Archief van
Maand: maart 2021

Overbelasting

Overbelasting

Vorig jaar werden in Essen de belastingen op tweede verblijven verhoogd.  Essen is Knokke niet, dus om de gemeentekas te spijzen was dat niet meteen nodig.  Maar de verhoging hing samen met een verhoging van de belasting op leegstand.  De bedoeling was om te vermijden dat leegstaande woningen als “tweede verblijf” zouden worden geherkwalificeerd, en dan aan de belasting zouden ontsnappen.  We keurde die verhoging mee goed, maar zagen iets over het hoofd, en bij een nieuwe bespreking bracht ik aan dat de échte tweede verblijven op die manier onterecht een hogere belasting kregen opgelegd.  Dus werd er op mijn voorstel besloten om in de weekendzone, de “zone voor verblijfsrecreatie”, een minder hoge belastingverhoging toe te passen – nog steeds een belastingverhoging, overigens.  Die zone is immers net bedoeld voor tweede verblijven !

Maar ik had niet ver genoeg nagedacht : de “zone voor verblijfsrecreatie” is alleen het deel dat nog steeds weekendzone is, niet het deel dat tot “Woonbos” werd omgevormd – het “woongebied met bosrijk karakter”.  Ook daar zijn er tweede verblijven, natuurlijk.  Van mensen die nooit de bedoeling hadden om daar permanent te gaan wonen.  Mensen die zich aan de regels hielden, en dus geen vragende partij waren voor de regularisatie tot “Woonbos”, maar die wel met de gevolgen opgescheept zitten.  Zoals de planbaten, de meerwaardebelasting die ze moeten betalen.  En nu dus met de verhoogde belasting op tweede verblijven.  Onrechtvaardig, want het gaat even goed om legitieme “tweede verblijvers” dan in de weekendzone.  Ik bracht het probleem een paar keer aan in de commissie, en kreeg te horen dat het “toezicht”, de Afdeling Binnenlands Bestuur van de Vlaamse Overheid, een nieuwe uitzondering alleen zou aanvaarden als die goed gemotiveerd zou zijn.  Er werd nooit gezegd dat een nieuwe uitzondering uitgesloten zou zijn, er werd nooit tegengesproken dat de nieuwe situatie niet rechtvaardig is.  Wel kreeg ik te horen dat er maar een beperkt aantal klachten waren.  Niet zo verwonderlijk, want de verhoging gebeurt trapsgewijs; volgende jaar komen er meer klachten, en het jaar daarna nog meer.  Wedden ?

Hoewel er dus volgens mij voldoende redenen waren om het reglement aan te passen, gebeurde er niets.  Dus besloot ik om zelf het reglement te herschrijven en als voorstel in te dienen voor de gemeenteraad van gisteren.  Financieschepen Dirk Konings (CD&V) antwoordde met dezelfde verwrongen logica als in de commissie : er waren geen klachten, en het toezicht zou de wijziging niet aanvaarden zonder grondige argumentatie.  Mijn voorstel bevatte een grondige argumentatie, lijkt me.  Er was alvast niemand in de raad die ze heeft proberen die te weerleggen.  Toen ik dan maar vroeg om het goed te keuren en te wachten tot het toezicht zou reageren, bleek dat ook niet goed.  Het voorstel mocht niet doorgaan.  Waarom is me nog altijd niet duidelijk.  Maar het werd weggestemd, wellicht ook zonder dat de meeste raadsleden van de meerderheid wisten waarover het ging.  Dat geldt alleszins voor de voorzitter, die eerst de unanieme goedkeuring afkondigde om dan op zijn vingers te worden getikt door zijn fractievoorzitter, om vervolgens vrolijk tegen te stemmen.

Overigens weet ik exact hoeveel kiezers ik met mijn voorstel heb “bediend” : geen enkele, want wie in Essen een tweede verblijf heeft, die woont hier niet.  Daar moest ik het dus niet voor doen.  Toch ben ik blij dat ik het geprobeerd heb : onrechtvaardig is onrechtvaardig, en dat principe was me het werk wel waard.

200 jaar later

200 jaar later

Εάν αποσυνθέσεις την Ελλάδα, στο τέλος θα δεις να σου απομένουν μια ελιά, ένα αμπέλι κι ένα καράβι. Που σημαίνει: με άλλα τόσα την ξαναφτιάχνεις.

