Archief van
Maand: december 2019

’t Is geen (vuur)werk

’t Is geen (vuur)werk

Ik heb het hier ooit al eens uitgelegd : vuurwerk is een klassiek voorbeeld van marktfalen. De meeste mensen vinden (zoals ik) vuurwerk mooi, en zijn bereid om daar op tijd en stond iets voor te betalen. Maar zo goed als niemand wil echt genoeg betalen om een vuurwerk tot stand te brengen dat de moeite waard is. En als er toch iemand vuurwerk afsteekt kan ook wie niet betaalt gewoon meegenieten van het spektakel, want het speelt zich in de lucht af. De nadelen voor mens, dier, leefmilieu, … worden niet gedragen door degenen die het vuurwerk afsteken, en worden niet op hen verhaald.

Een goede vergelijking is ironisch genoeg de brandweer : iedereen wil daarvoor wel iets betalen, maar niemand wil alleen opdraaien voor een brandweer die 24u paraat staat. En eens er brandweer is, moet die noodzakelijkerwijs voor iedereen tussenkomen, want als ik wel betaal en mijn buur niet, dan is het laten afbranden van het huis van mijn buur nu eenmaal geen optie – het mijne gaat er mee aan. De politie, het leger, een straat asfalteren, riolering aanleggen… het komt ook in de buurt : ook daar is individueel optreden niet onmogelijk, maar uiterst inefficiënt.

In dit soort geval schrijft de economische wetenschap een overheidsmonopolie voor. In dit geval bijvoorbeeld één keer per jaar een groot, mooi, goed geregisseerd, geluidsarm, veilig, … vuurwerk. En daarnaast niets, of desnoods erg strikt gereglementeerd. Waarbij in principe alleen de overheid nog als klant overblijft, zodat je de privéverkoop ook gewoon kunt verbieden. En je wellicht ook de stekker uit alle veiligheids- en overlastproblemen die zich nu voordoen trekt – want ik weet natuurlijk wel dat niet vuurwerk op zich, maar misbruik en vandalisme problemen veroorzaken, maar het valt moeilijk te ontkennen dat de “wapens” nu wel gemakkelijk voorhanden zijn.

Je regelt dit bij voorkeur Europees, lijkt me, zeker in een grensregio als de onze. Maar ik vind het geen reden om nationaal of lokaal niet zo veel mogelijk te doen, in afwachting. De huidige situatie, met een principieel verbod dat niet te controleren is wegens een overaanbod, het toelaten van bezit van wat je niet mag afsteken en de onmogelijkheid voor de politie om vuurwerkontstekers op heterdaad te betrappen, is alleszins niet bepaald goed beleid.

Dubbelslag

Dubbelslag

Twee dagen gemeenteraad, ongeveer zes uur debat over het meerjarenplan.  Zoals Dirk het achteraf stelde : het is een verdomde plicht om dat debat tot op het bot te voeren, maar veel vreugde valt er niet aan te beleven.  Al is het nog net iets meer enthousiasmerend om er volledig in op te gaan dan om het te beluisteren, denk ik.  Ik mag dus van geluk spreken dat ik het voorrecht had om onze amendementen te verdedigen en onze slotconclusie uit te spreken.

Eigenlijk is het een beetje zoals in een sportwedstrijd waar je een achterstand hebt opgelopen die niet in te halen is : je weet dat de uiteindelijke stemming verkeerd uitdraait.  Maar ook dan moet je acties blijven opzetten om te scoren.  Op het voetbalveld ga je voor dat overbodige eerreddende tegendoelpunt.  Op een rugbyveld blijf je desnoods tot een kwartier na de volledige speeltijd passen geven op zoek naar een try.  Omdat het je plicht is.

