Archief van
Maand: mei 2014

Wenen of wenen ?

Wenen of wenen ?

Na de gemeenteraad op de trein richting Brussel om morgen een vroege vlucht naar Wenen te nemen, een presentatie te geven en morgenavond terug in Essen te staan. Veel „Sachertorte” zit er op die manier niet in. Het soort plan dat er op papier goed uitziet, maar waar de uitvoering een „uitdaging” kan worden.

Dat heeft het dan gemeen met het woonbeleidsplan dat we vanavond bespraken en dat ik met overtuiging niet heb goedgekeurd. Hoewel het niet zo’n slecht plan is. Maar de uitvoering schoot al eerder tekort. Het beste bewijs is het bestemmingsplan (RUP) dat wordt aangekondigd om de appartementsbouw in Essen te beperken. Dat wordt immers als zo’n jaar of zeven vooropgesteld, maar het komt er niet van. Dat is geen geval meer van „gewone” administratieve traagheid, hoe ergerlijk ik die op zich al vind. Het is gewoon onwil. Om één of andere reden mocht het RUP wel aangekondigd worden, maar niet opgemaakt. Zodat er ondertussen tientallen appartementen bij konden komen of worden gepland. Waar geen RUP meer iets aan zal veranderen.

Dat vind ik op zich erg voor het landelijk karakter van onze gemeente. Nog erger vind ik dat het ervoor zorgt dat we veel extra inwoners blijven aantrekken. Geen Essenaar vraagt immers echt om een appartement – behalve misschien een aantal jonge gezinnen of alleenstaanden, maar dan als ingroeiwoning. Vaak niet wat er de voorbije jaren werd gebouwd. Dus trekken we nieuwelingen aan. Die zijn elk op zich van harte welkom. Maar Essen is niet berekend op ongebreidelde bevolkingsgroei. Zoals Brigitte Quick terecht opmerkte zijn onze hoofdstraten nu al te smal voor al het verkeer. En de „oase van rust” gaat er ook stap voor stap aan.

Ook over het sociaal woonbeleid zijn er vragen te stellen, met name (maar niet alleen) over de timing en fasering. Waarvoor de ministers en de sociale woonmaatschappijen met de vinger werden gewezen door het schepencollege. Als ik een slecht karakter had zou ik het raar vinden : eerst Essen vol affiches plakken met de kop van de voorzitter van de belangrijkste sociale woonmaatschappij die in Essen actief is, en hem dan twee dagen na de verkiezingen verwijten sturen.

Ach, zolang de NMBS me vanavond maar netjes ter plaatse brengt. Anders moet ik die andere affichekop, die van de stationsJef, misschien eens aanspreken (leuke, opvallende en gedurfde campagne, trouwens – het weze gezegd). Tot nu toe verloopt alles evenwel volgens plan…

Non bis in idem ?

Non bis in idem ?

Deze verkiezingsuitslag doet me een beetje aan de Essense gemeenteraadsverkiezingen van 2012 denken. De N-VA, in casu weliswaar niet geholpen door PLE, eet een groot stuk van de oppositie op, maar slaagt er niet echt in om ook gaten in de meerderheid te slaan. Die twee combineren was geen gemakkelijke opgave, maar volgens mij had het wel kunnen werken, zonder de „angstcampagne” die vooral sp.a (inhoudelijk begrijpelijk) en CD&V (alleen geïnspireerd door machtsbehoud) de voorbije weken voerden. Dat betekent dat er dus nog meer inzat voor De Wever. Wat geen afbreuk doet aan de gigantische overwinning. In 2009 schreef ik hier dat het zijn historische verdienste is om het Vlaams-nationalisme uit de handen van Dewinter te hebben gered. Die operatie nadert zijn voltooiing. Dat dit op de verkiezingsavond ook door Guy Verhofstadt werd erkend, zegt veel over De Wever. En ook iets over Verhofstadt.