Οδυσσέας Ελύτης

Vandaag viert Griekenland de 200e verjaardag van zijn onafhankelijkheid.  Of eigenlijk van het begin van de opstand tegen het Ottomaanse Rijk.  Een symbolisch begin dan nog, want de Grieken kenden en lange traditie van opstand tegen de Ottomanen, die rond de jaren 1920 verhevigden en uiteindelijk succesvol zouden worden.   De dag van Maria Boodschap in 1821 werd vooral gekozen om zo de religieuze betekenis (de aankondiging van de geboorte van Christus) te doen samenvallen met de nationale betekenis van de opstanden voor de Grieken.  Ze leidde dankzij steun van Frankrijk, Groot-Brittanië en Rusland eind jaren 1820 tot de vorming van een eigen Griekse staat – voor het eerst sinds de val van Constantinopel in 1453.  Een staat die in 1828 door de Ottomanen werd erkend, en in 1832 ook formeel door het Congres van Londen.  In de geest van de tijd werd een koning gezocht, en nadat ene Leopold van Saksen-Coburg had geweigerd (hij vond een andere baan in Brussel) bedankte ook Frederik der Nederlanden voor de eer.  Zodat er toch nog een Duitser met de kroon ging lopen, met name Otto van Beieren.  Puur dynastiek bekeken een goede zet van Leopold, want het Belgische koningshuis bleek alleszins stabieler dan het Griekse, waar de koningen kwamen en gingen op het ritme van een bewogen geschiedenis waarbij het land uitbreidde en (na de “Klein-Aziatische Catastrofe” van 1921-1922 ook weer inkrimpte – toen de pas verworven gebieden in Klein-Azië verloren gingen en anderhalf miljoen Grieks-Orthodoxen Turkije moesten verlaten (en een half miljoen Turkse moslims uit Griekenland moesten vertrekken).  Het huidige grondgebied kwam pas definitief vast te liggen in 1947, toen Italië de eilanden van de Dodekanesos (met Rhodos als grootste eiland) aan Griekenland afstond.  Voor wie graag meer leest over de opstand, en over Griekenland in het algemeen, kan ik over de “Parakalo”-blog aanraden.

Vandaag wordt dus de 200e verjaardag gevierd.  Met een militaire parade, zoals altijd op 25 maart, maar die vandaag natuurlijk wat extra aandacht kreeg, ook al hield Corona de toeschouwers weg en bleek het meest constante attribuut in de verschillende kleurrijke militaire uniformen het mondmasker.  Met een galadiner waarbij Prins Charles (die Griekse grootouders heeft) en vertegenwoordigers van Frankrijk en Rusland aanzaten.  En met de heropening van de Nationale Pinacotheek, een gebouw waar ik de voorbije jaren vaak voorbij ben gekomen – het ligt tussen de plek waar de bus stopt vanuit de luchthaven en het huis van mijn vrouw in Athene.  Ik heb het de voorbije jaren alleen verstopt achter panelen gezien – het museum was dan ook zeven jaar gesloten, nadat er een schilderij van Picasso uit ontvreemd werd.  Ik zal moeten opletten bij een volgend bezoek, want de panelen waren een herkenningspunt.  Maar ik kijk wel uit naar een bezoek aan het museum, ook al omdat de collectie enkele Vlaamse meesters bevat.

De 200e verjaardag komt er op een ogenblik dat de spanningen met Turkije opnieuw oplopen.  Het is ook de relatie met die buur (nochtans mede-NAVO-lid) die -in combinatie met de zeer maritieme ligging- verklaart waarom Griekenland er in verhouding een erg groot leger op nahoudt.  Naar mijn gevoel kijkt Europa te veel weg van de Turkse provocaties en verdienen Griekenland en Cyprus een wat krachtiger houding, waar vooralsnog eigenlijk alleen de Franse president Macron toe bereid blijkt.  De Griekse en Cypriotische grenzen zijn de EU-grenzen, onze grenzen dus, ook als ze tussen Kastellorizo en Kas liggen (een half uurtje varen met een klein bootje).  Al moet ik erbij zeggen dat hetzelfde wat mij betreft geldt voor Rusland, waar de Baltische staten en Polen terecht óók een wat strakkere lijn zouden willen trekken, en waar de historische banden de Grieken dan weer wat tegen houden om hen daarin te volgen.

