Essense jeugd weet nog altijd raad…
Ik moet een jaar of zestien-zeventien zijn geweest toen ik voor het eerst naar een vergadering van de Essense Jeugdraad ging. Ik belandde er vanuit de Ronde van Essen, wellicht. Of vanuit de VU-jongeren, ik weet het niet juist meer. Ik weet wel dat het op die eerste vergadering onder meer over de noodzaak van een jeugdcentrum in Essen ging.
Ik belandde na enkele jaren in het bestuur van de Jeugdraad. Voorzitter werd ik nooit; ik was ook nooit kandidaat, want ik was toen al (partij)politiek actief en het leek me beter de twee niet te vermengen. Ik heb wel enkele keren de raad voorgezeten, als vervanger van de voorzit(st)er. Het waren bijzonder boeiende jaren, waarin we heel wat bereikten. Onder meer… dat jeugdcentrum – het toenmalige Sjoc in de Stationsstraat. Dat het jammer genoeg maar enkele jaren volhield.
Deze week ging ik na een jaar of twintig afwezigheid opnieuw naar de Jeugdraad. Alle politieke partijen waren uitgenodigd, maar alleen CD&V, sp.a en N-VA/PLE daagden op. Samen met Anne vertegenwoordigde ik onze stem. Het was een boeiende avond, goed opgezet door de Jeugdraad en met discussies over punten die de jeugdverenigingen direct aanbelangen, en ook af en toe iets bredere thema’s, zoals de verkeersveiligheid. Het ging onder meer ook over… dat jeugdcentrum. Vanuit mijn ervaring zou ik de Jeugdraad willen aanraden om zo concreet mogelijk uit te schrijven wat ze eigenlijk willen. Dat vergroot de kans dat het ook zal lukken.
Ik brak ook een lans voor een betere financiële ondersteuning van het jeugdwerk. Het heeft me altijd gestoord dat jeugdwerkers, vrijwilligers, zoveel tijd moeten steken in het bijeensprokkelen van geld. Gelukkig maar dat niet de hele prijs van de werking aan de ouders wordt aangerekend, en zoals ik ook aanhaalde zou voor sommige groepen de gemeenschap ook best het lidgeld dat er wel nog is óók terugbetalen. En dat elke vereniging pakweg één of twee keer per jaar iets organiseert om geld bijeen te brengen, stoort met niet. Het is natuurlijk ook gewoon plezierig én erg leerzaam. Maar de druk weegt soms toch echt te zwaar. En alle tijd die erin kruipt, die gaat dus niet naar “jeugdwerk maken” : spelletjes spelen, kinderen en jongeren iets bijbrengen… De aanleiding van de discussie was dat onvermijdelijk ooit de oud papierophaling door de verenigingen stopt. Wel, als het aan mij ligt moet het gat dan met subsidies worden gevuld. Op een transparante, eerlijke manier. Maar daarvoor heeft de Jeugdraad de voorbije jaren altijd zelf gezorgd, zoals ik ook heb aangehaald.
Op het einde mochten we drie prioriteiten identificeren. Eigenlijk kwamen we met de drie partijen ongeveer bij dezelfde zaken uit, alleen de volgorde verschilde wat – en getrouw aan zichzelf formuleerde CD&V alles natuurlijk net iets vager en voorwaardelijker. Dat is ook wel verstandig, voor een partij die bij de vorige verkiezingen uitdrukkelijk beloofde dat het zwembad zou worden gerenoveerd !
Wij kwamen uit bij 1. meer en betere fietspaden, 2. infrastructuur waar de verenigingen zelf iets kunnen organiseren (dat jeugdcentrum, dus) en 3. meer tijd om jeugdwerk te maken en minder geldzorgen, zowel voor de organisaties zelf als voor hun (ook kansarmere) leden.
De Jeugdraad gaat nu zelf ook conclusies trekken, zodat we daarmee aan de slag kunnen. Ik kijk er al naar uit !
Kiezen is verliezen. De keuze voor een bestemming voor de douaneloods in Hemelrijk dringt zich stilaan op. Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen speelde (vooral) CD&V er nog een spelletje mee : er was nog niets beslist, dus alles kon. Wilde u een toneelzaal ? Dat zou kunnen in de loods. Een binnenspeeltuin ? Zou kunnen. Een kunstgalerij. Kan ook. En zo werd iedereen met hetzelfde kluitje in het riet gestuurd.
De voorbije jaren was ik met Pasen niet thuis. Voor een Essenaar is dat uiteraard een gemis, want Pasen staat steeds met stip op de lokale kalender aangeduid. Dit jaar was ik er wel. Zo kon ik enkele uren het verkeer mee regelen om op die manier de Tien Mijl die Esak door Essen liet lopen in goede banen te leiden. Ik stond niet echt op een moeilijk punt, en kon de aanrijdende automobilisten vooral blij maken : ze mochten er eigenlijk toch door, wat ze niet hadden verwacht toen ze me eerst zagen staan. Enkele collega’s kregen meer commentaren. De openbare weg is van iedereen – en soms dus niet van jou. Dat die twee samenhangen, dat besef dringt niet altijd door. Bij de meesten gelukkig wel. En er was dan ook geprobeerd om de verkeershinder zo minimaal mogelijk te maken, zoals dat hoort.