De wedstrijd aan het Heuvelplein verliep fair, waarvoor dank.  Maar de spelregels werden door CD&V en sp.a wel ten volle uitgebuit.  Een ontwerpplan neerleggen met wat losse „bullet points” en dan op maandag afkomen met een toelichting van 21 bladzijden waarin het echte beleid vervat zit, zodat dat niet meer in vraag kan worden gesteld of geamendeerd, maar dat hen wel de mogelijkheid gaf om op alle vragen te antwoordden dat er al aan werd gedacht : zo hol je natuurlijk niet alleen de gemeenteraad uit, maar ook alle adviesorganen die zich vooraf over het plan hebben gebogen.  De zogenaamde „prioriteiten” nergens voorleggen of bespreken, zodat ze technisch gezien niet meer kunnen worden aangepast bleek ook een uitstekende obstructietechniek.  Dan beweren dat onze amendementen niet veel voorstellen, omdat ze vooral over die keuze van prioriteiten gaan, vond ik net iets te gemakkelijk.  Via de prioriteitenkeuze betroffen onze 24 amendementen uiteindelijk zowat elke bladzijde van het meerjarenplan, maar daarover kon dus niet worden gediscussieerd. Eigenlijk had dat prioriteitenlijstje in juni of september op de raad moeten komen, met nu de uitwerking.  Dat zou een veel zinvoller debat hebben opgeleverd – maar op CD&V en sp.a rekenen om het debat te bevorderen zou wat te optimistisch zijn, en op de wetgever rekenen om de spelregels te veranderen ongetwijfeld ook.

Uiteindelijk bleek het niet kiezen van prioriteiten vooral een weigering om het beleid te willen beoordelen op resultaten in plaats van op intenties.  Begrijpelijk voor wie zes jaar geleden intenties voorlegde die niet of nauwelijks verband houden met de nadien geboekte resultaten.  De brochure van toen over het meerjarenplan staat in de bib ongetwijfeld in de afdeling fictie.

Dat alles neemt niet weg dat we enkele zinvolle discussies hebben kunnen voeren, dat we hebben kunnen verduidelijken waar de hele raad hetzelfde over denkt (en dat soms dan ook konden verwoorden) en waar de grote verschillen zitten.  Hopelijk kunnen we met name de convergenties aangrijpen om op enkele belangrijke domeinen een draagvlak te creëren.

Met enkele aanpassingen ben ik best tevreden : dat (het streven naar) een Essens Ringland, het voorkomen van zwerfvuil, de huisartsenwachtpost en het aantrekken van dienstenbedrijven nu zwart op wit zijn genoteerd was me telkens het verbale gevecht wel waard.  Dat geldt nog meer voor het stimuleren van tewerkstellingskansen voor mensen met een beperking, waar de combinatie van emotie en logica en zelfs een potentiële wisselmeerderheid nodig bleek om iets op papier te krijgen.  Niets van dit alles gaat de wereld veranderen, maar het maakt ons als raadsleden wel aanspreekbaar op punten die voor veel Essenaren een verschil kunnen maken. Het meest teleurgesteld ben ik over de weigering om de meerwaarde in te zien van het aanwerven of anderszins engageren van een mobiliteitsdeskundige.  Vlot en veilig verkeer laten we veel te veel over aan specialisten in het efficiënt en reglementair aanleggen van straten.  Ik hoop dat ons amendement op dit punt toch nog even nazindert, want zoals we gisteren vaststelden gaat het niet over een verschil van visie maar één van inschatting.  En inschattingen kunnen fout zijn, visies niet…

Veldslag

Veldslag

Ik ben gisteren naar het veldrijden gaan kijken.  Dat zou geen nieuws mogen zijn, maar het was toch al jaren geleden.  En toen was ik er als helper, niet als toeschouwer.  Nu dus wel.  Met grote dank aan Robin, die voor een VIP-ticket zorgde.  En met grote dank aan alle organisatoren die ervoor zorgden dat er dit jaar een veldrit was in Essen.  Dat was geen evidentie, zoals we allemaal ook in de pers hebben kunnen lezen.  Om allerlei redenen groeide de organisatie de Molenheidevrienden boven het hoofd.  Gelukkig stonden enkele ondernemers klaar om op korte termijn hun schouders mee onder de organisatie te zetten.  Gelukkig konden ze ook rekenen op de vrijwilligers van de Molenheidevrienden en van een reeks andere Essense verenigingen – die zo opnieuw het aangename aan het nuttige (voor hun verenigingskas) konden paren.

