Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Voorzitter

Voorzitter

Het is natuurlijk veel te stil op deze site – met mijn excuses. Het komt door het Belgisch EU-Voorzitterschap. Vanaf morgen zit ons land zes maanden lang de Raad van de Europese Unie voor. Professioneel ben ik afdelingshoofd internationale relaties en socio-economische studies bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Een hele mondvol, maar het betekent dat ik sterk betrokken ben bij de Voorzitterschap, op ons domein (dat van de werkgelegenheid en het sociaal beleid).

Bovendien liggen de Belgische ambities -terecht- hoog. Ons Voorzitterschap zit op het scharnierpunt tussen twee Europese bestuursperiodes : het huidige Europese Parlement en de huidige Europese Commissie ronden hun werk af, en bij de Europese verkiezingen van begin juni worden hun opvolgers aangeduid. De derde partner, de Raad, die de Lidstaten verenigd, blijft gewoon verder werken – daar zijn het de nationale verkiezingen in elk van de 27 landen afzonderlijk die de koers bepalen. Maar de Raad is ook betrokken bij het aanstellen van de nieuwe Commissie, en het is gebruikelijk dat de Raad ook een strategische agenda opstelt voor de nieuwe Commissie, en daarmee voor de nieuwe legislatuur. En dat proces, het maken van die agenda, dat moeten wij dus in goede banen leiden.

Ook de nog lopende wetgevende dossiers moeten zo veel mogelijk worden afgesloten, vooraleer het Europees Parlement in reces gaat. We hebben ook nog enkele specifieke thema’s die we op de agenda willen zetten. Tenslotte zijn er nog een reeks vergaderingen waarvoor we de komende zes maanden gastheer spelen.

Het Voorzitterschap werkt via een beurtol. Vandaag is de laatste dag voor Spanje, waarmee we overigens uitstekend hebben samengewerkt. Na ons komt Hongarije. Ons vorig Voorzitterschap was in 2010. Wanneer we terug aan de beurt zijn hangt af van de uitbreiding van de Unie (en van eventuele vertrekkers, al neem ik aan dat zelfs Geert Wilders wel twee keer zal nadenken vooraleer hij de grenspost in de Nieuwstraat en op de Ring heropent – hij moet dat dan zelf maar met Kees Carnaval onderhandelen). Wellicht komen we dan al dicht bij 2040.

Voor iets dat zo weinig frequent voorkomt kan je natuurlijk niet echt structureel de nodige middelen voorzien, en bovendien kan je ook maar weinig lessen trekken uit de vorige ervaring – de tijden zijn per definitie veranderd. Ook al is het de 13e keer dat België aan de beurt is, het blijft een avontuur. Eén waar ik veel zin in heb, maar dat wel veel tijd en energie vergt. Hoewel volgens collega’s die het kunnen weten de maanden vóór het Voorzitterschap de ergste zijn, wordt het de komende maanden toch ook nog erg druk. We beginnen er ook heel vroeg aan : onze “informele ministerraad” staat al op 11 en 12 januari gepland. Mogelijk blijft het hier dus nog wat stiller. Desalniettemin mijn allerbeste wensen voor een gezond, gelukkig, vredevol 2024, waarin er meer opgebouwd dan afgebroken wordt.

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Jeremiade voor het boerenbedrijf

Ik heb geen Netflix, maar wel Amazon Prime.  Of dat verstandig is, laat ik even in het midden.  Het heeft wel als consequentie dat ik onlangs het tweede seizoen van Clarcson’s Farm heb bekeken, waarin Jeremy Clarkson -enfant terrible dat al herhaaldelijk werd buiten gesmeten, met name bij het BBC-programma “Top Gear” dat hij groot maakt- de boerderij die hij voorheen verpachtte zelf overneemt.  Van veel sympathie voor de mens Clarkson wens ik niet verdacht te worden, maar als televisiemaker heb ik hem eigenlijk altijd wel kunnen waarderen.

De Farm waarvan sprake, met de naam Diddly Squat (zoiets als “noppes”) is een grote, prachtige boerderij in de Engelse Cotswolds, met uitgestrekte velden, stukken natuur, water en enkele gebouwen, waar boer Jeremy (flink geholpen door een aantal anderen die de stiel wél kennen) allerlei gewassen en bloemenzaad verbouwt, alsook schapen (in seizoen 1), koeien (in seizoen 2), bijen en kippen erop nahoudt.  In seizoen 1 opende hij een boerderijwinkeltje met zijn en nog wat andere producten, in seizoen 2 probeert hij ook een restaurant te openen.  Daarbij wordt hij flink tegengewerkt door de lokale overheid, die de parkerende auto’s bij de winkel niet kan aanzien en de restaurantplannen tracht te fnuiken door de nodige vergunningen te weigeren.  Waarna er via een gaatje in de wet in de laatste aflevering alsnog aan tafel wordt gegaan.  Als er een seizoen 3 komt, zal de lokale overheid wellicht opnieuw de rol van boeman krijgen, want voor zover ik begrijp is het restaurant in tussentijd opnieuw dicht.  Ondertussen onderwerpt Clarkson zich overigens wel gedwee aan reeksen andere reglementeringen, waarvan ik vermoed dat ze de Vlaamse landbouwer zouden doen steigeren.

In de reeks zit ook de behandeling van de bouwaanvraag voor het restaurant door een lokale “council”, en daar kon ik me uiteraard wel mee identificeren.  Die council stemde in grote meerderheid tegen de aanvraag.  Op basis van de informatie die ik in de reeks kreeg (niet het hele dossier, uiteraard) zou ik vóór hebben gestemd.  De restaurantplannen van Clarkson waren een verdienstelijke poging om de rendabiliteit te verhogen van een boerderij zoals ik zou willen dat ze er in Essen uitzagen.

