Archief van
Maand: februari 2020

Carnavalsstorm

Carnavalsstorm

Carnaval haalde het nieuws dit jaar.  Dat van Essen kwam op de nationale nieuwszenders, omdat de stoet werd afgelast.  Ook al was het achteraf gezien misschien niet nodig geweest, het leek mij een verstandige beslissing.  De verantwoordelijkheidszin die CV De Ossekoppen hierbij aan de dag heeft gelegd verdient alleszins een pluim (in hun geval ook letterlijk).  Ze krijgen elk jaar enkele dagen symbolisch de sleutel van de gemeente, en hoewel ze er niet altijd even ernstig uitzien nemen ze hun taak wel serieus.  Misschien moeten we bij gelegenheid -de 121e carnaval (11×11) lijkt me een gepast moment- de rollen eens een jaar omdraaien en de Raad van Elf de gemeente 362 dagen laten besturen, en de gemeenteraad 3 dagen…

Het carnaval van Aalst beperkte zich niet tot het binnenlandse nieuws, maar haalde de internationale pers.  Misschien had de Aalsterse burgemeester beter het voorbeeld van zijn Essense collega gevolgd, en zo een echt “sabbatjaar” ingelast waarbij een aangepaste strategie en communicatie had kunnen worden overlegd, met de carnavalisten en met alle overheidsniveaus.  Los van de eigenlijke controverse was het spektakel nu alleszins niet om aan te zien, en komen uiteindelijk het carnaval, de stad Aalst, Vlaanderen, België en Europa beschadigd uit het carnavalsweekend.  Zelden is aswoensdag zo op tijd gekomen.  Het lijkt me dat minstens de betrokken overheden eens moeten samenzitten, en het verhaal opnieuw langs de twee kanten bekijken.  Deze tekst die vandaag in de krant stond kan daarbij helpen : de vergelijking met Charlie Hebdo dat nog een veel grovere humor hanteert dan Aalst ooit zou kunnen is immers niet onterecht.  En eigenlijk zou iedereen die de carnavalscontext begrijpt moeten weten dat minstens de praalwagen die vorig jaar de aanleiding van de rel was niet met kwade bedoelingen was gemaakt, en dat die van dit jaar provocerend waren, maar vooral de “lange tenen” van de slachtoffers van het spektakel van het jaar voordien wilden aanklagen.  Niet echt subtiel, maar dat past ook niet bij het genre.  Maar er is een tweede kant aan dit verhaal : je krijgt dit niet uitgelegd aan wie zich niet in de carnavalscontext wil of kan verplaatsen.  Vanop een beetje afstand lijkt dit inderdaad op antisemitisme naar vooroorlogs Duits model.  Als twee druppels water zelfs.  Je zou van al die buitenlandse (en ook wel binnenlandse) waarnemers mogen verwachten dat ze wat meer moeite doen om de context van het Aalsterse carnaval te begrijpen – en dus van een aantal beleids- en opiniemakers in ons land om het beter te duiden.  Maar Aalst zal ook moeten begrijpen dat het nu eenmaal niet afgesloten is van de wereld en dat de stad niet jaarlijks enkele dagen lang in een visuele quarantaine kan worden geplaatst.  Ik las op Twitter direct na de stoet de reactie “Ajuinen !”, en die was niet geheel ongepast.

Dat alles noopt tot een salomonsoordeel.  Als ik gemeenteraadslid zou zijn in Aalst, dan zou ik vooral de toekomst van carnaval willen veiligstellen.  Die lijkt me echt wel bedreigd : ik kan me goed voorstellen dat de internationale druk om het te verbieden snel erg groot kan worden, hoe onbegrijpelijk we dat hier ook zou vinden.  Ik zou dus voorstellen om bij politiereglement te verbieden om tijdens carnaval te verwijzen naar het nazisme en de holocaust, en om volkeren of religies zo stereotypisch voor te stellen dat ze daar redelijkerwijs aanstoot aan kunnen nemen.  Het karikaturiseren van actuele gebeurtenissen of publieke figuren in binnen- en buitenland zou uitdrukkelijk buiten het verbod moeten vallen.  En het schepencollege zou de opdracht krijgen om een doordachte communicatiestrategie uit te werken, samen met alle andere overheidsniveaus.  Is dat de ideale oplossing ? Verre van.  Maar ze lijkt me wel verdedigbaar en realistisch.  Maar misschien denk ik te veel als ossenkop in plaats van als ajuin…