Gelukkig kan een meerderheid in de Wetstraat, in tegenstelling tot het Heuvelplein, niet in 5 minuten worden gevormd. Dat maakt dat De Wever zijn troefkaarten wel kan uitspelen. Hij heeft er wel een aantal. Zo is op alle niveaus een centrum-rechtse meerderheid mogelijk. Het vertrouwen in De Wever in eigen rangen is naar democratische normen gigantisch. Iedereen wil ook redelijk snel gaan, maar om de N-VA er geloofwaardig af te rijden en niet de indruk te wekken dat ze de partij geen kans hebben gegeven zouden met name CD&V en Open VLD heel wat tijd nodig hebben. En in die tijd moet De Wever ook nog fouten maken. Als dat niet lukt, dan creëren ze een sterk draagvlak voor N-VA om vijf jaar lang aan hún basis te gaan knabbelen, nu die van het VB weg is. Vijf jaar is een eeuwigheid. To ze voorbij zijn. De Wever wil zelf ook niet noodzakelijk naar de 16, wat maakt dat hij de sleutel daarvan kan gebruiken om pakweg Didier Reynders over de streep te trekken.

Maar ook Di Rupo heeft een aantal goede kaarten. De „grootste familie” mag dan al een gedeeltelijk fictief concept zijn (niet elke kiezer voor de sp.a is ook een overtuigd PS-kiezer, en vice versa), en bovendien gebaseerd op het kiesstelsel en niet op de stemmen, de zetels zijn er natuurlijk wel. Centrum-rechts heeft zowel in de parlementen als in de machtsstructuren in het zuiden een zwakke basis. MR en CdH moeten bovendien ook een bocht maken om toch met N-VA in zee te gaan. De PS heeft op links ook minder schade geleden dan te voorzien of te vrezen viel. En de wil om te regeren blijkt sterk bij alle zes de partijen van de zittende meerderheid.

Twee mogelijke uitkomsten liggen op tafel : de tripartite Di Rupo, of centrum-rechts. Het kan en zou best snel gaan. Hoe langer het duurt, hoe groter de kans op andere, meer ingewikkelde constructies. En hoe dwingender het „staatsbelang” wordt. De visie daarop ziet er langs Franstalige kant wellicht nog altijd hetzelfde uit : het objectieve staatsbelang is een regering zonder N-VA. Maar wordt dat beeld aan Vlaamse kant nog algemeen gedeeld ? Indien niet, dan volstaat zelfs dat argument niet meer. Dan zijn we misschien wel weg voor méér dan 541 dagen…

Tenslotte. De vreugde bij CD&V over het feit dat de partij de twééde grootste van Vlaanderen is, met maar iets meer dan 10% van de stemmen minder dan de grootste partij, is redelijk opmerkelijk. Generaties christen-democraten hadden zich dat ongetwijfeld nooit kunnen voorstellen. En dat op links de sp.a niet van een uitgesproken socio-economische campagne kan profiteren en de (onmiskenbare) progressieve groei aan Groen moet laten moet ook bij de sociaal-democraten vragen oproepen.

De Staatsman

De Staatsman

En toen overleed toch nog erg onverwacht Jean-Luc Dehaene. De gelukkige “oude dag” die vriend en tegenstander hem ongetwijfeld hadden gegund heeft niet mogen zijn. Jean-Luc, want zo mocht dit land hem noemen, was een gewone wat norse man, maar waarvan iedereen wist dat hij een goed hart had. Dat verklaart wellicht waarom iedereen er nu even stil van wordt. Volgens zowat alle commentaren was Dehaene daarenboven een “groot staatsman, van een vorig tijdperk”. Ik ben het daarmee eens. Maar het blijkt moeilijk uit te leggen waarom, en wat dan wel het verschil zou zijn tussen zijn tijdperk en het huidige.