Want uiteraard wil ik het hier over onze landbouwers hebben, en hun verzet tegen de stikstofplannen, Natuurpark de Kalmthoutse Heide en meer in het algemeen tegen alles wat naar natuur ruikt, met inbegrip van een Horendonks veld van door schoolkinderen pas aangeplante bomen dat onlangs met kruisen tot een soort modern Golgotha werd herschapen.  Waar Clarkson in essentie vooral het landschap van de Cotswolds vormgeeft en onderhoudt, en probeert daar wat winst uit te halen (die hijzelf, laten we wel wezen, niet nodig heeft, maar dat is het punt niet) is de landbouw bij ons verworden tot een industriële sector met de nadruk op intensieve veeteelt en het voorzien van voedsel voor het vee dat wordt geteeld.  Dat is het gevolg van een economisch model waar met name de Boerenbond voor verantwoordelijk is en dat geen regering in de voorbije decennia heeft durven aanpakken, omdat die Boerenbond nu eenmaal verweven is met een politieke partij die altijd aan de knoppen van de macht zat – en die de andere partijen tolereren omwille van de coalitievrede of het opportunistische geloof dat ze misschien ook wel een graantje (een maïskolf, wellicht) zouden kunnen meepikken van het landbouwelectoraat.  Quod non, geen trouwer CD&V-stemmer dan de boer.

De individuele landbouwer is daar uiteraard even goed slachtoffer van dan Clarkson van het argument dat het licht van zijn restaurant mogelijk de sterrenhemel boven Oxfordshire wat minder zichtbaar zou maken, en die Essense of bij uitbreiding Vlaamse landbouwer is bovendien door de band genomen ook een beter mens dan de bullebak die doorgaans in veel te dure, snelle en luidruchtige auto’s rondscheurt, samen met zijn kompanen Hammond en May – die laatste maakt uitstekende reisprogramma’s voor Prime, doch dit geheel terzijde.  Ik heb dus best sympathie voor de boer die in een groeimodel werd opgesloten -in feite een soort pyramideschema- en op de economische en ecologische grenzen daarvan stuit.

Maar waar die landbouwer dus enig mededogen verdient, zoals pakweg de eveneens door de katholieke zuil opgelichte Arcocoöperant, geldt dat jammer genoeg niet voor de Vlaamse landbouw als sector en voor het agro-industriële complex dat daar zijn rijk op heeft gebouwd.  Daarbij maakt het niet eens zoveel uit of het nu omwille van stikstof, mest of wat dan ook is : de landbouw in Vlaanderen zoals ze vandaag bestaat gaat de draagkracht van ons land ruim te boven én vervult zijn kerntaak niet : die van het beheer van een groot stuk van ons plattelandslandschap.

Het tegenargument dat we voor ons eigen voedsel zouden moeten kunnen instaan is daarbij lachwekkend, vooral als het wordt gebruikt om te verantwoorden waarom er op Vlaamse grond voor elke inwoner continu een volledig varken moet rondlopen.  Het klinkt zoals de Britse politici die op het tekort aan sinaasappelen als gevolg van Brexit reageerde met de goede raad om meer rapen te eten : de internationalisering van de economie maakt dat we nu eenmaal toegang hebben tot lekkere dingen die worden geproduceerd waar ze het best gedijen.  Daarvan willen afstappen is geen decennia maar honderden jaren achteruitgang, naar de tijd toen onze voorouders voor het eerst een glas wijn proefden.  Uiteraard wordt die handel soms verstoord (zoals nu door de oorlog in Oekraïne), maar dat is dan een reden om die verstoring aan te pakken, niet om plots over autarchie à la Noord-Korea te gaan dromen.  En dat beseft die landbouwsector maar al te goed, want die miljoenen varkens houden ze uiteraard niet voor ons, maar voor de Aziatische markt.  Het dan over “voedselveiligheid” hebben klinkt wat tegenstrijdig.

Natuurlijk is er wel toekomst voor een landbouw in Vlaanderen, die de overheid wellicht niet minder gaat kosten dan die van vandaag.  Maar dan één die vergoed wordt voor de publieke taak die ze vervult – het landschap mee beheren en het karakter van het Vlaamse platteland mee instandhouden.  En die daar uiteraard ook een economische opbrengst uit mag halen.  Voor de landbouw zoals ze vandaag functioneert, zie ik evenwel evenveel toekomst in Vlaanderen als voor de mijnbouw en de scheepsbouw.  Noteer overigens dat ook die teloorgang niet zonder slag of stoot verliep, dat de sociale gevolgen ervan terecht opgevangen werden, en dat niemand het betreurt dat we onze steenkool of schepen niet meer ter plaatse produceren.

Verhaalbelasting

Verhaalbelasting

De voorbije weken werd de geschiedenis van Vlaanderen zowaar één van dé gespreksonderwerpen in deze lap grond van nog geen 14.000 km2.  Het televisieprogramma dat Tom Waes maakte kreeg al van vóór de aanvang het etiket “nationalistische propaganda” opgekleefd.  Alleen maar omdat het woord “Vlaanderen” in de titel stond.  Als er voor het “verhaal van België” zou zijn gekozen, dan zou de kritiek wellicht even hard zijn geweest.  En de keuze is nu eenmaal onvermijdelijk, ook als ze niet in de titel zou hebben gestaan en het programma “Tijdrijzen Waes” had geheten.  Voor dit soort programma is een geografische afbakening nodig : de wereldgeschiedenis laat zich niet vatten in een laagdrempelige tv-reeks.  En dat maakt nu net het succes van dit verhaal : er is zichtbaar heel hard aan gewerkt om een wetenschappelijk verantwoord historisch verhaal zo in beeld te brengen dat het zoveel mogelijk mensen aanspreekt.  De kijkcijfers laten zien dat dat ook lukt.  Voor al wie geschiedenis belangrijk vindt kan dat alleen maar een verheugende vaststelling zijn.

