Archief van
Maand: mei 2019

U heeft goed gekozen

U heeft goed gekozen

Mijn vorige stukje ging over de verkiezingen, maar ik schreef het vooraleer de uitslag daarvan bekend was. Wat de Essense kandidaten betreft kan ik kort zijn : Dirk won de race en de anderen stonden niet op de foto. Maar dichter bij een vertegenwoordiger in Brussel zijn we dus niet gekomen. De verkiezingen gingen dan ook niet echt daarover. Waarover ze wel gingen, daar kan je over discussiëren. Vast staat dat het Vlaams Belang en de PVDA de verkiezingen in Vlaanderen wonnen, en Groen ook een beetje. Dat is dan in landen waar de verkiezingen „winnen” wordt gedefinieerd als „sterk vooruitgaan” en niet als „de grootste partij worden”. In dat laatste geval zou de N-VA de overtuigende winnaar zijn.

Ik ga het in dit stukje verder niet over de PVDA hebben. Dat houden ze van mij te goed, want ik vind hun opkomst wel interessant. Ik wil het wel in de eerste plaats hebben over de terugkeer van het VB. Tien jaar geleden schreef ik hier dat het de historische verdienste van Bart De Wever was dat hij de Leeuwenvlag uit de handen van het VB had gerukt. Vijf jaar geleden maakte hij het werk zo goed als af : het VB werd bijna van de kaart geveegd. Het was irrelevant geworden. En niet door de standpunten ervan over te nemen, wel door de irrelevantie aan te tonen en de bekommernissen van zijn kiezers op een andere manier te kanaliseren.

Hoe is het VB dan teruggekomen ? Het zou onverstandig zijn om te ontkennen dat voorzitter Tom Van Grieken met slechte kaarten zeer goed gespeeld heeft. Maar er is meer aan de hand. Vanuit twee politieke hoeken is het VB terug gelegitimeerd, terug relevant gemaakt. Twee tegengestelde hoeken dan nog : door de felste tegenstanders van N-VA en door de N-VA zelf. Vanaf het moment dat N-VA in de regering stapte, hebben een aantal krachten op links (vooral de PS en Ecolo) het niet kunnen laten om de N-VA gewoon gelijk te stellen met het VB. Het „geluid van bottines” dat de regering was binnengekomen, de cartoons van Theo Francken als nazi… Ook in Vlaanderen kon men het soms niet laten. En het zogenaamde „fascisme” van de N-VA werd erg breed gedefinieerd : het ging over het vreemdelingenbeleid, maar soms werden ook gewoon rechtsere sociaal-economische standpunten (tussen haakjes : het soort standpunten dat pakweg in Scandinavië door linkse partijen wordt gehanteerd) gebruikt om aan te tonen dat de N-VA een asociale (à la bonheur) en dús niet-democratische partij was waarmee net zoals met het VB niet kon worden samengewerkt. De (Vlaamse) kiezer begreep dat VB en N-VA eigenlijk even aanvaardbaar of onaanvaardbaar waren. En zoals de N-VA ooit de aanvaardbaarheid van CD&V „meenam” uit het kartel, kreeg het VB plots de aanvaardbaarheid van uitstekende ministers als Jambon of Bourgeois cadeau. Geen onderscheid maken tussen politieke tegenstanders, wanneer dat wel hoort, helpt uiteindelijk de meest extremen onder hen. Ook rechts bezondigt er zich wel eens aan : de partijprogramma’s van Groen en PVDA zijn echt niet zomaar allebei „communistisch”. In dit geval is het VB er dankbaar voor.

Ook de N-VA zelf heeft bijgedragen tot de terugkeer van het VB. In de eerste plaats door het debat naar het thema van het VB, migratie, toe te trekken. Uit de regering stappen omwille van Marrakech nam meteen ook het andere grote argument weg : een stem op N-VA is nuttig, want leidt tot N-VA-bestuurders, terwijl een stem op het VB dat niet doet. Maar de uitstap werd door N-VA zelf uitgelegd alsof de N-VA-bestuurders uiteindelijk ook „buitengewerkt” worden. Vice-premier Jambon en staatssecretaris Francken zouden volgens mij de kiezer veel meer bij het VB hebben weggehouden dan de burgemeester van Brasschaat en Lubbeek. Tenslotte heeft de N-VA verzuimd om de scheidingslijn met het VB, die inhoudelijk en principieel een dikke streep is en blijft, te benadrukken en helder te maken waar de grens ligt. In stijl en communicatie was het verschil soms duidelijk te klein. En ook dat legitimeerde verder het VB. Dat dus echt wel definitief van de kaart geveegd had kunnen zijn.