Ook het gemeentebestuur werkte mee, maar zeker financieel had er voor mij wat meer moeten kunnen : dat had wellicht ook de ruimte om de verenigingen nog meer te betrekken en te steunen vergroot.  De voorbije jaren besteedde Essen geld aan allerlei wielerevenementen, maar nu de eigen veldrit (met meer dan 50 jaar traditie) erom vroeg, kon er maar heel weinig.  Terwijl voor een gemeente als Essen, die ligt waar ze ligt, een veldrit toch sowieso een uiterst sterke „kom bijeen”-activiteit is.  Bovendien ook één van de weinige die onze gemeente wat uitstraling geven.  Zo vaak komen we niet rechtstreeks op tv.

Ik heb wel eens meewarig gedaan over het veldrijden.  Het WK was ooit meer het Open Kempens Kampioenschap, en met de echte internationalisering wil het nog altijd niet zo goed lukken – bij de dames beter dan bij de heren, overigens.  Maar net daarom hoort een veldrit natuurlijk wel bij Essen, natuurlijk : New York, Tokio en Nairobi doen nu eenmaal niet mee.

Van de deelnemerslijsten kende ik alleen Marianne Vos bij de dames, en Zdeněk Štybar en Tom Meeusen bij de heren.  Van de beide finale top-3s kende ik dus één naam (wel een topatlete, natuurlijk).  En ik ken er natuurlijk wel genoeg van om vast te stellen dat de race niet meteen spannend was.  De winnaars stonden snel vast, de nummers twee en drie bij de heren ook, en de nummer twee bij de dames liep tegen het einde ook een eind uit op de concurrentie.  Het Essense parkoers is ook niet het mooiste ter wereld, al moet ik toegeven dat er met hard werken best wel een mooi geheel van was gemaakt.  Die zandbak zou ik wel afdekken voor de race of zo, want het natte zand slaagde er niet echt in om mee scherprechter te spelen.  Bovendien werd er vooraf vooral over de afwezigen gesproken.  Misschien kende ik er daar wel meer dan van de aanwezigen, al moeten ze zich toch ook niet te veel illusies maken op dat vlak – en heeft de organisatie dat ook wel mooi gepareerd met hun terechte kritiek op de startgelden.

En toch.  Alles bij elkaar heb ik me erg goed geamuseerd.  Veldrijden blijft een toegankelijke en toeschouwersvriendelijke sport, met een gebalde wedstrijd (een uur) en veel ruimte voor „leven” naast het parkoers.  Een investering in sociaal weefsel.  De organisatie liep ook, voor zover ik het kon zien, mooi op wieltjes, al weet ik niet of die beeldspraak in deze context optimaal is, want in veldritwielen kruipt veel zand en modder.  De organisatoren verdienen dus felicitaties en een hartelijk dankjewel namens de Essense gemeenschap.  En ik heb eigenlijk al zin in de Robotland Cross van 2020.  Misschien moet ik zorgen dat ik tegen dan mijn pronostiek ook zelf kan invullen…

Autoriteit

Autoriteit

Verordening 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad richt de Europese Arbeidsautoriteit op, beter bekend -zo gaat dat- onder de Engelse naam European Labour Authority, of -zo gaat dat- onder de afkorting ELA.  ELA Is het resultaat van naar Europese normen supersnelle besluitvorming : Jean-Claude Juncker stelde de oprichting ervan voor in zijn “State of the Union” speech op 13 september 2017.  Zelfs voor veel ingewijden kwam het voorstel toen als een verrassing; het is dus niet zo dat het idee al lang ergens lag te “rijpen”.  Dat maakt het nog opmerkelijker dat er zo snel overeenstemming over kon worden gevonden.  Zodat Juncker zelf het lint bij de openingszitting van de Raad van Bestuur nog kon doorknippen.