Interessanter dan de -al te gemakkelijke- politieke kritiek die wat mij betreft ook door het programma wordt weersproken vind ik de vaststelling dat het programma af en toe wat te veel historische figuren weglaat.  Neen, ik heb het niet over Jan Breydel : die is alleen belangrijk in onze geschiedenis omdat hij wordt opgevoerd in het werk van Conscience – en dát is belangrijk.  Maar misschien wel Conscience zelf, of toch zeker Pieter-Paul Rubens.  Die was toch wel echt belangrijk.  Twee Karels ook : Karel De Grote en Karel V.  Twee belangrijke personen in de Europese geschiedenis, met wellicht ook (voorlopers van) onze taal als moedertaal.  Willem De Zwijger ook : wie Alva noemt moet hem ook noemen, omdat zonder die beiden de Vlaamse noordgrens niet tussen de Kloosterstraat en de Kloosterweg zou liggen.  En keizer Jozef II, zonder wiens beleid de coalitie van liberalen en katholieken die uiteindelijk België gevormd heeft wellicht niet tot stand zou zijn gekomen.  De keuze is duidelijk gemaakt om hen niet te vernoemen, eerder dan er en passant naar te verwijzen.  Begrijpelijk, maar toch jammer.  Ik heb na elke aflevering tot nog toe Wikipedia open gedaan en iets bijgeleerd, dus misschien zouden enkelen ook wel die namen hebben opgezocht…

Eigenlijk zou er tussen elke twee afleveringen van het Verhaal een aflevering van het “tussenverhaal” moeten zitten, waar de evolutie van de ene naar de andere (goed gekozen, het moet gezegd) episode wordt verduidelijkt.  Misschien is dat iets voor een tweede reeks.

Overigens… als taalfanaat verheugt het me bijzonder dat er in elke aflevering geprobeerd is om de juiste taal zoals die op dat ogenblik werd gesproken weer te geven, met ook enige uitleg.  Daarbij werd specialist Peter-Alexander Kerkhof opgevoerd – specialist in allerlei Germaanse talen, waaronder het West-Brabants.  Waar ook het Essense bijhoort, want niet zo verrassend is aangezien de man uit Wouw afkomstig is.

Mijn auto, mijn vrijheid ?

Mijn auto, mijn vrijheid ?

Een gemeenteraad krijgen we deze maand niet : het college heeft niet voldoende beleidsideeën om met de raad over te discussiëren.  Er stond wel een commissie omgeving op het programma, over het energie- en klimaatplan.  Daarvoor gold het principe van de hoge bomen en de wind : er lag een zeer degelijk plan voor, op maat gemaakt voor Essen.  Zodat het de moeite was om dat kritisch te bekijken en daar ook degelijk op in te gaan.

Maar daar wilde ik het eigenlijk niet over hebben.  In de marge van de discussie ging het even over de auto.  Niet vér in de marge, want over klimaat discussiëren zonder het over auto’s te hebben gaat niet natuurlijk.  Maar toch : op een bepaald ogenblik zei Dirk dat hij past voor een maatschappij waarin alleen de rijken zich een eigen auto kunnen permitteren.  Ik ben het daarmee eens.  Maar ik denk dat we naar een maatschappij gaan waarin ook de rijken geen eigen auto meer zullen hebben.  Of dat helemaal verboden wordt, dat weet ik niet.  Maar het zou best kunnen, en het gaat dan niet veel minder deining veroorzaken dan het wel lijkt.

Ben ik plots in communistische of naïef-ecologistische utopieën gaan geloven ? Zie ik mezelf, als nooit-autobezitter, plots als maat van alle dingen ? Toch niet.  Ik zie het aantal autokilometers zelfs omhoog gaan, ten koste van bus en trein.  Al gaat dat natuurlijk wel op zo’n manier zijn dat de milieu-impact minimaal blijft.

Mijn redenering begint bij de zelfrijdende auto (eigenlijk een tautologie, automobiel betekent zoveel als “zelfrijdend”…).  Die komt er, al gaat het langzamer dan ik voor enkele jaren dacht.  Het is ook niet zo evident : vooral de interactie tussen zelfrijdende en bestuurde auto’s is niet zo gemakkelijk om te programmeren.  Hoe meer auto’s zelf rijden, hoe minder dat evenwel nodig gaat zijn : die kunnen alle informatie over hun rijgedrag automatisch en meteen aan elkaar doorgeven, zodat ze perfect weten wanneer de auto voor hen gaat afslaan.  Maar ook de auto dáárvoor, en zeven auto’s verder.  Ik ben geen ingenieur, maar dat lijkt mij veel veiliger, ook bij een hogere snelheid.  Tenzij er in dat rijtje natuurlijk nog een auto met een bestuurder zit.  Op de autosnelweg wordt het helemaal interessant : daar kunnen alle auto’s die van de Antwerpse naar de Brusselse ring rijden automatisch een treintje vormen en aan maximale snelheid bumper aan bumper (misschien zelfs fysiek gekoppeld) doordenderen.  Je moet er niet aan denken dat je daar zelf met je wagentje zou tussen moeten laveren.  Of zo’n treintje naast je zou hebben terwijl je van rijstrook moet veranderen.  Je eigen auto besturen wordt véél te gevaarlijk – in vergelijking met de zelfrijdende auto.  Dat gaat verboden worden, met hier of daar een kleine uitzondering voor “oldtimers” die af en toe de weg op zullen mogen.

Dat is natuurlijk nog geen reden om géén auto meer te kopen.  Integendeel, die gaat net veiliger en sneller zijn.  Maar waarom zou je ? Als je ‘s avonds tegen je auto zegt : “rijd nu maar naar de garage, ik zie je morgevroeg” dan gaat die vragen waarom hij ‘s nachts geen passagiers of pakjes mag vervoeren om zo de kost te verdienen.  Wie gaat daar neen op zeggen ? Die garage kan meteen ook weg : als hij toch moet stilstaan, dat de auto zijn plan dan maar trekt.

