Archief van
Maand: augustus 2019

Perfecte landing

Perfecte landing

De gymsport doet het erg goed in Essen.  Dat is al jaren zo.  De vaststelling dat de infrastructuur niet meer mee kon met het niveau waarop geturnd wordt, zowel kwantitatief als kwalitatief, is ook niet nieuw.  Een nieuwe turnhal was echt niet overbodig.  Nu staat ze er : gisteren werd Gymhal De Grens officieel geopend, en ik was zowaar ook uitgenodigd.  Brigitte Quick sprak van een puzzel waarvan alle stukjes in elkaar waren gevallen.  Zo heb ik het hier zelf ook al eens omschreven.  Eerlijk : ik vond dat de puzzel moest gelegd worden, maar op een bepaald moment geloofde ik niet meer dat het met de stukken die op tafel lagen zou lukken.

Ongeveer een jaar geleden raakte ik ervan overtuigd dat het toch goed zat en ging lukken.  Maar dan nog : wat ik gisteren heb gezien oversteeg ruim mijn verwachtingen.  Uiteindelijk is zowat alles dan ook meegevallen : het juridische raderwerk bleek zowaar te draaien en zowat alle subsidies op te leveren die ingebeeld konden worden.  Onder meer daardoor bleek ook de samenwerking tussen de scholen en Gympuls stabiel genoeg – ook in gedachten houdend dat Gympuls zélf een recente en toch ook niet zo evidente fusie is.  De bouwfirma die het beste voorstel indiende stak niet alleen beton en stenen in het project, maar bracht vanuit een historische band met de turnsport in Essen ook een hart voor de hal mee – bij hoeveel publieke bouwprojecten kan dat gezegd worden ?

Alles zat zowat mee, hopelijk blijft dat zo.  Maar geluk moet je ook afdwingen.  Gisteren werden door Joris Brosens (namens Gympuls), Kris Peeters (namens de scholen) en Brigitte Quick (namens de gemeente) heel wat mensen bedankt.  Terecht.  Met name raad van bestuur van de vzw Turnhal bleek erg sterk en leverde uitstekend werk – dan is het eenvoudig om in een algemene vergadering te zitten…  Zoals de drie sprekers aangaven is het altijd gevaarlijk om namen te noemen.  En ik heb zelf het bouwproject niet eens van nabij gevolgd.  Maar ik weet wel wie mij ervan overtuigd heeft en het vertrouwen heeft gegeven dat het goed zat, en dus wil ik toch Danny Uytdewilligen van Mariaberg en schepen Brigitte Quick -in heel verschillende rollen- een figuurlijk bloemetje toewerpen.  Zonder hen naar mijn aanvoelen geen hal.  Ik had nog anderen kunnen noemen; laat Joris vooral niet denken dat ik de Gympulsinbreng onderschat – maar eerder dan figuurlijke bloemetjes zal de beloning voor hun werk toch vooral het turnplezier zijn dat nog jaren lang gaan beleven in hun Gymhal.

De hal zelf ziet er erg duurzaam uit, maar ik sluit niet uit dat de juridische, praktische en financiële fundamenten ooit nog op de proef worden gesteld.  Ook daarom vind ik dat het gemeentebestuur zich niet te afzijdig mag houden uit dit project, nu het gebouw er staat : er kroop Essens, provinciaal en Vlaams belastinggeld in, en daaruit moet een zo groot mogelijke maatschappelijke meerwaarde worden gehaald.  En tenslotte hoop ik dat de creativiteit, de energie en  het vernuft dat in deze hal kroop in de komende jaren ook wordt gevonden om de socio-culturele infrastructuur in onze gemeente op peil te brengen.

Magda ? Neen, toch niet.

Magda ? Neen, toch niet.