Ook economisch komt de 200e verjaardag op een moeilijk moment, want net nadat de heropleving na de diepe financiële crisis (waarbij op een bepaald moment de Griekse uittrede uit de euro dreigde) werd ingezet sloeg Corona toe, waarbij uiteraard de belangrijke toeristische sector zwaar werd getroffen.  En een heel reeks structurele problemen dreigen ook de komende jaren de heropleving niet te vergemakkelijken.

Toch straalt de 200-jaarviering zelfverzekerdheid en vertrouwen in de toekomst uit.  Terecht, want Griekenland moet het echt niet alleen van een zeer rijk verleden hebben.  Maar wat zou ik anders durven zeggen over het land waar ik nu eenmaal mijn hart verloor, en waar ik heimwee naar krijg als ik er enkele maanden niet ben geweest (zoals nu dus) ? Vooralsnog vieren we dan maar van hieruit mee, met de traditionele kabeljauw met lookpuree op het menu.  Gelukkige verjaardag dus – Χρόνια Πολλά !

Landschap

Landschap

Vooruit dan maar.  Enkele weken geleden dook plots het thema “politieke herverkaveling” weer op in de actualiteit.  Deze keer was het Bart De Wever die wel brood bleek te zien in een brede centrum-rechtse partij, met CD&V, al wie niet te links is in Open Vld en mogelijk enkele VB’ers die er in tegenstelling tot de meeste van hun partijgenoten fatsoenlijke denkbeelden op nahouden (het zou best kunnen dat er zo zijn).  En aan de linkerkant probeert Conner Rousseau zijn partij (die zo niet meer mag heten) te positioneren als een brede linkse verzamelbeweging, met een potentiële reikwijdte van niet-dogmatische PvdA’ers (alweer een zeldzame soort) tot de Open Vld’ers die bij De Wever niet welkom zijn.  Als ze in hun objectieve bondgenootschap zouden slagen, dan blijft Vlaanderen achter met twee grote partijen, een centrum-rechtse en een centrum-linkse, en twee extremistische franjes.

Het is niet de eerste keer dat dit soort ideeën geopperd worden.  Het voordeel zou dan de duidelijkheid zijn, want de kiezer weet waarvoor zij of hij stemt.  De bedoeling is namelijk dat er dan geen coalities meer moeten worden gevormd na de verkiezingen.  Een beetje zoals in Groot-Brittanië, waar de nieuwe eerste minister in principe de dag na de verkiezingen de zaak overneemt.  Daarbij wordt dan vergeten dat elke partij zelf een veel bredere coalitie wordt, waar onvermijdelijk een strijd tussen strekkingen ontstaat, en waarbij een kleine minderheid soms een hele partij op sleeptouw kan nemen.  Het beste voorbeeld daarvan is de kleine groep extreme anti-Europeanen in de Britse Conservatieve partij, die de hele partij al enkele decennia gijzelt.  Maar ook de “overname” van Labour door Jeremy Corbyn, een aantal jaren geleden, toont het probleem aan.  Je zal maar Bart Somers of Kristof Calvo zijn in een brede “Vooruit”, om dan te zien dat de leden Peter Mertens als voorzitter verkiezen – en voor Mertens geldt natuurlijk de andersomme redenering.  Soortgelijke voorbeelden op rechts zijn niet zo moeilijk te zoeken.  Dit soort brede partijen worden al snel een nieuwe CVP, waar alles intern tussen enkele “standen” of vleugels wordt afgewogen, en waar de kiezer dan eigenlijk nog minder te kiezen heeft dan vandaag.

Een ander probleem is natuurlijk dat de politieke stabiliteit erg afhankelijk wordt van die twee partijen : als één van beide zijn geloofwaardigheid verliest, is er een ernstig probleem.  Denk aan de Republikeinen die hun ziel verkocht hebben aan Trump, maar ook aan de neergang van veel klassieke sociaal-democratische partijen in Europa, waar niet altijd een stabiele vervanger voor klaarstaat (de Franse PS is een goed voorbeeld, of eerder ook de Italiaanse en Griekse socialistische partijen).