Voor mij was Dehaene vooral een overgangsfiguur. In de beste zin van het woord : iemand die een weerbarstig schip door woelig weer loodste. Niet zozeer als “ervaren gids”, want hij wist ook niet exact waarheen de vaart dan wel ging. Maar als een kapitein die in de mist een paar meter verder kon zien dan de anderen. Vóór Dehaene was er een tijd waarin kiezers grosso modo bij de partij van hun zuil bleven en waarin bestuurders vertrouwen kregen omwille van hun politieke kleur, hun ervaring in “de beweging” en in het beste geval hun sterke persoonlijkheid. Dehaene werd premier na Zwarte Zondag, de eerste verkiezing waarin een (zij het verwerpelijk) programma echt veel kiezers losweekte bij hun traditionele partij. Hij besloot te proberen het tij te keren door de socio-economische en institutionele hervormingen die onvoldoende doortastend waren aangepakt door te drukken. Met veel loodgieterij, om de belangengroepen aan boord te houden, maar krachtig genoeg om bijvoorbeeld ons land de eurozone binnen te leiden. Hij kreeg de (Waalse) socialisten mee in zijn hervormingen, omdat hij hen ervan kon overtuigen dat die nodig waren om hun machtsbasis te behouden, of minstens dat ze die niet bedreigde. Een zonder meer gigantische prestatie.

Na hem kwam de paars-groene regering Verhofstadt. Die vanuit een veel meer ongebonden aanpak een ander deel van het noodzakelijke hervormingspakket uitvoerde en zo voor mij nog steeds de beste regering van de voorbije 20 jaar werd.

Maar vooral sociaal-economisch groeide het wantrouwen bij met name de PS, die er van langsom –en wellicht terecht– minder van overtuigd raakte dat de sociaal-economische hervormingen van Verhofstadt en Vandenbroucke inderdaad niet zouden raken aan de macht van de eigen zuil. Met Dehaene was er de zekerheid dat op zijn minst het ACW-belang, en dus ipso facto ook dat van de andere zuil, zou worden gevrijwaard. Verhofstadt (“da joenk”) had die gevoeligheid uiteraard niet, en het ACW had bovendien ondertussen eieren voor zijn geld gekozen en zich drastisch geheroriënteerd tot hedge fund voor Dexia. Communautair nog meer dan sociaal-economisch kon het systeem-Dehaene alleen werken door bij elk lek snel een nieuwe buis te plaatsen, en tussendoor af en toe een echt wisselstuk in te brengen – al dan niet “en stoemelings”. Maar Verhofstadt was te veel de man van de grote visie, en deed uiteindelijk liever niets dan energie steken in reeksen kleine reparaties aan het Belgische staatsbestel.

De Paarse partijen wonnen de verkiezingen van 2003, maar de regeringsvorming verliep desastreus. Vanaf toen werd “op de rem staan” de voorkeurstrategie in de Wetstraat. Noodzakelijkerwijs vroeg het gebrek aan inhoud om meer “spin”. Voor mij ligt daar veel meer dan bij het einde van het premierschap van Dehaene een kantelpunt. De rest is geschiedenis, met “Leterme”, “kartel”, “Di Rupo”, “De Wever” en “541 dagen” als kernwoorden.

En Dehaene ? Die moet er het zijne van gedacht hebben. Hij werd af en toe gevraagd om een volgelopen kelder mee te helpen leegpompen. Hij deed daarbij verdienstelijk werk, ook bij Dexia. Maar zijn “systeem” kon hij er niet toepassen, daarvoor was de schade al te groot.

Zijn wijze raad, zijn kennis van waar welke buis juist zit en welke kraan er moet worden opengedraaid, zijn groot hart voor “dit land, zijn volk en zijn leiders”, ze zullen gemist worden. Maar de kelder lijkt meer dan ooit onder water te staan, en er moeten heel wat nieuwe leidingen aangelegd worden. Het tijdperk van de loodgieter is onomkeerbaar voorbij.