Gert Raeijmakers is een goede cafébaas.  Toegegeven, dat weet ik niet echt uit eigen ervaring, maar dat ligt niet aan hem.  Ik ben geen groot caféganger.  Nooit echt geweest, maar ook toen ik frequenter aan de toog hing was dat niet zo heel vaak in café Rex; ons “stamcafé” was bij Den Block aan het Heuvelplein.  Maar Martin Soeterbroek deed destijds Rex wel draaien, ook nadat het gebouw in handen kwam van het gemeentebestuur (dat zo het café van de appartementsdood redde).  En toen Martin aangaf dat het voor hem “hoogste tijd” was om te stoppen, nam Gert het café even succesvol over.  Dat zal wel niet altijd gemakkelijk zijn, en verdient dus waardering.

Gert is ook politiek actief.  Vóór zijn overname van Rex zat hij in de gemeenteraad, en nadien werd hij voorzitter van de Essense CD&V.  Op dat vlak is het al helemaal niet aan mij om te oordelen of hij dat goed doet, natuurlijk, maar uit het feit dat hij er nog steeds zit leid ik af dat zijn partij dat wel vindt.  Dat zal ook wel niet altijd gemakkelijk zijn… Ik waardeer iedereen die zich inzet voor de lokale politiek, en als cafébaas is hij ongetwijfeld goed geplaatst om mee de vinger aan de pols te houden in Essen.  Dat is belangrijk.

Maar Rex is wel een gemeentelijk gebouw, en het café is aan hem in concessie gegeven.  Dat betekent dat hij bepaalde regels moet naleven.  In de concessieovereenkomst staat : “De concessiehouder moet zich te opzichte van de klanten onthouden van enige vorm van discriminatie, uitsluiting, beperking of voorkeur omwille van ras, geaardheid, of om ideologische en filosofische redenen.”  Terecht eist het gemeentebestuur dat iemand die een gemeentelijke inrichting uitbaat dat op een neutrale manier doet.  Maar cafébaas Gert kwam daarbij enkele keren in conflict met partijvoorzitter Gert.  Bij de gemeenteraadsverkiezingen, waarvoor hij kandidaat was, hingen er CD&V-affiches in zijn café.  Die werden toen naar verluidt na een melding bij het gemeentebestuur weggehaald.  Maar bij de parlementsverkiezingen hingen ze er opnieuw.  Na een eerste melding werden ze even weggehaald, al vond het schepencollege toen al dat de concessie eigenlijk wél toeliet dat ze er hingen.  Gert bleef, onder meer op Facebook, ook volharden : op vragen over de affiches antwoordde hij staalhard dat hij die daar mocht hangen.  En op de verkiezingsdag kleurde zijn café dus opnieuw oranje.

Eén van de meldingen kwam van mij.  Ik werd er namelijk door kiezers vanuit heel verschillende hoeken (van PVDA en Groen tot Open Vld en N-VA) op aangesproken dat het toch wel vreemd was, die partij-affiches in een gemeentelijk gebouw.  Omdat het schepencollege er blijkbaar niet in slaagde om de concessieovereenkomst juist te interpreteren, stapte ik dan maar naar het Agentschap Binnenlands Bestuur.  Dat ondertussen besliste dat ik uiteraard gelijk heb : de concessieovereenkomst verbiedt het ophangen van partij-affiches in café Rex.  Magda ? Neen, dus.  Dat wist het schepencollege ongetwijfeld zelf ook, er zitten voldoende juristen in.  Maar blijkbaar kwam het politiek net iets te goed uit dat die affiches daar hingen.  Niet netjes.

Maar goed, nu is de knoop dus doorgehakt.  Ik ben blij met die beslissing, omdat ze duidelijkheid schept.  En er hopelijk mee toe bijdraagt dat cafébaas Gert terug het vertrouwen kan winnen van de hele gemeenteraad, en niet alleen van zijn eigen partij.  Het zou jammer zijn dat de uitbating van Rex een politiek vraagstuk wordt, en het café als partijlokaal wordt aanzien.  Daar heeft Rex alvast geen baat bij, en cafébaas Gert zou dat moeten weten.  Terwijl partijvoorzitter Gert buiten het café gewoon zijn ding kan blijven doen, natuurlijk.