Maar waarom moet mijn auto dan ’s morgens terug voor mij voorrijden ? Ik vraag gewoon zo snel mogelijk een auto voor mijn deur, die me brengt naar waar ik moet zijn.  Wie daar de eigenaar van is, is niet echt belangrijk, als de auto proper is op zichzelf… Zo vermijd ik ook dat ik geen auto heb als die van mij in panne staat, want dat ga je wel hebben met al die technologie, natuurlijk.  Of als hij geüpgraded wordt.

Gaat daarmee het onderscheid tussen arm en rijk verdwijnen ? Jammer genoeg niet : als ik wil betalen voor een auto met ontbijt, waarin ik alleen zit en een videoconferentie kan houden, of een uiltje kan knappen, dan ga ik wat meer betalen dan voor eentje die vijf willekeurige medepassagiers oppikt, Q-Music door de boxen knalt en hooguit slechte automaatkoffie serveert.  Utopia klinkt altijd beter dan de realiteit…

De individuele belangen (veiliger, sneller en goedkoper van A naar B) vallen samen met een groot maatschappelijk belang : ondanks de hogere capaciteit zal er minder nood zijn aan wegen, wegens veel efficiënter gebruik.  Minder aan spoorwegen, tenzij we onze autotreintjes op één of andere manier met de echte trein kunnen combineren.  De parkeerplaats of -garage wordt grotendeels een anachronisme.  En elk verkeersongeval wordt voorpaginanieuws, vóór de moordzaken.

Weet ik dat zeker ? Natuurlijk niet.  Zowel de technologische evolutie als het gedrag van mensen zijn niet zomaar te voorspellen.  En als economist zou ik iets moeten afweten van het tweede, maar niet zo veel van dat eerste aspect.  Maar het klinkt plausibel genoeg om er als beleidsmaker toch rekening mee te houden, niet ?

Eentje is Geen(s)tje

Eentje is Geen(s)tje

Het mag dus weer, recepties houden.  En dus zijn er naar oude gewoonte ook veel te veel in januari.  De collega’s van Vooruit hielden die van hen traditiegetrouw op zondagmorgen in het Volkshuis, CD&V koos voor een vrijdagavond in Zaal Rex.  Schepen Arno Aerden sprak in de mooi vernieuwde zaal van het Volkshuis, burgemeester Van Tichelt kreeg het eerste woord in de gemeentelijke fuifzaal.  Beiden zetten de verwezenlijkingen van het zittende schepencollege in de verf, al bleek de keuze van die verwezenlijkingen nogal uiteen te lopen.  De coalitiepartners vonden elkaar vooral in de vernieuwing van de buurtspeelpleintjes.  Waarvan ik het belang geenszins wil onderschatten.

Daarnaast hadden beide partijen ook een parlementslid uitgenodigd.  Aankomend talent Hannes Anaf bij Vooruit, oud-minister Koen Geens bij CD&V.  Anaf bracht vlotjes een herkenbaar en daardoor ook voorspelbaar Vooruitverhaal.  Hij wierp bloemen naar de Essense CD&V en smeet de pot naar Wouter Beke en het welzijsbeleid van dezelfde partij.  Hoewel hij ook uithaalde naar N-VA (via het “spookbeeld” van een mogelijke meerderheid van die partij met het VB) maakte ik me de bedenking dat onder meer op het vlak van welzijn, maar ook in het milieubeleid, N-VA en Vooruit elkaar alvast in een Vlaamse regering mooi zouden kunnen aanvullen en versterken, met de wil om jaren van CD&V-immobilisme en vergoelijking recht te trekken.  We horen nog van Anaf.

Of we ook van Geens nog veel gaan horen is een andere vraag, want diens carrière loopt wellicht ten einde.  Maar de voormalige minister van justitie bleek wel een uitstekend spreker, met een vorm van humor die ik wel kan waarderen.  Zijn poging om een ideologische onderbouwing aan de christen-democratie te geven heb ik geapprecieerd, maar ze is -minstens wat mij betreft- altijd tot mislukken gedoemd : uiteindelijk komt het erop neer dat christen-democraten betere bestuurders zijn, en als je hen vertrouwt en het roer in handen geeft dan komt alles altijd goed.  En zélfs als het niet goed komt moeten ze blijven meeregeren, want zonder hen zou het nóg erger zijn.

Dat hij daartoe ook een verhaal vertelde over de milieuproblematiek die 70 jaar te laat wordt aangepakt klonk behoorlijk ongerijmd, maar wel tekenend voor hoe het vaak echt gaat.  Het “rentmeesterschap” dat hij zo roemde blijkt in de regel korte termijndenken (“de winkel open houden”) zoals we dat in Essen zien, en als de christen-democratie écht sterke bestuurders levert -zoals ik hier eerder al eens uitlegde gebeurt dat- dan gaat het vaak over middellange termijndenkers, stijl Dehaene en Merkel.

Geens’ vaststelling dat mensen niet kunnen omgaan met te veel vrijheid deed me er dan weer aan herinneren hoe je tegelijk jezelf in het politieke centrum kan situeren (wat Geens en mij verbindt) en toch volstrekt een ander uitgangspunt kunt hebben.  Interessant, goed gebracht en prikkelend – eigenlijk kregen we dus meer dan je van een gemiddelde nieuwjaarsspeech moet verwachten.  Maar voor mij leidde het alvast tot de bevestiging van de conclusie dat CD&V de overbodige partij is in ons politieke landschap.  Waarmee ik overigens geen afbreuk wil doen aan het engagement van al wie zich voor die partij inzet – en daarmee hoe dan ook aan onze democratie meebouwt.

