Le jour de gloire, ay caramba
Ik ben een fan van The Simpsons, al zijn er grenzen : de familienaam van Apu van de Kwik-E-Mart kan ik niet onthouden (Nahasapeemapetilon, voor wie het zelf wil proberen). Een bezoekje aan “The Simpsons Movie” kon dus niet uitblijven. Ik heb het geen seconde betreurd : de film is in de eerste plaats een heel mooi eerbetoon aan de serie. Daarnaast is een aaneenrijging van grappige tot hilarische momenten en vondsten, waarvan ik er vermoedelijk nog heel wat heb gemist (en waar voor sommige enige detailkennis van de Amerikaanse politiek nuttig is). Ook de ontelbare verwijzingen naar andere films of gebeurtenissen maken de film zeer genietbaar. Bovendien vond ik het verhaal bij momenten zowaar ontroerend (bekentenis : ik heb weliswaar niet veel nodig om een film ontroerend te vinden). Bovendien is de film, zoals de serie, schitterend getekend en vormgegeven.
Natuurlijk gaat het uiteindelijk om niet meer dan een extra-lange aflevering van de serie. Maar gezien de kwaliteit van de serie, is dat op zichzelf al voldoende reden om naar de bioscoop te trekken. En natuurlijk komen niet alle personages volwaardig aan bod (Sideshow Bob ?) en moet je van sommige de hele voorgeschiedenis kennen om hun passage in de film te begrijpen (niet echt een probleem dus). En er zitten ook wel enkele gaten in de plot (waar is dat varken naartoe). Toch blijft het geheel wat mij betreft moeiteloos overeind, en meer dan dat.
Uiteraard koos ik voor de ondertitelde versie en niet voor de in het Nederlandsd gedubde. Wat een vreselijk idee ook om The Simpsons te willen dubben. Al ben ik stiekem toch benieuwd naar het resultaat…
Tenslotte… Ik ga al bij al vrij zelden naar de cinemazaal, en nu gebeurt het twee keer ik even veel weken. Bovendien blijkt er zowaar een link tussen de film over Piaf en die over The Simpsons : in beide komt hetzelfde lied voor, in het laatste weliswaar met een nogal innovatieve tekst. En laat het nu net dat lied zijn dat tussen mijn twee bioscoopbezoekjes in de katalysator is gebleken van de zeer moeilijke regeringsvorming in dit land. Toeval maakt soms gekke sprongen.
Mijn “analyse” van de regeringsformatie van gisteren bevatte het zinnetje Leterme zal de komende dagen alvast een “Vinokourov” moeten doen : vanuit een onverwacht slechte positie terug de leiding nemen.
“Le jour de gloire” van Yves Leterme is nog lang niet “arrivé”. Zijn verwarring tussen de Brabançonne en de Marseillaise kan dan door Vlaams(gezind)e ogen nog sympathiek lijken, tactisch is het een grote blunder. Als je symbolen niet belangrijk vindt, is het des te essentiëler om met die van een ander voorzichtig te zijn.
Als het buiten 38° in de schaduw is, is een hotelkamer met airconditioning al bij al een stuk aantrekkelijker dan de straten van de Hongaarse hoofdstad. Bovendien heb ik gisteren al de lokale cinemazaal bezocht, maar de meeste films worden hier in het Hongaars gedubd, wat ik niet meteen uitnodigend vind. Ik heb dan voor
Omdat een Hongaarse conferentie meer informatie wil over de dienstencheques, ben ik sinds enkele dagen in Boedapest beland. Een heel mooie stad, zeer Midden-Europees met hints naar de Balkan, maar de hittegolf alhier maakt ze nu niet echt geschikt om uitgebreid te verkennen. Gelukkig heb ik een aantal jaren geleden al eens de kans gekregen om de stad te bekijken, zodat ik me nu kan concentreren op enkele zaken die ik echt nog wilde zien. Zo weet ik nu dat het
11 juli. Vlaanderen feest, en zoals gebruikelijk bezorgde N-VA/PLE een bloemetje aan wie de vlag uithing.
De Tour 2007 is begonnen. Ik ga proberen er zo weinig mogelijk aandacht aan te besteden, want ik vind het wielrennen dat op dit ogenblik niet waard. Zolang er meer wordt gesproken over wie wat heeft genomen dan over wie waar heeft gewonnen, lijkt het mij beter het hele gebeuren maar te laten voor wat het is. Zolang de winnaar van de Tour 2006 niet gekend is, lijkt die van 2007 me niet zo belangrijk. Wie als snelste in Parijs aankomt, is bovendien ook dit jaar volgens mij zeker niet zeker om uiteindelijk ook op de erelijst terecht te komen, ondanks het “charter” dat ze allemaal hebben ondertekend.
Op elk niveau in de politiek krijg je te maken met “lobbygroepen” : goed gestructureerde verenigingen of losse verbanden van enkele mensen die voor één of enkele politieke doelstellingen opkomen. Als bestaansreden voor hun organisatie, of omdat de omstandigheden hen ertoe bewegen, zoals een jeugdbeweging plots ook lobbygroep voor nieuwe lokalen kan worden of enkele buurtbewoners een actiecomité voor (of tegen) een verkeersdrempel kunnen worden.
Na de informatieronde van Didier Reynders, noodzakelijk maar veel te lang, is het nu de beurt aan Jean-Luc Dehaene om als “onderhandelaar” het pad te bereiden voor een nieuwe regering. Dehaene is de op één na beste eerste minister van de voorbije 20 jaar en dus daardoor alleen al een goede keuze voor de taak. Hij heeft twee grote opdrachten : de weg naar een staatshervoming uittekenen en Joëlle Milquet zover krijgen dat ze die weg ook mee inslaat. Al kan ik me uiteindelijk niet voorstellen dat de voorzitster van een partij met tien kamerzetels uiteindelijk niet zou bezwijken voor het vice-premierschap en de historische kans om haar cdH terug als beleidspartij op de kaart te zetten. Maar de prijs daarvoor wordt een staatshervorming die nét voldoende is om door CD&V/N-VA te worden geslikt. Dehaene zal daartoe wellicht veel ingrediënten moeten samenbrengen, in wat een smakelijke hutsepot of een vieze brij kan worden. Of -waarschijnlijker- iets dat het midden houdt daartoe. Met “Brussel-Halle-Vilvoorde” wellicht als een soort voorgerecht.