan u om te oordelen, als u dat wil – sommige sequels worden immers beter niet gemaakt. Tot donderdag ?

60° Noord

60° Noord

De vierjaarlijkse regionale conferentie van de ILO ging door in Oslo. Ik heb niet zoveel feeling met die Internationale Arbeidsorganisatie, al besef ik wel dat de meerwaarde buiten Europa veel groter is dan op dit continent, zodat mijn Europese bril mijn oordeel vertekent. De regionale conferentie is bovendien een wat vreemde constructie. Ze brengt in theorie 51 landen samen, maar eigenlijk groepeert ze de EU, Rusland, Turkije en wat landen die sterk bij die laatste twee aansluiten. Waarbij de EU-structuren zo sterk uitgebouwd zijn, en het interne EU-debat zo intensief en breed is, dat de Unie de conferentie aan de ene kant domineert en aan de andere kant ook leegzuigt : de discussie binnen de EU voeren we immers beter op ons eigen terrein.

Maar het blijft interessant om de ILO in werking te zien, en het feit dat de organisatie zich de voorbije jaren als gesprekspartner voor het IMF, de G20 en de OESO heeft gevestigd, maakt dat vooral de echo’s van het mondiale debat toch interessant waren. Ook al omdat zowel IMF als OESO sterk aanwezig waren. Zodat ik de voorbije twee weken ook twee keer de oud-premier tegen het lijf liep, eerst in Parijs en daarna in Oslo. Ik vrees dat hij niet wist dat er daar in het noorden een café bleek te zijn waar in de bierkaart de afdeling “Westvleteren” een heel blad besloeg, met verschillende jaargangen. Wie weet wat alcohol in Noorwegen kost (onder de 10 EUR heb je nergens een glas wijn), kan zich iets inbeelden bij de prijs van een Westvleteren uit 1997 !

Wie hier af en toe iets leest, zou kunnen weten dat ik altijd graag in Noord-Europa kom. Dat de zon er ook was, maakte het extra leuk om eens opnieuw rond te kijken in de stad waar ik tien jaar geleden al eens was. Het blijft een mooie, moderne “no nonsense” stad. Maar die wel getekend is door wat Anders Breivik er enkele jaren geleden aanrichtte. Het gebouw waarop hij een aanslag pleegde staat er nog bij als toen, maar vooral de zeer on-Scandinavische politie-aanwezigheid maakt duidelijk dat hij zijn land veel pijn heeft gedaan. Al bleef gelukkig de Noorse basishouding van redelijkheid en openheid bewaard.

In Memoriam

In Memoriam

Ludo Boden, oud-voorzitter van het Essense OCMW en oud-schepen is overleden. Ik leerde hem kennen als schepen van financiën in de legislatuur 1994-2000, toen we met de VU deel uitmaakten van de meerderheid. Eerlijk gezegd kon ik moeilijk hoogte van hem krijgen. Mij inzicht verschaffen in de gemeentefinanciën was alleszins niet zijn eerste doelstelling. Dat heb ik dan maar zelf uitgezocht. Vanaf een bepaald moment begreep hij volgens mij wel dat ik minstens een deel van het verhaal door had. Maar van zijn gezicht viel nooit zoveel af te lezen.

Eigenlijk heb ik hem vooral in de legislatuur daarna leren waarderen. Hij was geen schepen meer, en verliet na een tijd ook de CD&V-fractie. Hij ging niet echt oppositie voeren. Meestal stemde hij stilzwijgend met de meerderheid mee. Maar als hij wél tegen was, dan kon hij met één vernietigende zin veel meer schade aanrichten dan de hele “echte” oppositie samen. Bovendien zag hij in die zes jaar ook de verhaalbelasting verdwijnen, waartegen hij altijd wad opgekomen.

In 2006 deed hij niet meer mee aan de verkiezingen. Maar ik werd verkozen, en enkele keren kruisten de dossiers die hij opvolgde die waarmee ik bezig was. En zo mocht ik in enkele contacten een geëngageerd man met een grote kennis ontmoeten, die hij onder meer als voorzitter van de Wildertse kerkfabriek en het centraal kerkbestuur nuttig gebruikte. En die in zijn contacten met het lokale bestuur virtuoos de kunst van het slaan en het zalven bleef beheersen.

Ludo was een politicus uit een vorige generatie. Een product van de verzuiling, en van een dorpspolitiek die de mijne niet is. Maar hij was vooral een goed mens. En hij volgde de Essense politiek nog van nabij, zodat hij dit oordeel wellicht had kunnen waarderen : nu ik de gemeentefinanciën wat langer en intenser heb gevolgd, ben ik tot het besluit gekomen dat hij de Essense kas relatief goed beheerde. Niet roekeloos, maar ook niet te voorzichtig.

Essen, en zijn Wildert, zullen hem missen.