Jammer, maar helaas. De wederkeer van het VB roept meteen ook de vraag naar het cordon sanitaire op. Ter herinnering : dat cordon is de afspraak die de andere partijen 28 jaar geleden maakten dat er geen politieke afspraken (zoals coalities) konden worden gemaakt met het Vlaams Blok. Niet meer, niet minder – ook dat verdient te worden benadrukt, want het is in de loop der jaren zowel door het VB als de tegenstanders anders geïnterpreteerd en uitgelegd.  Ik heb hier al vaak gezegd dat het cordon legitiem en niet anti-democratisch is : je mag afspreken met wie je wel en niet wil besturen.  Anders zou elke coalitievorming onmogelijk zijn.  Maar je kan moeilijk ontkennen dat de onderbouwing van die afspraak om het VB erga omnes uit te sluiten drie decennia later niet meer zo helder overkomt. Het cordon is namelijk als tautologie gedefinieerd : er kon niet worden samengewerkt met partijen met een programma zoals dat van het Vlaams Blok – ergo, er kon dus niet worden samengewerkt met het Vlaams Blok. Toen was het „waarom” daarvan vrij duidelijk, maar in de loop der jaren is de onderbouwing van het cordon vaak op verschillende manieren uitgelegd. Waar oorspronkelijk het racisme in het programma en de retoriek van het VB de verantwoording voor het cordon vormden, hoort volgens sommigen het VB achter dat cordon omdat het pleit voor een onafhankelijk Vlaanderen, of op basis van sommige „neo-liberale” standpunten, pakweg over de rol van de vakbonden. Je kan daar voor of tegen zijn, en dat voor of tegen hard verdedigen.  Je kan op basis daarvan beslissen al dan niet met een partij samen te werken ook.  Ze vormen echter geen grond voor een principiële uitsluiting door alle andere partijen.

Wat doet dat wel ? Dat is een discussie waard. Het uitgangspunt daarvan moet de liberale democratie zelf zijn. Mensen discrimineren op basis van ras, geloof, vermogen… kan niet. Aanzetten tot haat en geweld ook niet. De persvrijheid, godsdienstvrijheid, … in vraag stellen mag niet. Het recht van mensen om hun eigen bestuurders te kiezen betwijfelen, dat past per definitie niet in een democratie. En dus openlijk regimes goedkeuren die al die dingen doen hoort niet. Standpunten ondersteunen en verspreiden (bijvoorbeeld op sociale media) die dit soort zaken onderschrijven ook niet. Dat lijkt mij een goed begin voor een lijstje. Zo’n opnieuw gedefinieerd „cordon”, een gedragscode waarbij partijen elkaars legitimiteit voorwaardelijk erkennen eigenlijk, zou zinvol zijn. Het zou grenzen in alle richtingen trekken : het regime in Venezuela steunen of voor geweld tegen „de rijken” pleiten zou ook over de grens gaan. Maar ik vrees dat de discussie er niet komt, en dat het cordon het met zijn tautologische definitie moet blijven doen. En dan kan je er moeilijk omheen dat het VB van vandaag niet meer het VB van Zwarte Zondag in 1991 is. Wel nog een partij waarmee ik niet samen zouden willen of kunnen besturen, trouwens. En die voor mij ook in zijn huidige vorm onder een hergedefinieerd cordon zou vallen. Maar dan wel zou weten waar de grens ligt, wat nu eigenlijk niet het geval is.  Wat het ook te gemakkelijk maakt om het tegen anderen uit te spelen.

Een andere les die uit de verkiezingsuitslag moet worden getrokken is dat coalitiepartijen die elkaar als tegenstander zien uiteindelijk allemaal verliezen. De pogingen van N-VA, Open Vld en CD&V om de voorbije jaren voortdurend elkaar vliegen af te vangen en de zwarte piet door te schuiven hebben hen elkaar uiteindelijk allemaal stemmen gekost. Wat niet verrassend is : een voorgenomen regeringsmaatregel pakweg „asociaal” of „onverantwoord” noemen, klinkt nu eenmaal veel geloofwaardiger als die uitspraak van binnenin de regering komt ! Ik vind het vreemd dat politici dat meestal wel inzien op lokaal niveau (coalities hebben de neiging elkaar te sparen of zelfs openlijk voor elkaar op te komen), maar op nationaal niveau niet. Een andere aanpak, een andere mentaliteit en cultuur op dit punt, zou de geloofwaardigheid van de politiek heel veel goed doen, denk ik. En zo ook extremen tegen houden.