Uiteraard speelt in ons land ook een communautaire dimensie mee; een Franstalig tweepartijenstelsel zou als een tang op een varken van het Vlaamse passen, en een federale regering vormen zou nog moeilijker worden.  Wat wellicht één van de (legitieme) drijfveren van De Wever is.  Maar daar wil ik graag even abstractie van maken om alleen naar Vlaanderen te kijken.  En dan verkies ik al bij al het Nederlandse systeem.  In Nederland werden vorige week 17 partijen in de Tweede Kamer verkozen.  Dat maakt dat de coalitievorming even zal duren, maar elk van de partijen heeft wel een duidelijk profiel.  Wie links-liberaal wil stemmen moet er geen rechts-liberalen bijnemen, wie zeer rechts wil stemmen kon kiezen uit een economisch eerder links of een uitgesproken liberaal programma (en uit virusontkenners, die ook).  En ja, dat leidt ook wel tot wat vreemde clubjes in het parlement, maar ook bij ons raakt de occasionele rare snuiter daar wel binnen – om dan binnen een bepaalde partij de dissident te gaan uithangen, terwijl hij in Nederland gewoon de fractievoorzitter van zijn eigen clubje kan zijn.  Een zekere correctie om grotere partijen te bevoordelen (zoals die bestaat bij onze gemeenteraadsverkiezingen) vind ik nog aanvaardbaar, maar de mogelijkheid om gewoon een nieuwe partij op te richten als de andere het “rechte pad” kwijt is, vind ik een erg nuttige correctie tegenover ons systeem waar het kiesstelsel -en de partijfinanciering- de gevestigde partijen net iets te zeker maken van hun stuk, en net daardoor meer gericht op zelfbehoud bij de vólgende verkiezingen dan op het realiseren van hun programma na de vórige.

Mijn voorkeur daarvoor heeft natuurlijk ook te maken met mijn eigen ervaring.  In 2009 probeerden we met de SLP (Sociaal-Liberale Partij) voet aan de grond te krijgen.  Maar een kiesdrempel van 5% en een pers die ingesteld is op “we hebben al te veel partijen” hielden dat tegen.  Het succes van D66 in Nederland bewijst dat er wel ruimte kan zijn voor een dergelijke partij – ook al haalde die partij begin deze eeuw op een bepaald ogenblik ook maar 1,5% van de stemmen.  Met dat percentage overleef je bij ons niet.  Maar ook los van die vaststelling vind ik een parlement met 17 partijen veel gezonder én duidelijker voor de kiezer dan één met twee.  Dat neemt niet weg dat ik lossere of tijdelijke samenwerkingsverbanden wel nuttig vind, zeker op lokaal niveau, maar ook nationaal zou het me niet storen dat partijen bij sommige verkiezingen meer samen zouden optrekken.  Niet noodzakelijk met het einddoel om ook in elkaar op te gaan.

Met dit alles wil ik niet gezegd hebben dat De Wever of Rousseau niet zouden doorhebben dat er in “hun” brede partijen geen divergenties zouden zijn, dat ze niet doorhebben dat ze een grotere slagkracht zouden bekopen met een verminderde duidelijkheid en met de opkomst van interne “stromingen” die elkaar achter de schermen bekampen.  Daar zijn ze beiden te verstandig voor. Maar veel commentatoren van de Vlaamse politiek lijken niet altijd te beseffen dat de grote Vlaamse centrum-rechtse “CSU” (naar het Beierse voorbeeld)  onvermijdelijk een enerzijds-anderzijds partij zou zijn.  Wat meteen ook de niet-afwijzende reactie van CD&V-voorzitter Coens verklaart, natuurlijk.  Tegelijk -en enigszins paradoxaal- zou de tweedeling onvermijdelijk de polarisatie in de samenleving versterken (en die neemt sowieso als onrustbarend toe), zoals we die zo uitgesproken in de VS kunnen zien, waarbij zelfs een poging tot staatsgreep wordt vergoelijkt, als die voor de “goede zaak” is.  Neen, laat Vooruit maar vooral de nieuwe sp.a zijn (en snel een wat donkerder rood als partijkleur kiezen, want deze lijkt wel oranje) en laat N-VA en Open Vld maar naast elkaar bestaan.  Want zelfs de Beierse kiezer heeft de voorbije jaren begrepen dat een wat diverser parlement ook een zegen kan zijn…