ELA komt er om eerlijke arbeidsmobiliteit in de interne markt van de EU te bevorderen.  Dat betekent dat ELA mee moet zorgen voor duidelijke, toegankelijke en transparante informatie voor alle werkgevers en (potentiële) werknemers die grensoverschrijdend willen werken.  Daarnaast moet ELA helpen om regels voor dat grensoverschrijdend werken effectief te handhaven, vooral door de samenwerking tussen de inspectiediensten en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.  Dat is een korte omschrijving, maar er schuilt uiteraard een pak werk achter : als een bedrijf uit Estland mensen tewerk wil stellen in Duitsland, dan moet het (delen van de) de Duitse regelgeving naleven.  Dus moet het die kunnen terugvinden, en ook de betrokken werknemers moeten kunnen vinden waarop ze recht hebben.  En in geval van twijfel moet de Duitse inspectiedienst informatie kunnen inwinnen in Estland.  Eventueel moet er zelfs een gecoördineerde of gezamenlijke inspectie kunnen plaatsvinden.

In een gemeente als Essen kunnen we er ons iets bij voorstellen : we kennen hier al jaren veel grensarbeid, en de juiste regels daarrond zijn niet altijd even gemakkelijk.  In de grote Europese eenheidsmarkt is het uiteraard allemaal nog ingewikkelder, en is ook de kans dat het misloopt groter.  Ook dat zien we soms bij ons, natuurlijk : de werknemers van elders die hier soms moeten leven in slechte omstandigheden, en waarbij oneerlijke concurrentie wordt gecreëerd.  Anderzijds : probeer als eerlijk bedrijf vanuit een ander land maar eens exact te weten aan welke regels bij ons en in Nederland moet worden voldaan, als je in de grensstreek wil werken.

Om de oprichting van ELA voor te bereiden werd ook een adviesraad opgezet.  Ik mocht daar deel van uitmaken.  Dat was niet altijd eenvoudig, omdat we ons werk moesten doen terwijl nog volop werd gediscussieerd over wat en hoe ELA zou moeten doen.  Zelfs de naam was voorwerp van discussie.  En de vestigingsplaats, natuurlijk, waarbij de keuze uiteindelijk op Bratislava viel.  Dat maakte onze discussies soms een beetje abstract, terwijl de discussies over de verordening zelf, zoals dat altijd gaat, tot in de details gingen.  Daarbij werd ook beslist hoe ELA er in de praktijk zal uitzien : eens de Autoriteit volledig operationeel is, zullen er 144 mensen werken, met een budget van 50 miljoen EUR.  Ter vergelijking : dat budget is ongeveer het dubbele van het Essense gemeentebestuur, het personeelsbestand is niet iets kleiner dan het Essense.

Met de oprichting en dus ook het einde van de adviesraad had mijn ELA-activiteit er kunnen opzitten, maar dat bleek niet het geval.  Ik kreeg het voorrecht ook het Belgische zitje in de raad van bestuur op te nemen.  En op de tweede vergadering daarvan, vorige dinsdag in Bratislava, ben ik ook tot de eerste voorzitter van die raad van bestuur verkozen.  Ik doe dat graag, proberen consensus te creëren en diverse achtergronden en inzichten op één lijn te krijgen.  En ik vind het bijzonder boeiend om te zien hoe een structuur van nauwelijks enkele mensen (formeel zijn er nu drie in dienst) die nu nog in andermans kantoren zit binnen enkele jaren moet uitgroeien tot een slagkrachtige Autoriteit, die naam waardig.