Uitverkoop

Uitverkoop

Mijn ouders gaan wat kleiner wonen, binnenkort.  Een belangrijk gevolg daarvan is dat heel wat van de in de voorbije jaren opgestapelde bezittingen niet zomaar mee kunnen.  Ook mijn broer en ikzelf hebben overigens nog wel wat spullen die eigenlijk meer in de weg staan of liggen dan dat ze nut bijbrengen.  Wat mijn moeder ertoe bracht om het idee van een garageverkoop te opperen.  Een kleine privé-rommelmarkt, dus.  Zo gezegd, zo gedaan, en vorige zaterdag verkochten we dus allerlei spullen.  Daar kroop nogal wat voorbereiding in, en ik ben mijn broer bijzonder dankbaar dat hij daarvan een groot deel op zich nam, terwijl ik in Griekenland zat.  Vooral zijn ambitieuze plan om de hele Playmobilcollectie verkoopsklaar te maken getuigde van moed – en overmoed.  Eigenlijk had mijn moeder zo’n 35 jaar geleden moeten zeggen “en nu ruim je dat allemaal netjes op en stop je elk onderdeeltje opnieuw waar het hoort”.  Maar dat deed ze niet.  Ons vertellen dat we daar 35 jaar later spijt van zouden hebben als we er een week in zouden steken om het allemaal wat toonbaar te maken… dat zou wellicht ook geen indruk hebben gemaakt.

En dus besteedde ook ik een aantal uren in het wedersamenstellen van voer- en vaartuigen, woningen en allerlei alaam.  Dat bracht enige nostalgie met zich mee, ook wel omdat ik dus echt wel een zwak voor die Playmobil had destijds, zoals ik hier tien jaar geleden eens beschreef.  En nu nog in de speelgoedwinkel stiekem even kijk hoe mooi het aanbod voor de huidige generatie wel is.  Maar uiteindelijk deed het deugd om te zien dat het werd verkocht aan mensen die het geheel echt een tweede leven willen geven.  Dat de trein waarvan ik vrijdag uittestte of hij nog reed (jawel) mogelijk ook weer echt personen en goederen ter plaatse gaat brengen.  Stipter dan de NMBS, daar twijfel ik uiteraard niet aan.

En eigenlijk is dat het gevoel dat ik aan de hele verkoop overhoud : het is ongetwijfeld leuker -het heeft zelfs iets “therapeutisch”- om te zien dat spullen een nieuwe bestemming krijgen, ook al krijg je er maar enkele euro’s voor, dan om ze gewoon weg te gooien.  We kregen ook best veel volk te zien, wellicht vooral aangetrokken door onze berichten op de sociale media.  Of hoe nieuwe technologieën het gemakkelijker hebben gemaakt om oude spullen te koop aan te bieden…  Overigens niet alleen door de verkoop aan te kondigen, want wat niet werd verkocht gaat uiteraard op enkele tweedehandssites belanden.  En vervolgens toch ook weer op aloude wijze nogmaals te koop worden aangeboden op de Hoekse rommelmarkt op 8 september.

Ik hoop ondertussen alvast dat iedereen die iets heeft gekocht er plezier aan beleefd, of zich toch tenminste niet “bekocht” voelt.

Getongd en geklauwd van keel

Getongd en geklauwd van keel

Op elf juli hing aan mijn gevel een Leeuwenvlag.  Meer in het bijzonder een gele vlag met een zwarte leeuw, rood geklauwd en getongd.  De keuze voor die specifieke versie van de vlag is geen toeval.  Ik heb destijds voor deze vlag gekozen omdat de toenmalige Volksunievoorzitter (neen, het was niet Bert Anciaux) zich in een interview openlijk uitsprak voor het gebruik van de vlag die door de Vlaamse volksvertegenwoordiging (in casu de Cultuuraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement) officieel werd vastgesteld als Vlaamse vlag.  Ik vond en vind het niet onlogisch om, met name op de nationale feestdag, de vlag uit te hangen die door die natie democratisch werd gekozen.  De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de vlag die me uiteindelijk werd geleverd iets afwijkt van de vlag die decretaal vastligt, maar laat dat een detail wezen.