 

One night in Bangkok…

One night in Bangkok…

…of eigenlijk vier nachten. En twee in het vliegtuig. Ik maakte woensdag, donderdag en vrijdag deel uit van de EU-delegatie voor de High Level Dialogue on Employment tussen de Europese Unie en Thailand. En dat bracht me dus naar Bangkok. Voor een reeks vergaderingen, en ook een plaatsbezoek aan de inspectiediensten die de vissersboten controleren, een aan een rehabilitiecentrum voor mensen die bij een werkongeval een handicap opliepen.

Het verhaal van de visserij is veruit het interessantste. Dat is een zeer grote sector in Thailand, waar ook zeer veel migranten werkzaam zijn. Dankzij de EU-druk werden controles ingevoerd, op allerlei aspecten (de grootte van de visnetten, pakweg), maar wat ons vooral interesseerde was natuurlijk de controle op de arbeidsomstandigheden, op de contracten en de betalingen. De EU heeft hier iets gerealiseerd dat we alleen samen kunnen : de Unie speelt in de Liga van de VS, China en Japan in Thailand, geen enkel afzonderlijk Europees land (nee, ook het VK niet, weegt even zwaar). En de Unie heeft zijn kaarten zo goed mogelijk uitgespeeld, door handelsbelangen aan arbeidsvoorwaarden -met name de ratificering en naleving van enkele cruciale ILO- conventies- te koppelen. Zo hebben we samen een echt verschil gemaakt.

Heel goed kwam de reis niet uit, want ik miste de quiz van N-VA/PLE. Gelukkig is die in de deskundige handen van Robin veilig gebleken. Maar de „Dialogue” had een grote meerwaarde voor mij – en mogelijk hebben de Thai ook wel iets aan mijn aanwezigheid gehad. En zo heb ik ook kennis kunnen maken met Bangkok. Op het eerste gezicht leek het wat op Beijing, maar schijn bedriegt eigenlijk. Natuurlijk is het een Oosterse stad. East is East, and West is West. And never the twain shall meet, maar dat klopt niet echt – oost en west is gradueel. Athene ligt dichter bij Bangkok dan Brussel, en dat kan je aan verschillende zaken zien – al was mijn poging om een gevuld bananenblad als een dolma te eten tot mislukken gedoemd. Maar de esthetische vormgeving van het (vooral Indische) boeddhisme dankt veel aan het hellenisme, en mogelijk daardoor zijn er ook duidelijke gelijkenissen met de orthodoxe vormgeving, die dan weer een continuüm vormt met de katholieke en vervolgens de protestantse. En met de islam en het jodendom als aftakkingen.

Maar terug naar het Verre Oosten. De voedselstalletjes langs alle straten, de grote wolkenkrabbers en de kleine steegjes… het heeft uiteraard iets van China. Maar het is een vrijer land, wat zich uit in de godsdienst, de politiek (zolang het koningshuis maar wordt gerespecteerd) en ook wel in de zeden.

De taal klinkt zachter en mensen praten wat minder dan in China, opschriften zijn er ook vaak in het Engels, en sowieso doen Thaise lettertekens minder vreemd aan dan Chinese, al valt er óók niets van te maken. De mensen spreken ook minstens een beetje Engels, velen vrij goed zelfs, en zijn principieel vriendelijk – ook als ze met een glimlach beweren dat de tempel die je wil bezoeken pas later open gaat, maar ze je gerust eerst naar een andere willen brengen, aan een gunstprijs, natuurlijk – als je dan zegt dat je toch eens gaat kijken wijzen ze je alsnog de weg…