In de stemming

In de stemming

Er komen verkiezingen aan. Van een politicus wordt dan een mening verwacht. Dat geldt wellicht ook voor een lokaal politicus. Zeker als die zelf ook twee keer kandidaat is geweest voor een plaatsje in het Vlaams Parlement, al ging het twee keer om een volstrekt onverkiesbare plek op een lijst. In 2009 was ik kandidaat op de lijst van de toenmalige Sociaal-Liberale Partij (SLP). Die heeft het toen niet waargemaakt, ondanks enkele goede peilingen en een redelijke media-aandacht. Ik hoop dat met name de PVDA zich nog niet rijk rekent… Eind 2010 werd de SLP ontbonden. Eigenlijk ging de partij op in Groen, maar daar zijn nauwelijks nog sporen van terug te vinden. Bij de ontbinding schreef ik hier dat ik een Vlaams-progressief sociaal-liberaal zou blijven. Daar neem ik alvast geen woord van terug.

In 2010 trok ik naar het stemhokje zonder partijkaart. Ik deed zoals zovelen de Stemtest en kwam bij blauw, groen en geel uit. Voor iemand die het jaar voordien nog uitgesproken voor een partij koos die niet meer bestond, was het niet zo verbazend dat er geen eenduidig antwoord kwam, natuurlijk. Mijn kleur ontbrak eigenlijk in het palet.

Wat daarvan vier jaar geleden het resultaat is geweest, hoort bij het geheim van de stemming. Ik kan er wel bij vertellen dat ik het rendement van mijn stem niet optimaal vind, nu ik erop terugkijk. Als ik vandaag de Stemtest doe, kom ik opnieuw bij dezelfde drie kleuren uit. Met afwisselend de ene of de andere bovenaan, afhankelijk van het politieke niveau waarover het gaat. Wat me op zich niet zo verbaast. Ik deed overigens ook de Waalse stemtest en was wél zeer verbaasd over het resultaat. Wat ben ik blij dat ik daar niet moet kiezen ! Onlangs bij de gemeenteraadsverkiezingen in Nederland testte ik mijn (fictieve) stem ook. Ik kwam uiteraard bij D66 uit, en GroenLinks dat me een stuk beter ligt dan het Vlaamse Groen eindigde ook dicht bovenaan.

Op 25 mei kiezen we in Vlaanderen, en voor drie parlementen. Op Vlaams en federaal niveau is het wat mij betreft tijd voor een stevige trendbreuk. Niet dat ik mijn zin voor nuance verloren ben : ook in de regering Di Rupo werd door een aantal ministers goed werk verricht. Maar al bij al vind ik het vandaag tijd voor een meer doortastende aanpak. Voor verandering. Om de toekomst veilig te stellen.

Ook voor Europa zijn dit cruciale verkiezingen. Ik heb hier eerder al geschreven dat vanuit Vlaanderen uitstekende kandidaten naar voren worden geschoven. Nieuw is dat dit ook de eerste verkiezingen zijn waarbij de Europese fracties uitdrukkelijk een kandidaat-commissievoorzitter naar voren schuiven : Jean-Claude Juncker voor centrum-rechts (de partijen rond de christen-democraten), Martin Schulz voor de sociaal-democraten en onze Guy Verhofstadt voor de liberalen. De groenen kozen voor een duo (Ska Keller en José Bové) en ook extreem-links schuift een kandidaat naar voor (Alexis Tsipras). Hoewel het niet duidelijk is of Merkel, Sarkozy en Cameron de keuze van de kiezer gaan respecteren –zo die al duidelijk is– er is toch een soort pan-Europees debat ontstaan rond deze kandidaten. Ik vind dat een stap vooruit, al heeft het even geduurd vooraleer ik daarvan overtuigd was. Ik besef wel dat mijn afstand tot de Europese instellingen kleiner is dan voor de meeste kiezers het geval is. Bovendien houdt mijn huidige Europese rol me ook een beetje tegen om openlijk partij te kiezen. Maar de keuze voor een bepaalde fractie in het Europees Parlement en voor een kandidaat-Commissievoorzitter gaat zeker meespelen in het stemhokje.