Zoals de voorbije dagen ook in de pers werd aangehaald, is er ook een andere variant in omloop : een gele vlag met een zwarte leeuw, waarvan ook tong en klauwen zwart zijn.  Er is een heraldische discussie mogelijk, die voor zover ik begrepen heb tot de conclusie zou kunnen leiden dat voor beide vlaggen historische argumenten bestaan, misschien iets betere voor de variant met rood.  Maar de zwartgeklauwde leeuw is vooral relevant omdat deze door de Vlaamse Beweging met name in de periode na de Eerste Wereldoorlog als “strijdvlag” werd gekozen, de vlag dus waarmee werd opgekomen voor de rechten van de Vlamingen en later voor Vlaamse autonomie (in verschillende varianten, gaande van federalisme tot onafhankelijkheid).  Daarbij speelt mee dat het gebruik van rood de kleuren op de Vlaamse vlag meteen identiek maakt aan die op de Belgische.  Dat is toeval, want de Belgische vlag is geïnspireerd door de kleuren van het voormalige hertogdom Brabant, niet die van het graafschap Vlaanderen.  Maar voor sommigen is de Vlaamse vlag die in 1973 officieel werd vastgesteld te “Belgisch” – dat is dan ook al wel eens over “mijn” leeuw gezegd.

Beide vlaggen hebben zo hun legitimiteit en hun geschiedenis, een beetje vergelijkbaar met de twee vlaggen die in Catalonië worden gebruikt (Senyera en Estelada).  In de praktijk worden de beide Leeuwenvlaggen door elkaar gebruikt, wat gezien hun grote gelijkenis niet onlogisch is.  Wie op elf juli in Essen rondrijdt, zal ze ook allebei tegenkomen; misschien legt de ene daarbij wat meer de nadruk op de weg die Vlaanderen heeft afgelegd en de andere op wat er nog zou moeten gebeuren, maar ook dat verschil zit wellicht niet in het hoofd van elke vlagger of waarnemer.

De beide vlaggen kwamen in de voorbije dagen in het nieuws nadat enkele extreem-rechtse jongemannen het nodig hadden gevonden om enkele jonge vrouwen met een andere mening fysiek te intimideren – een actie waar geen enkele rechtvaardiging voor te bedenken valt, uiteraard.  Zij deden dat onder het embleem van de zwartgeklauwde vlag.  Die werd dan vervolgens door de organisatoren van Pukkelpop als “collaboratievlag” weggezet, en meteen verboden.  Wat tot een polemiek leidde, waarop ik even wil ingaan.  In de eerste plaats om het kernfeit te onderlijnen : los van mijn politieke sympathie (die naar Anuna De Wever en haar mede-actievoerders uitgaat) is het legitiem om van mening te verschillen, maar volstrekt laakbaar en niet te verantwoorden om daar fysieke intimidatie aan te koppelen.  Ik hoop dat daar strafrechtelijk gevolg aan kan worden gegeven.  Maar los van die kernkwestie is het betitelen van de zwartgeklauwde vlag als “collaboratievlag” natuurlijk onaanvaardbaar.  De vlag werd inderdaad door de Vlaamse collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog gehanteerd (vaak in combinatie met de Heel-Nederlandse oranje-blanje-bleu), maar ze kan daar niet toe herleid worden.  Zoals Bruno De Wever terecht opmerkte zou dat hetzelfde zijn als de Belgische vlag als “kolonisatievlag” omschrijven, omdat ze het symbool was waarmee Congo werd gekoloniseerd.  Of de rode vlag van de socialistische beweging als “goelagvlag” omschrijven.  Daarmee is niet gezegd dat bepaalde symbolen en een bepaalde ideologie niet kunnen samenvallen (de nazivlag is de nazivlag), maar hier gaat het om bredere symbolen die niet kunnen worden herleid tot de uitwassen waarvoor ze ook werden gehanteerd.  De zwartgeklauwde leeuw is ook die van het democratische Vlaams-nationalisme en verdient op die basis te worden gerespecteerd.