Ik wil tenslotte nog iets over Groen zeggen. Dat die partij in deze omstandigheden niet sterker is gegroeid, moet ook intern veel vragen oproepen. In onze buurlanden zijn de groenen bij de Europese verkiezingen voorbij de sociaal-democraten gegaan, maar bij ons is dat niet gelukt – en dat ligt nu niet meteen aan het „succes” van de sp.a. Wel aan een gebrek aan professionaliteit en aan de weigering om afscheid te nemen van dogma’s (het verzet tegen GGO’s bijvoorbeeld). Daar komt de neiging bij om centrumkiezers af te stoten door sociaal-economisch linkser dan links te willen zijn (de belasting op de wijn in de kelder) in plaats van te beseffen dat er een groot draagvlak voor een beter milieubeleid zit bij sociaal-economische centrumkiezers. Op dat punt zou de opgang van de PVDA een zegen kunnen zijn voor Groen, en de partij zoals de Nederlandse collega’s wat meer in de sociaal-liberale richting kunnen duwen. Wie het klimaat alleen wil redden als tegelijk de pensioenleeftijd omlaag en de belastingen omhoog gaan, die kan namelijk bij Peter Mertens terecht. Maar wie de CO2-uitstoot drastisch naar beneden wil, de begroting in evenwicht, de werkgelegenheid omhoog en de belastingdruk omlaag wil, die stond op zondag niet meteen voor een gemakkelijke keuze !

De regeringsvorming dan.  Als we niet met de plaag van samenvallende verkiezingen opgezadeld zouden zijn, dan zouden de Vlaamse, Waalse en Brusselse regeringsvormingen wellicht al in de juiste plooi hebben gelegen (zoals de regeringsvorming bij de Duitstaligen, trouwens).  In Vlaanderen zou het meest logische zijn om de huidige meerderheid van N-VA, CD&V en Open Vld verder te zetten, en in Wallonië lijkt het erg logisch dat PS en Ecolo elkaar zouden vinden.  Maar de federale regeringsvorming hangt er als een schaduw boven.  Hoe die zou moeten aflopen, zie ik helemaal niet.  Ik hoop wel dat, nu bijna een week later, de hoofdrolspelers een plan in hun hoofd hebben, een visie over waar ze binnen enkele maanden willen staan.  Niemand zit te wachten op een nieuwe maandenlange regeringscrisis waarbij partijen elkaar alleen “I can’t live with or without you” kunnen vertellen.  Zolang de federale overheid bestaat is er echt wel een efficiënt bestuur voor nodig, en wie ze wil ontmantelen doet er goed aan ook dáár een efficiënt plan voor uit te werken.

Essen-Brussel

Essen-Brussel

Ik ben vandaag naar de stembus getrokken, zoals miljoenen andere Europeanen.  Hier is het bovendien ook nog eens verplicht.  Bij het binnenkomen van de Heuvelhal bekroop me een kortstondig stressgevoel : de herinnering aan 14 oktober vorig jaar.  Maar ik realiseerde me al snel dat er vandaag voor mij persoonlijk heel wat minder op het spel staat.  De kans dat ik in de coalitie-onderhandelingen na déze verkiezingen beland is bijvoorbeeld erg klein.  Als we allemaal samen even eerlijk zijn, moeten we bovendien toegeven dat er voor niemand in de Essense politiek heel veel op het spel staat vandaag.  Met alle respect voor Dirk, Steff, Brigitte en Emma, maar echt prominente -laat staan verkiesbare- plaatsen op de verschillende lijsten nemen ze niet in.  Wellicht komt de derde opvolgersplaats van Emma Lambregts bij de sp.a potentieel nog het dichtst bij een zitje, afhankelijk van het coalitiespel.  Het zou haar gegund zijn, maar ik zie het niet gebeuren.  En het electorale mirakel dat Dirk nodig zou hebben gun ik hem nog meer, natuurlijk.  Maar ook de kansen daarop schat ik niet zo groot in.