De burgemeester noemde als ik goed heb geluisterd twee namen : Dirk Konings en Zuhal Demir.  Ik noemde op onze receptie één naam : die van Demir.  Ook Geens vermeldde Demir.  Anaf niet, al had hij het wel over de stikstofproblematiek en kan ik er veilig vanuit gaan dat hij Demir alleen niet bij naam noemde omdat het hem niet uitkwam om een N-VA-politica expliciet te ondersteunen.  Bij CD&V zat er wel wat spanning tussen Van Tichelt die dreigde met het einde van de landbouw zodat we voor ons voedsel afhankelijk worden van het buitenland -het doembeeld dat we onze rijst maar ook onze sinaasappelen, bananen, mango’s… zullen moeten importeren is natuurlijk angstwekkend- en Geens die eraan herinnerde dat de boeren bij het invoeren van het Europees landbouwbeleid ook al het einde van de Vlaamse aardappel hadden voorspeld.  Maar de “steun voor de boeren”, zonder uit te leggen hoe die er dan wel moet uitzien, blijft toch een CD&V-dogma dat door beiden werd bevestigd.  De vaststelling blijft daarbij dat het feit dat die boeren niet worden “bedreigd” door een groenlinkse maar door een rechtse politica voor zeer veel ongemak zorgt bij CD&V.  Ook wel bij Vooruit, maar voor CD&V gaat het om een veel meer existentiële bedreiging.  Hoe zeer Geens ongetwijfeld ook beseft dat de “rentmeester” ook in dit verhaal de eieren lang geleden in de verkeerde mand heeft gelegd, en ze daar zou moeten maar niet meer durft uithalen.  En daarmee zijn eigen contradictie en overbodigheid andermaal bewijst.

The end of an era

The end of an era

Het einde van een tijdperk.  Zo voelt het -toch nog plotse- overlijden van de Britse koningin Elisabeth II aan.  Ook voor een niet-monarchist.  Het is een beetje zoals het overlijden van koning Boudewijn in 1993 : ook die was er voor velen eigenlijk “altijd geweest”, op foto in de klas of het gemeentehuis, op televisie met Kerstmis.  Maar dan maal zoveel, want Elizabeth zat nog veel langer op de troon, en wel die van een op wereldschaal belangrijker of alleszins zichtbaarder reeks landen dan dat van Boudewijn.  Ook de persoonlijkheid van de betrokkenen speelde een rol : Boudewijn was een fatsoenlijk maar enigszins wereldvreemd man, maar van Elizabeth valt het helemaal erg moeilijk te ontkennen dat ze haar rol uitstekend heeft ingevuld.  Als de Britten toch een monarch willen, dan had het lot de voorbije zeven decennia een véél slechtere keuze kunnen maken dan die voor mevrouw Windsor, uiteraard.

Neem daarbij nog de mediafocus op het Britse koningshuis en je krijgt een combinatie die maakte dat ze zonder dat er enige aanvulling nodig was voor zo goed als de hele wereld “The Queen” werd, zoals de Franse president Macron het verwoordde.  Een bijna mythische figuur waarachter op het einde een frêle overgrootmoeder schuilging.  Meer is er niet nodig om te maken dat haar overlijden als een droevig scharniermoment aanvoelt.  Heimwee naar vroeger -en wie heeft dat nooit- werd in de voorbije dagen per definitie heimwee naar de tijd dat ze nog op de troon zat.

Ondertussen zien we hetzelfde fenomeen dat we bij ons zagen bij het aantreden van koning Filip : de vragen die werden gesteld bij zijn functioneren als prins verdwenen zo goed als meteen toe hij koning werd, en Charles III lijkt hetzelfde te zijn overkomen op het ogenblik dat hij koning werd (waarbij overigens niemand opmerkte dat het feit dat dit in het VK in een “oogwenk” gebeurt géén noodzaak is : zowaar ons eigen land is een tegenvoorbeeld waar de eedaflegging de koning maakt – en ook tijd geeft aan de familie of de regering en het parlement om alsnog in te grijpen).  De voorspelbare metamorfose van Charles, die eigenlijk al veel eerder was ingezet, in combinatie met het feit dat zijn zoon William vrij “decent” overkomt, zal wellicht volstaan om de monarchie in het Verenigd Koninkrijk overeind te houden – ook een onafhankelijk Schotland zou zonder veel twijfel overigens het koningshuis behouden.  Ik zie ook Canada niet zo snel een republiek worden – als buurland van de VS is het wellicht aantrekkelijk om er een min of meer fatsoenlijk en niet al te omstreden staatshoofd op na te houden.  Maar of Charles zijn andere “realms”, en met name Nieuw-Zeeland en Australië, zal kunnen blijven bekoren lijkt me al wat twijfelachtiger.

Het is overigens een grote verdienste van Elizabeth dat ze zich nooit tegen het uiteenvallen van “haar” Empire heeft verzet (het zou met Boudewijn niet waar zijn geweest).  Wat niet wegneemt dat er onder haar bewind zeer onaanvaardbare dingen zijn gebeurd, maar ook dat is natuurlijk het lot van een monarch in een niet-absolute monarchie : uiteindelijk maak je de keuzes niet.  Al is het voor velen wellicht een opluchting dat de Queen in haar laatste dagen het premierschap nog uit de handen van Johnson zag glippen.  Liz Truss -waar ik politiek niet veel van verwacht, overigens- heeft toch een iets ernstiger uitstraling dan Boris…

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Een zichzelf respecterende nationale gemeenschap heeft één (of enkele) nationale feestdagen nodig.  Daarvoor moet dan een datum worden gekozen.  Dat gebeurt dan op basis van een historische aanleiding.  Maar het belang daarvan moet niet overschat worden : het belangrijkste is om de gemeenschap, de natie, te vieren.  De precieze dag is eigenlijk een kwestie van toeval, en de historische gebeurtenis mag het feest niet overschaduwen.  Het feit dat er op 14 juli 1789 in de Bastille alleen wat kleine criminelen opgesloten zaten, die daar beter zouden zijn gebleven, of zelfs de vaststelling dat de Franse Revolutie een aantal jaren later de opmaak bleek voor een onvervalste dictatuur, doet geen afbreuk aan de Franse feestvreugde op 14 juli.