Het delen van symbolen, ook als is dat ongewild, maakt wel dat het af en toe nuttig en nodig is om het verschil duidelijk te maken, bijvoorbeeld door “afstand” te nemen.  Dag op dag vijf jaar geleden schreef ik hier dat dit al te vaak wordt gevraagd, maar soms moet het dan maar.  Wie tegelijk de zwartgeklauwde leeuw, de democratie en de mensenrechten genegen zijn, moeten noodgedwongen af en toe duidelijk maken dat het soort acties als die van Schild en Vrienden en consoorten niet in hun naam gebeuren – ook al is het niet hun schuld dat dat tuig daarvoor dezelfde vlag gebruikt.  Zoals de hindoe die om religieuze redenen een hakenkruis omhangt noodgedwongen zal moeten uitleggen dat hij niets met de nazi’s te maken heeft, en hun acties uiteraard afkeurt.  Die hindoe kan daar ook niet aan doen, maar het lot is wat het is.

Epirus

Epirus

De zomervakantie bracht ons naar Griekenland.  Dat klinkt wellicht een beetje voorspelbaar, maar we kozen voor kant van dat land die wat minder vaak op de lijst van de zomerbestemmingen staat – toch zeker hier.  Na een weekje Athene (waar ik nog wat Griekse les volgde, voortbouwend op het mei-examen – waarvoor ik trouwens geslaagd was) en enkele dagen Salamina (waar zowaar een naschok van de recente aardbeving in de streek op het programma bleek te staan) trokken we naar Ioannina.  Dat ligt niet aan zee, wel aan een prachtig meer.  Het is ook de stad vanwaaruit Ali Pasja in naam van de sultan grote delen van Griekenland, Albanië en omstreken regeerde, en dat liet sporen na.  Een kasteel, een buitenverblijf en enkele moskeeën, met name.  Pasha kon een wreed heerser zijn, maar steunde de Griekse cultuur.  Hij volgde een onafhankelijke koers en onderhield goede contacten in West-Europa.  Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de sultan en kostte hem letterlijk de kop (die werd naar Istanboel gestuurd, de rest van Pasja bleef in Ioannina achter).  Zijn leger telde enkele Griekse generaals, en die gebruikten die ervaring nadien dankbaar bij de Griekse onafhankelijkheidsstrijd.  Pasja was van Albanees-Turkse origine, en lag zo ook mee aan de basis van de latere Albanese opstand tegen de Ottomanen.  Of hoe in de Balkan alles met elkaar verweven is – en de val van het Ottomaanse rijk ook minder een breuklijn was dan ze misschien lijkt.

Naast het meer met schilderachtig eiland en de kasteelcitadel staat Ioannina bekend voor het grottencomplex van Perama (groot en goed toegankelijk, dus de moeite meer dan waard), en voor het Vrellimuseum.  Dat is een wassenbeeldenmuseum, gemaakte door één man (Pavlos Vrellis), en gewijd aan de Griekse geschiedenis.  De sfeer doet meer aan het sprookjesbos van de Efteling denken dan aan Madame Tussaud’s.  Interessant curiosum.

Vanuit Ioannina bezochten we de Vikoskloof.  Die is dieper dan de Grand Canyon, wat voor een smalle kloof uitzonderlijk is.  Een indrukwekkend stuk natuur.  We bezochten ook twee van de 46 schilderachtige bergdorpen die samen de Zagarochoria worden genoemd, met name Mikro (Klein) en Megalo (Groot) Papingo.  Niet het Griekenland van de zee en het strand, maar dat van de bossen en de bergen.

Daarna trokken we wél kustwaarts, naar Sivota.  Een toeristische badstad die niet meteen veel charme uitstraalt, al is de zee er kristalhelder (zoals zo goed als overal aan de Ionische kust) en is de zonsondergang er zonder meer spectaculair.  Vanuit Sivota bezochten we Paxos en Antipaxos, twee eilanden die vooral omwille van enkele prachtige stranden bekendstaan.