Het is ondertussen alweer enkele verkiezingen geleden dat Essen naar de stembus trok in de zekerheid dat er ’s avonds opnieuw een Essenaar op de banken van één van de parlementen zou belanden.  Nochtans leeft de politiek in Essen.  In de gemeenteraad zie ik ook verschillende mensen op de gele, oranje en rode banken die goede parlementsleden zouden kunnen zijn.  Ik heb liever dat ze het bij de Essense politiek houden, en ben ook tegen de cumul tussen een schepencollege en een parlement, maar dat doet geen afbreuk aan de vaststelling.  De redenen ervoor hangen ongetwijfeld samen met persoonlijke keuzes, ze zijn wellicht niet eenduidig en verschillen ook tussen de partijen.  De ene partij versterkt anderzijds wel ook de andere hierin, want als er geen prominente kandidaten zijn, voelen de andere partijen ook minder de nood aan een prominente tegenkandidaat.

Of het uiteindelijk goed of slecht is voor Essen ? Dat weet ik niet.  Ik zie niet graag dat de lokale politiek in de schaduw staat van de nationale, en op dat punt is het wellicht beter dat er niemand zich al te veel geroepen voelt om het Brusselse beleid te verdedigen – of net niet.  Anderzijds is het voor een gemeente aan de rand van Vlaanderen nu ook weer niet zo slecht om een “vaste verbinding met Brussel” te hebben, zoals het laatste Essense parlementslid het op zijn affiches had staan.  Misschien iets om ooit eens zeer “off the record” over na te denken over de partijgrenzen heen.

Ondertussen kunnen we in Essen wellicht iets meer ontspannen, maar even zeer geboeid, de uitslagen afwachten…

Pennen neer

Pennen neer

Examens.  Het gebeurt minder en minder, maar af en toe droom ik toch dat ik terug aan de universiteit zit en één of ander examen moet afleggen.  Zoals dat in dromen gaat, blijkt de voorbereiding dan steevast verre van optimaal, en verloopt verder ook alles niet volledig volgens de geldende reglementen en gebruiken, het weze deze van de jaren 1990 of die van vandaag.  Maar er is hoop : de kwaliteit en het realiteitsgehalte van de nachtelijke ondervragingen kan mogelijk positief worden beïnvloed door het feit dat ik deze week, net zoals vorig jaar, nog eens een echt examen heb afgelegd.  Met name het officiële examen Grieks van het daarvoor bevoegde Griekse ministerie.  Dat ik gelukkig wel gewoon in Brussel kon afleggen.  Schriftelijk van 12u30 tot 16u20, en daarna nog eens twintig minuten mondeling examen.

Het vergt enige motivatie om dat vrijwillig te ondergaan, zonder daar enige financiële of andere rechtstreekse baat van te verwachten.  De papieren en de registratie van het gesprek zijn ondertussen onderweg naar Griekenland, vanwaaruit het resultaat mij in de loop van de maand juli zal bereiken.  Ik kan er alleen maar het beste van hopen.  Dat geldt met name voor het spellen van de “i”-klank, die in het Griekse kan worden geschreven als ι, η, υ, οι of ει, en waarvoor de regels nauwelijks volstaan.  Op werkwoorduitgangen en dergelijke na is de enige min of meer betrouwbare methode om na te gaan hoe het woord in het Nederlands, Frans of Engels is overgenomen : met een i, een e, een y, met oi of ei.  Daarnaast is het een geval van onthouden.  Of gokken.  Gelukkig heb ik al gemerkt dat die laatste methode ook als eens door leerkrachten Grieks wordt toegepast, zodat ik toch op enige clementie durf te rekenen…

Ik heb de voorbije weken redelijk veel tijd in de voorbereiding van het examen gestoken, want anders is het natuurlijk helemaal een zinloze marteling.  Dat verklaart bijvoorbeeld dat er hier niet even niets is verschenen.  De moeite die het me heeft gekost heeft me er nogmaals van overtuigd dat een taal leren niet zo gemakkelijk is, en dat begrip dient te worden opgebracht voor wie met het Nederlands worstelt.  Maar overschakelen naar het Engels (of het Frans) als je in het Nederlands wordt aangesproken helpt wie onze taal wil leren niet vooruit, net zomin als de taxichauffeur in Athene er mij een plezier mee doet.