De Belgische nationale feestdag is ook al een rariteit : veel bureaucratischer dan een “eedaflegging” wordt het niet.  Van een toevallige koning, die de Belgische troon boven de Griekse verkoos – anders hadden ze in Athene misschien 21 juli moeten vieren.  Hoe die datum tot stand kwam, is wellicht ook een totaal toevallige beslissing.  Ik beeld me in dat er in het Voorlopig Bewind een agendapunt “eedaflegging” was, met het voorstel voor de 19e juli.  Maar één of andere baron moest die dag al naar receptie bij een collega, dus dat kon niet.  En op 20 juli verjaarde de vrouw van een andere notabele.  Tegen de 21e had niemand bezwaar.  Welaan dan.

Nu ik het toch al over Griekenland had… Eén van de nationale dagen aldaar is 28 oktober.  Die datum is gekozen door… Benito Mussolini, die net op die dag besloot om het land binnen te vallen.  Om vervolgens een luid “όχι” te horen te krijgen, gevolgd door een flink pak slaag dat pas ophield toen zijn goede collega Adolf Hitler tussenkwam.

En Vlaanderen viert 11 juli.  Het is uiterst terecht dat Vlaanderen een nationale feestdag heeft vastgelegd.  Daarvoor moet dan een dag worden gekozen.  Dat  had bijvoorbeeld de eerste zitting van het Vlaams Parlement, of één van de formele of historische voorlopers kunnen zijn.  Maar 11 juli had in Vlaanderen een grotere traditie, en dus viel de keuze terecht daarop : er is geen reden om een andere dag te kiezen als er al één is.  De precieze aanleiding daarvoor is zo goed als elke andere : de in 1302 bij Kortrijk gewonnen slag tegen de Franse koning.  Als je dieper gaat graven, dan is dat natuurlijk niet zo’n perfecte keuze, net zoals de inname van de Bastille dat niet is.  De slag was min of meer een Pyrrusoverwinning, en aan beide kanten stonden strijders die we vandaag als Vlaming zouden omschrijven (en overigens eveneens anderen die we vandaag Walen zouden noemen) – en in het grootste deel van het Vlaanderen van vandaag, in Antwerpen, Mechelen of zeker Limburg zal de slag niet veel belangstelling hebben opgewekt.  En dat is geen enkel probleem : 11 juli is de Vlaamse feestdag, los van de realiteit van de Guldensporenslag.  Net daarom vind ik het jammer dat al te vaak veel moeite wordt gestoken in het toch maar verbinden van de wereld van vandaag met die van 1302, in navolging van vooral Hendrik Conscience.  Daarmee doen we noch de opstandelingen van destijds, noch de Vlamingen van vandaag een plezier.  Op 11 juli vieren we het Vlaanderen van vandaag – en ook wel een beetje dat van gisteren en van morgen.

In Essen werd de viering van die 11e juli een aantal jaren geleden omgedoopt tot “’t Park Zomert”.  Dat gaat dan over het Park achter de Oude Pastorij, waar niemand eigenlijk ooit als “het park” naar verwijst.  Zomeren deed het er dit jaar wel, en de keuze voor de muziek van Boudewijn De Groot als hoofdact aan de Pastorij was alleszins een voltreffer.  De Groot, en daarmee ook tekstschrijver Lennaert Nijgh,  is voor mij mogelijk één van de allergrootsten uit de Lage Landen – die tegelijk poëet en protestzanger kon zijn en die met het Land van Maas en Waal ook het alternatieve Groot-Nederlandse volkslied vertolkt.  Dat jammer genoeg niet gespeeld werd in Essen, waardoor 11 juli er helemaal zonder volkslied voorbij ging.  Dat zal de Fransen op de 14e dan weer niet overkomen.

Index librorum prohibitorum

Index librorum prohibitorum

Een voorstel doen in de gemeenteraad en dat dan bij de stemming zien sneuvelen, het is niet meteen een nieuwe ervaring voor mij.  In mijn eerste gemeenteraad overkwam het me al.  Dat is geen reden om het om te geven.  Overigens, dat voorstel dat toen die eerste keer sneuvelde werd later gewoon uitgevoerd.  Te vroeg gelijk gehad, heet dat dan.

Dat zal nu onvermijdelijk ook zo zijn.  Het voorstel van Kevin en van mij (en eerlijk is eerlijk : het idee kwam van hem) op de gemeenteraad van juni vroeg om de subsidies van de Essense verenigingen te indexeren.  Dat gaat onvermijdelijk gebeuren.  Maar wanneer ? Wat ons betreft liefst meteen, want de extra kosten voelen de verenigingen nu.  En die komen bovenop het leed dat in de voorbije twee jaar door corona werd veroorzaakt.  We vonden een elegante manier om die onmiddellijke aanpassing technisch te vertalen door gewoon alle bedragen “automatisch” aan te passen.  Zo werken heel wat indexeringsmechanismen, maar de rechtstreekse inspiratie haalden we gewoon bij de collega’s van CD&V en Vooruit.  Die hebben de voorbije jaren alle retributies die de gemeente heft ook van een automatische indexclausule voorzien.  Tot verbazing van de burgemeester zelf, die er in de gemeenteraad van overtuigd bleek dat de tarieven voor infrastructuur waar de verenigingen gebruik van maken niet geïndexeerd worden.  Anne vond het bewijs van het tegendeel zowaar in de stukken van de vergadering terwijl die nog aan de gang was.  Dus : de inkomsten van de gemeente worden geïndexeerd.  Niet alleen de retributies, maar eigenlijk zo goed als alle inkomsten, want door de inflatie stijgen ook de belastinginkomsten in de praktijk automatisch.

Maar CD&V en Vooruit weigerden het voorstel.  Ze kondigden wel aan dat ze het later, bij de opmaak van het Meerjarenplan, opnieuw gingen bekijken.  In december dus wellicht.  Daarmee lopen ze achter de feiten aan, en dan is minstens een deel van het leed al geleden. Waarom toch ? De beslissing om de indexaanpassing niet door te voeren maar ze samen met het Meerjarenplan te bekijken klonk overigens zéér bizar omdat tijdens dezelfde raad twee fikse budgetverhogingen werden voorgelegd door CD&V en Vooruit zonder dat de inpassing in hetzelfde Meerjarenplan duidelijk werd.  Daarbij ging het over véél grote bedragen.