Het eten doet veel minder bevreemdend aan dan in China (ook dankzij het Engelse menu, natuurlijk), en voor echt bizarre zaken moet je dus… naar Chinatown. Ze weten er bovendien ook hoe ze Europees eten goed moeten klaarmaken. Niet dat ik het echt heb geprobeerd (behalve bij het ontbijt : enkele hapjes van een curry gaat nog, maar verder ga ik ’s morgens toch niet), maar het zag er allemaal erg lekker uit. Maar „when in Thailand, eat like a Thai”, en zo merk je dat de gastronomische reputatie van het land niet overdreven is. De belangrijkste drempel voor de Thaise keuken blijft daarbij toch de hoeveelheid chilipepers, maar je kan altijd vragen om voorzichtig te zijn. Ik kan ze wel redelijk verdragen, maar er zijn grenzen…

Ik had maar twee dagen om de stad te verkennen en heb me vooral tot de grote toeristische highlights beperkt. Daarnaast heb ik af en toe geprobeerd om van de betreden paden af te wijken en wat binnenstraten te zien. Dat betekent dat ik vooral veel voetpaden ben tegengekomen die met wat tuintafels en -stoelen tot een geïmproviseerd restaurant waren omgevormd, zodat je als voetganger de rijweg op moest. Het zag er altijd lekker uit en rook ook heerlijk, maar ik heb me toch maar niet aan streetfood gewaagd. Nochtans één van de „must do’s” voor Bangkokreizigers, heb ik begrepen. Ook de massage heb ik trouwens overgeslagen. Volgende keer.

Dankzij ons plaatsbezoek heb ik ook een stukje Thailand buiten Bangkok gezien. Dat er uitzag zoals ik me uit films over India herinner.

Door naar Thailand te reizen ben ik uiteraard ook een stuk dichter bij de „bron” van het Coronavirus geraakt. De (ook economische) impact bleek alvast erg duidelijk : de afwezigheid van Chinese toeristen maakte dat ik aan de toeristische attracties waar je volgens de sites die het kunnen weten tijdens het weekend erg lang voor moet aanschuiven gewoon ben binnengewandeld. Misschien ook daardoor was de stad niet zo overweldigend druk als ze soms wordt beschreven. Het verkeer is ook minder chaotisch dan in Beijing, maar ook minder dan in pakweg Italië, Griekenland, Polen of Albanië. Ondanks de tuk tuks en de motorfietsen die er overal tussendoor manoeuvreren.

Daarnaast loopt ongeveer de helft van de mensen in Bangkok met een mondmasker op. Ik heb me daaraan aangepast. Ik heb natuurlijk ook gelezen dat het eigenlijk alleen helpt om de verspreiding van allerlei ziektekiemen tegen te gaan als je zelf ziek bent, en dat het niet verhindert dat jij besmet geraakt. Maar niet iedereen weet dat hij of zij besmet is, en bovendien zorg je er op deze manier voor dat wie een masker draagt meteen gestigmatiseerd wordt. Zodat het dus beter is dat iedereen er één draagt, toch op drukke plaatsen. Ongeveer de helft van de mensen doet dat in Bangkok ook. In de metro ligt het percentage hoger, op minder drukke plaatsen wat lager. Westerlingen dragen er minder vaak één, maar ik was toch lang niet de enige. En in restaurants en bars worden ze uiteraard niet gedragen, want je kan niet eten met een masker op…

Het zou mij niet verbazen dat we ze binnen vijf jaar allemaal voortdurend dragen, of toch tijdens risicoperiodes. Zoiets als de veiligheidsgordel. Dat ze dan ook beter worden, want echt comfortabel vind ik het nu ook weer niet, zeker niet in warm weer. En efficiënter. Daar is een markt voor – ik heb in Bangkok ook al meer gesofisticeerde exemplaren gezien.

Mijn reis heeft er ook toe geleid dat ik veel langer verjaard ben dan gewoonlijk. Ik heb mezelf een gelukkige verjaardag gewenst op de luchthaven van Bangkok, en pas dertig uur later ben ik gestopt met verjaren. Ik vrees dat het niet tot een evenredige verhoging van cadeaus en taarten heeft geleid. Gelukkig ook niet tot evenredige veroudering !

Four nights in Bangkok… ik had gerust nog even willen blijven om wat meer van het land te zien, maar de plicht roept in Brussel, en binnen enkele dagen ook in Genève…