Anderzijds kan het dus wel, een taal leren.  Van de leestest ben ik vrij zeker, zodat ik samen met de resultaten van het examen dat ik vorig jaar aflegde officieel het niveau in het Grieks haal dat in dit land van topambtenaren in tweetalige administraties wordt verwacht.  Ik mocht al officieel Franstaligen evalueren, en (mits een kleine aanpassing van de Grondwet) zou dat dus nu ook met Griekstaligen mogen doen.  Als dat doenbaar is in een taal waarmee ik op school nooit in contact ben gekomen, en tot voor kort ook niet dagelijks gebruikte, dan moet het eerlijk gezegd toch ook doenbaar zijn om de andere landstaal op een aanvaardbaar niveau te spreken.  De klachten over de “plotse” toepassing van een al langer bestaande wet door ex-minister van ambtenarenzaken Vandeput kunnen alvast bij mij niet op zo heel veel begrip rekenen.

En ikzelf ? Ik ga vooralsnog niet stoppen met taallessen.  Naast het feit dat het gewoon handig is om de taal van mijn schoonfamilie en van het prachtige land waar ze wonen te spreken, is het ook een intellectuele uitdaging die me vooralsnog blijft boeien.

Ko(ot) of Bie ? Kobie !

Ko(ot) of Bie ? Kobie !

De gemeenteraad van gisteren was er één op het scherp van de snee.  Dat was voorspelbaar, want er stonden enkele hete hangijzers op de agenda.  Toch werd het nooit persoonlijk, en bleef er ook na de wat pittiger agendapunten ruimte om vervolgens over andere zaken een consensus te vinden.

Dat de pogingen om onze bedenkingen bij de structuur “vzw Kobie” gingen gebruikt worden om te proberen te laten uitschijnen dat we tegen de activiteiten van die vzw of -erger- tegen hen werk van de vrijwilligers binnen die vzw zouden zijn, was voorspelbaar, maar CD&V en sp.a hadden samen duidelijk beslist om nog eens het onderste uit de kast te halen om ons mordicus als “Tegenpartij” neer te zetten.  Dat Kobie als vzw gemakkelijker bepaalde optredens kan vastleggen dan het geval zou zijn als gemeente, zal wel kloppen.  Hoe dit verantwoordt om grote stukken cultureel beleid zomaar aan de normale procedures van het gemeentebestuur te onttrekken -zoals grote contracten tekenen zonder dat er ooit iemand een budget voor had voorzien- blijft me ontgaan.  Dat is immers het kernprobleem : een budget binnen een vzw is niet bindend voor de raad van bestuur of het dagelijks bestuur, en dus is de “controle” die de gemeenteraad erop zou hebben een lachertje.  Als CD&V en sp.a ernstig nemen wat ze gisteren stelden, dan voeren we daar binnen de vzw via een huishoudelijk reglement een limiet op in (pakweg : er mag hoogstens 10% van de goedgekeurde begroting afgeweken worden, anders is een formele begrotingswijziging in de algemene vergadering nodig).  Neem daarnaast het engagement ernstig om meer sámen met in plaats van náást de verenigingen te werken, en het komt nog goed met Kobie.

Over die verenigingen ging het ook bij de discussie over de bestemming van de goederenloods aan Hemelrijk.  Dat de raad hierover eigenlijk voor de eerste keer sinds de aankoop van die loods meer dan tien jaar debatteerde, zegt heel veel.  Meer nog dan Kobie werd in de voorbije jaren het Autonoom Gemeentebedrijf (AGB) gebruikt voor een parallelle besluitvorming.  Dat daaraan gisteren een einde is gekomen door de voltallige gemeenteraad tot raad van bestuur van het AGB uit te roepen, is op dat vlak alvast een grote stap vooruit.  Maar de discussie over de loods is niet afgelopen.  We weten nu enkel dat een (krappe) meerderheid niet onvoorwaardelijk kiest voor een verenigingsfunctie voor de hal.  Maar ooit is er een positief besluit nodig.  Het recht van de gemeenteraad om hierover te beslissen, in elke richting die ze wil, werd gisteren alvast door niemand in vraag gesteld.  Ik heb de hoop uitgesproken dat de beslissing een groter draagvlak zou krijgen dan 13 van de 25 raadsleden.  Dat is misschien naïef.  Ik zou eigenlijk al blij zijn als de keuze die wordt gemaakt écht gedragen wordt door een meerderheid van de raadsleden, los van fractiediscipline.  Ik vrees dat die wens van nog meer naïviteit getuigt, maar ik word graag blij verrast.