Vervolgens leidden onze wegen naar Parga.  Ook vasteland, maar met de charme van een Grieks eiland.  We dwaalden er door de smalle straatjes, zwommen in de zee, aten vis op een terras met adembenemend uitzicht en bezochten er de neef van Ioanna, die ook onze getuige was bij ons huwelijk in Salamina.

Daarnaast trokken we tijd uit voor vier dagtrips.  De eerste bracht ons naar een reeks Ionische eilanden.  Met name naar Lefkada en Kafelonia, met enkele prachtige witte stranden die enkel vanop zee toegankelijk zijn, naar het Ithaka van de Odyssee en naar de eilanden (Skorpios en enkele kleinere) die Aristoteles Onassis ooit voor zichzelf kocht, en die nu door de Russische familie Rybolovlev worden verbouwd.  Dagtrip twee bracht ons naar Nekromanteio, waar in het Oude Griekenland vragen konden worden gesteld aan de doden, en vervolgens naar de rivier Acheron.  Er wordt vanuit gegaan dat die rivier model stond voor de mythologische Styx, waar de doden werden overgezet.  We wandelden door de (koude) rivier naar de bronnen ervan, en werden er ook in ondergedompeld, wat onsterfelijkheid zou moeten opleveren.  Voor wie het wil nadoen : opletten dat je alles onderdompelt, en niet zoals de moeder van Achilles je kinderen bij de hiel vasthoudt !  Het koude water deed deugd in de zomerse hitte, die elders in Griekenland voor grote bosbranden zorgde.  Wie na deze zomer nog aan de klimaatverandering twijfelt, is wellicht rijp voor de psychiatrie – of het Witte Huis, natuurlijk.

Dagtrip drie leidde naar Albanië, een land waar ik niet eerder was.  We bezochten het archeologische complex van Butrint (werelderfgoed) en de stad Sarandë.  In die badstad komen reeksen Italiaanse toeristen samen met Grieken, maar ook Serviërs, Kosovaren en uiteraard Albanezen.  Met hier en daar een Duitser of zelfs Nederlander-met-caravan.  De verkeerschaos die dat samen oplevert is „over the top” : dubbel parkeren is er dermate de norm dat je er als voetganger zo goed als overal veilig kan oversteken ! Albanië lijkt vooral op de andere Balkanlanden, met name op Montenegro.  En in het uiterste zuiden is de aanwezigheid van een Griekse minderheid ook erg merkbaar, niet alleen op de plaatsnaamborden.  Of hoe naast de geschiedenis ook de soms zwaarbevochten grenzen op het schiereiland altijd ook relatief zijn.

Onze laatste dagtrip leidde naar nog meer werelderfgoed : de kloosters van Meteora.  Hier keek ik vooraf het meest naar uit, en ik werd niet teleurgesteld.  De natuur bedeelde de regio met een reeks prachtige monolithische rotsformaties, en orthodoxe monniken bouwden er kloosters.  Hoe ze dat deden is minder evident, want tenzij voor ervaren bergbeklimmers zijn de rotsen niet meteen goed toegankelijk.  De combinatie van de rotsen met de kloosters is zonder meer uniek.  Op de terugweg stopten we nog in Metsovo, het dichtst dat een mens bij het Alpengevoel kan raken zonder Griekenland te verlaten.  Gejodeld wordt er bij mijn weten nochtans niet.

Tussendoor vierden we 15 augustus in Parga.  Die dag wordt overal in Griekenland gevierd, wegens het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming en omwille van de band met de Tweede Wereldoorlog (toen de Italianen op 15 augustus 1940 de “Elli” bij het eiland Tinos tot zinken brachten, nog vóór de oorlog tussen Italië en Griekenland uitbrak).  Maar in Parga wordt ook de terugkeer van de bewoners van de stad gevierd, bijna een eeuw nadat ze in 1819 in ballingschap vertrokken toen hun stad in handen kwam van de Ottomanen – van de al genoemde Ali Pasja dus.  Die verkreeg de stad die hij gedurende jaren probeerde te veroveren uiteindelijk door ze te… kopen.  Van de Britten.  Of hoe zelfs de perikelen rond Groenland niet zo uniek zijn in de geschiedenis…