Eigenlijk blijft er maar één reden over waarom ons voorstel niet gewoon werd goedgekeurd : we mochten niet “scoren”.  Dat wij daar het slachtoffer van zijn, tot daaraan toe – al ben ik ervan overtuigd dat de mentaliteit in de politiek dat het belangrijker is dan een ander niets realiseert dan zélf iets te kunnen doen op termijn dodelijk is voor de democratie.  Maar moest dat echt ten koste van de verenigingen gaan ?

De voorbije dagen ontdekte ik overigens een advies van de Vlaamse Jeugdraad dat ons voorstel ondersteunt.  En daarmee ingaat tegen de Vlaamse regering.  Terecht.  Soms hebben politici gelijk, soms hebben ze ongelijk.  Dat hangt niet altijd met hun partij samen.  Ook dat zouden we af en toe wat meer moeten durven zeggen.

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

(Ἡ βασιλεία ἡ ἐμὴ οὐκ ἔστιν ἐκ τοῦ κόσμου τούτου – Johannes 18,36)

Ik ben naar de kleuterschool geweest bij de zusters van Mariaberg – waar er toen ook effectief nog zusters waren. Daarna heb ik negen jaar op de „Broederschool” doorgebracht. De laatste broeders verlieten die weliswaar na mijn eerste studiejaar, maar in de middelbare school was de directeur een priester. De laatste drie jaar van het secundair onderwijs ging ik naar het Klein Seminarie, waar toen ook nog redelijk wat priesters lesgaven – aan mij met name wiskunde ! Mijn universitaire studies heb ik aan UFSIA, bij de jezuïeten dus, doorgebracht – en ook daarvan liepen er aan de Prinsstraat op dat moment nog steeds enkele reële exemplaren rond. Ik ben een onmiskenbaar product van het katholiek onderwijs, en zoals ik al eens heb geschreven heb ik daar geen blijvende trauma’s aan overgehouden. Daarnaast ben ik ook gedoopt, heb ik mijn eerste en plechtige communie gedaan en ben ik uiteindelijk ook voor de kerk getrouwd. Weliswaar voor de orthodoxe kerk, maar netjes met de formele toestemming van de (katholieke) Antwerpse bisschop. Je kan er ook nog heel wat jaren in een jeugdbeweging met een „K” aan toevoegen. Hoewel ik het lastig zou vinden om mezelf als “gelovig” te omschrijven, ben ik onmiskenbaar minstens cultureel een katholiek, en zo benoem ik mezelf ook.

Daarnaast kan ik uiteraard niet ontkennen dat ik ook een band heb met de Grieks-orthodoxe Kerk (voor wie de kerkelijke actualiteit niet volgt : die is al enkele jaren overigens niet meer echt „in communie” met de Russisch-orthodoxe Kerk, al wordt de schijn af en toe opgehouden). Ik waardeer ook de vanzelfsprekendheid van die kerk in de Griekse samenleving, die naar mijn aanvoelen ook door niet-gelovigen als onderdeel van de eigen cultuur wordt aanzien en die in de praktijk (zij het niet altijd in de retoriek) die plaats ook gemakkelijker aanvaardt. Dat heeft ook te maken met gehuwde priesters (waarvan er dus ook minder tekort zijn). En met kleinere kerkgebouwen.

Een lange inleiding omdat ik het over die kerkgebouwen wil hebben, met name die in Essen. In de gemeenteraad bespraken we het Kerkenbeleidsplan. De kerken zijn voor mij openbare gebouwen, gezet met gemeenschapsgeld en eigendom van de gemeenschap, de „oikoumene”. Dat geldt wat mij betreft eigenlijk ook voor alle „private” eigendommen van de Kerk (in welke juridische vorm die zich ook manifesteert) : scholen, jeugdlokalen, gildenhuizen…. Ze zijn allemaal gebouwd met gemeenschapsgeld, vaak in een tijd dat parochie en lokale gemeenschap quasi-synoniemen waren. Ze zijn -misschien niet juridisch, maar wel rechtmatig- van de hele gemeenschap. Die uiteraard niet de engagementen kan negeren die de Kerk met die gebouwen is aangegaan : onderwijs, zorg, ontspanning…. Dat betekent dat, als het moet, de gemeenschap (in casu vaak de gemeente) die engagementen moet overnemen, bijvoorbeeld als er een nieuw jeugdlokaal moet worden gebouwd. Maar het betekent ook dat diezelfde gemeenschap er geen tweede keer voor moet betalen, en dat gebeurt nu al te vaak. De gemeente die een gebouw of grond van de Kerk koopt is voor mij in de meeste gevallen een contradictio in terminis (een vleugje Latijn leek me hier wel gepast).