Geen bal

Geen bal

Ik heb niet zo veel met voetbal, ook al heb ik via mijn genen een dosis van het spel meegekregen. In die mate dat mijn vader me bij mijn geboorte beloofd heeft aan zijn toenmalige club – voor het geval ik ooit zou gaan “shotten”. Die optie is nooit gelicht. En ik weet wel wat de Champions League is, maar zou niet zomaar kunnen zeggen wie er vorig jaar heeft gewonnen. Ik weet ook wie Messi is, maar zou hem op een foto ook niet meteen herkennen.

De Essense clubs ken ik natuurlijk ook. Maar ik ben nog nooit naar een wedstrijd van hun eerste elftallen geweest. Ik weet wel ongeveer op welk niveau ze spelen, maar om ze meteen in de juiste klasse of bij de juiste tegenstanders te plakken zou me niet zomaar lukken. Voetbal en ik, het wordt wellicht nooit iets.

Toch hebben de Essense voetbalclubs me de voorbije weken overtuigd dat er een probleem is, dat moet worden aangepakt. Misschien wel net omdat het probleem geen bal, of toch weinig, met voetbal te maken heeft. Maar alles met sociaal kapitaal. De clubs zorgen voor een zinvolle vrijetijdsbesteding voor heel veel jeugdspelertjes. Ze draaien op vrijwilligerswerk, maar krijgen dat financieel niet meer rond.

Dat heeft helemaal niets te maken met hun eerste elftallen, die het geld zouden opslokken – en dat is een belangrijke “klik” die ik heb moeten maken. Maar ze hebben mij ervan overtuigd. Die eerste elftallen kunnen me overigens nog steeds gestolen worden. Ik kan aannemen dat ze een beetje het cement zijn dat de clubs samenhoudt, maar ik denk dat hun rol anders kan en moet worden ingevuld. Maar dat verandert niets -geen bal, want die metafoor is in dit stukje wel heel verleidelijk- aan de rest van het verhaal. Wie denkt dat hét schrappen van de (overigens absurde) vergoedingen per gewonnen punt geld zou opleveren voor andere zaken, maakt een redeneerfout. Als de gemeente morgen geen GFT-stickers meer laat drukken, dan valt die rekening ook weg, niet ? Ze moeten van die vergoedingen af (en wij ook van die stickers), maar dat heeft geen verband met dit verhaal.

Eigenlijk klopt het niet eens wat ik hier zeg. Het probleem heeft namelijk wél te maken met de eerste ploegen. Vroeger haalden de clubs namelijk inkomsten uit hun eerste elftal, die dan naar de jeugdwerking konden vloeien. Dat “vloeien” mag je redelijk letterlijk nemen, want het liep vooral via de kantine. Dat is niet langer het geval. Daarnaast liepen ook de inkomsten binnen de jeugdwerking zelf terug. Zoals overal in het vrijwilligerswerk : voetbal en jeugdbeweging zijn niet meer de enige aanbieders op de markt, ouders werden kritischer, mondiger én minder betrokken, de vrijwilligers zelf werden selectiever in hun inzet.

Op zich hoeven dat geen slechte evoluties te zijn, en de klok proberen terug te draaien heeft weinig zin. Maar het wreekt zich vooral langs financiële kant, met name op de infrastructuurkosten. De Essense voetbalclubs hebben het geluk en de pech dat ze zelf eigenaar zijn van hun terrein. Als de geschiedenis te herdoen zou zijn, dan zou het beter zijn geweest dat ze allemaal op gemeentelijke velden zouden spelen. Maar zo is het niet gelopen. Toch is hun infrastructuur de facto wel een stuk publieke ruimte. Het is daarom niet onlogisch dat de overheid tussenkomt in het “gebruikstarief” en het onderhoud van die ruimte.

Daarvoor moeten we de komende weken naar goede oplossingen zoeken. Rechtvaardig tegenover de andere sportverenigingen, en bijvoorbeeld ook tegenover het jeugdwerk. Maar niet kortzichtig en op basis van clichébeelden die de realiteit ontkennen, en die niet zien dat het voetbalspel zelf maar een voetnoot is in dit verhaal. Waarbij ik er overigens van overtuigd ben dat een fusie van de clubs een stuk minder synergie zou opleveren dan het zou kunnen lijken – ook al omdat die per definitie alweer vooral op de eerste elftallen zou focussen. Al zou ik de piste op termijn ook weer niet uitsluiten.

Uiteindelijk is voor mij de doelstelling dat de vrijwilligers in de clubs veel minder met financiële zorgen bezig moeten zijn, en veel meer met het creëren van een degelijke, warme, sportieve werking voor hun spelertjes. Dat maakt het de moeite waard.

Ik zie me dus nog niet meteen mijn “geboorterecht” op een aansluitingskaart uitoefenen – ook al omdat de belofte niet eens om een Essense club ging. Maar voor een stevige herdenking van het (jeugd)voetbalbeleid wil ik me alvast wel inzetten.