Natuurlijk is de gemeenschap ook een engagement aangegaan tegenover de kerkelijken, en moeten er ook gebouwen voor de eredienst zijn. Daar zijn er objectief minder van nodig dan vroeger, wegens minder kerkbezoekers. Maar dorpen -parochies- zijn vaak aan hun eigen kerk gehecht geraakt. Het zijn grote, beeldbepalende, dikwijls ook gewoon mooie gebouwen. Afbreken is zelden een logische optie. Bovendien maakt de geschiedenis dat de begraafplaatsen aansluiten bij het kerkgebouw, wat uiteraard ook respect vereist. De discussie is niet gemakkelijk. Daarom moet in elke gemeente een kerkenbeleidsplan worden opgesteld. Ook in Essen. En daarover hadden we het dus in de raad. In het plan zoals dat voorligt wordt de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de Nieuwstraat als „A-kerk” bestempeld, die voor de eredienst behouden moet blijven. De andere kerken zijn B-kerken, waarvoor een nevenbestemming kan worden gezocht. Die keuzes lijken me toch wat meer discussie waard, ook in de gemeenteraad, en daarom heb ik gisteren gevraagd om een wat uitgebreidere bespreking in een commissie. Ik zou met name willen weten waarom precies de OLV-Kerk die A-kerkstatus moet krijgen, en niet de Sint-Antoniuskerk. Daar moeten wellicht religieuze argumenten voor zijn, maar die zie ik niet, en ik wil ze dus graag leren. Ruimtelijk en architecturaal zou ik eerder voor de Sint-Antoniuskerk kiezen. En ik vind dat die argumenten vanuit de gemeenschap moeten worden afgewogen tegenover de eventuele argumenten vanuit kerkelijk perspectief. Daarnaast wil ik meer weten over het proces waarbij die B-kerken gaan worden ingevuld, want grote en dure openbare gebouwen moeten optimaal worden gebruikt. Met respect voor hun (uitdovende) religieuze functie, maar wel met oog voor de realiteit.

Het katholicisme is een belangrijk deel van de Vlaamse geschiedenis, zoals het voor mij een belangrijk deel van mijn persoonlijkheid is. Een stuk geschiedenis dat in ere moet worden gehouden. Maar dat kan niet betekenen dat elke steen die ooit in de naam des Heren op een andere gezet werd ook voor eeuwig aan de Aardse vertegenwoordigers van de Heer toebehoort.  De beslissingen daarover komen de hele gemeenschap toe.

A nation once again ?

A nation once again ?

De verkiezingen in Noord-Ierland hebben een historisch resultaat opgeleverd. Het links-nationalistische pro-Ierse Sinn Féin werd de grootste partij in het parlement van Stormont, daarmee een einde makend aan de dominantie van de pro-Britse unionistische partijen die in de Noord-Ierse politiek 100 jaar lang de leidende positie hebben ingenomen. Weliswaar dankt Sinn Féin die positie wat minder aan eigen groei dan aan afkalving van de grootste unionistische partij, de DUP, die stemmen verloor aan de radicalere TUV én aan de Alliance die een neutrale positie inneemt tussen de pro-Ierse en pro-Britse kampen. Waardoor het verhaal niet zo eenduidig is dan sommige kranten lijken te suggereren.  Maar historisch blijft het wel.

De nederlaag van de DUP heeft overigens veel te maken met Brexit : het bijzondere protocol voor Noord-Ierland dat tussen de EU en het VK in dat kader werd gesloten bleek van bij het begin omstreden. In die mate dat een aantal van de Britten die het onderhandelden of goedkeurden vanaf dag één hebben gezegd dat het moest herzien worden. Het „Northern Ireland Protocol” voorziet met name dat er geen strenge grensregels zijn voor goederen die van Noord-Ierland naar de Ierse Republiek worden uitgevoerd, op voorwaarde dat in Noord-Ierland een aantal EU-regels worden gevolgd. Wat betekent dat er bepaalde controles nodig zijn tussen de rest van het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Wales en Schotland) en Noord-Ierland. En dat stoort de unionisten -en ook premier Johnson- geweldig. Maar de EU, Ierland en de Noord-Ierse nationalisten willen dat het protocol gewoon wordt uitgevoerd zoals afgesproken : Pacta sunt servanda – al kan er uiteraard over de modaliteiten worden gesproken. Het verzet tegen het Protocol wordt door veel Noord-Ieren (die in meerderheid tegen Brexit stemden) een stuk minder gedeeld dan de DUP had gewenst.

Met de verkiezingen begint een schaakspel tussen de partijen, de Britse en Ierse regeringen (met Sinn Féin als grootste oppositiepartij in de Ierse Republiek…) en ook de EU. De kans op allerlei blokkeringen lijkt daarbij zeker op kortere termijn heel groot : de DUP gaat niet zomaar een „First minister” van Sinn Féin aanvaarden zonder wijzigingen aan het protocol. Dat het hele spel gaat leiden tot een referendum over een Ierse hereniging, lijkt mij niet zo waarschijnlijk, zeker op kortere termijn. Maar uitgesloten is het ook niet, met een Boris Johnson en zijn partij die zich in Noord-Ierland al sinds de aankondiging van het Brexitreferendum als een olifant in de porseleinkast hebben gedragen.

Overigens zijn die Noord-Ierse verkiezingen ook interessant omwille van het kiessysteem, de Single Transferable Vote. In elk kiesdistrict worden zes parlementsleden verkozen. De kiezers rangschikken de kandidaten. Als je eerste keuze het niet haalt, gaan je stemmen naar je tweede keuze. En als een kandidaat te veel stemmen haalt om verkozen te worden, gaat de overschot ook naar de tweede keuze. En vervolgens de derde, de vierde…. Die stemmenoverdracht leidt tot een tactisch spel tussen partijen, bijvoorbeeld omdat je beter niet te véél eigen kandidaten voordraagt in één district, maar uiteraard ook niet te weinig.   Het combineert wel goed de mogelijkheden voor kleine partijen om bestaansrecht te verwerven, en het behoud van bestuurbaarheid doordat de stemmen niet verloren gaan maar worden overgedragen. Met een dergelijk systeem zou Frankrijk zowel zijn presidentsverkiezingen als zijn parlementsverkiezingen in één ronde kunnen houden, en zou het resultaat daarvan minder extreem zijn. Ook bij ons zou de kiezer de partijen kunnen rangschikken. Wat de herverkaveling van het politieke landschap tot een wat eenvoudiger proces zou maken : de laatste CD&V-kiezers zouden dan zelf kunnen duidelijk maken waar ze hun stem in tweede instantie naartoe zouden willen sturen, zonder de partij zelf de doodsteek te moeten geven.  En een stem voor bijvoorbeeld Vista zou niet verloren zijn als die partij uiteindelijk niet in het parlement geraakt.  Misschien moeten we toch wat vaker richting Belfast kijken.