Tenslotte blijk ik natuurlijk in de eerste plaats een Essens politicus. Maar ook dat speelt natuurlijk een rol. Onze N-VA/PLE-fractievoorzitter staat op plaats 26 op de Vlaamse lijst van N-VA. Ik ken Dirk al zo’n 35 jaar en werk in de politiek al ongeveer 25 jaar met hem samen. Ik blijf dat elke dag opnieuw een voorrecht vinden. Ik kan hem alleen maar aanbevelen.

Ongebonden best

Ongebonden best

Het heeft een tijdje geduurd, maar op weg naar Griekenland heb ik “Ongebonden best” uitgelezen, de biografie van Nelly Maes. Mijn lectuur werd onderbroken doordat ik het boek van een ander Oost-Vlaams politicus op mijn tafel vond : “Een zuil van zelfbediening” van Peter Dedecker vroeg erom om in één keer te worden uitgelezen. Ik kende ondertussen het verhaal, al biedt een boek natuurlijk de kans om wat systematischer te verwerken. Het besluit blijft hetzelfde. Ondanks het (stevige) generatieverschil herken ik gelijkenissen tussen Peter en Nelly, in stijl en ook in inhoud. Volgens mij zouden ze het over heel wat zaken eens kunnen worden.

Maar het vliegtuig naar Athene bleek lang genoeg onderweg om het boeiende verhaal van een gedreven feministe, Vlaams-nationaliste en sociaal-liberaal te lezen. Met een rechtlijning parkoers doorheen een soms bochtig Vlaams politiek landschap. Die tot mijn grote vreugde op de 11 juliviering van 2011 in Essen te gast was – bij die gelegenheid heb ik haar hier nog eens deel van mijn “politiek kompas” genoemd, zoals ik dat bij het einde van de SLP deed.

Ik las in het boek dat ze in 2010 een bord van N-VA en één van Groen in haar tuin zette. Ik heb altijd dezelfde partijkaart – of géén kaart – op zak gehad als Nelly Maes, en begrijp bijzonder goed hoe dat dan zo gekomen was. Een aantal maanden geleden vond ik toevallig haar steunbetuiging op Facebook aan Zuhal Demir, N-VA-kamerlid en districtsvoorzitster in Antwerpen. Dat laatste in een coalitie met Groen en Open Vld. Dat lijkt me dan weer geen toeval.

Ik weet het niet zeker, maar het zou me niet verbazen dat Nelly op 26 mei opnieuw voor N-VA en (zeker voor Europa) Groen kiest. Ik deel in elk geval haar bekommernis voor de toekomst van de Europese Vrije Alliantie, het samenwerkingsverband van regionalistische/nationalistische partijen in het Europees Parlement. Ik blijf vinden dat ze meer waardering verdient voor de manier waarop ze voor Vlaamse continuïteit in die Alliantie heeft gezorgd – en hoop dat iemand zich om haar erfenis bekommert na 25 mei.

Het boek is boeiend, ook al omdat het mensen aan het woord laat die vanuit verschillende invalshoeken met haar hebben samengewerkt. Maar vooral omdat het een verhaal is over ontvoogding. Als vrouw stond ze vaak alleen in de VU, als Chiroleidster werd ze door de katholieke zuil aangekeken op haar Vlaams engagement, als consequent Europeaan en democrate liet ze de Commissie vallen (en ze is het enige Europese Parlementslid dat met recht en reden dát op haar CV kan schrijven), als politica die niet van haar lijn afweek eindigde ze uiteindelijk zonder partij.

Ongebonden best ? Een mooie titel, al beseft ze wellicht zelf dat je een politiek verhaal uiteindelijk met een groep schrijft.

Nelly Maes hoort onomstreden thuis in het rijtje van politieke vrouwen die een verschil hebben gemaakt. Met Miet Smet, Paula D’Hondt, Annemie Neyts. In die rij is ze de meest tegendraadse, minder staatsvrouw, maar méér politica. Een “grande dame”. Soms mag dat zelfs in het Frans worden gezegd.

Ad calendas Graecas

Ad calendas Graecas

Het is hier een beetje stil geweest, de voorbije weken. Dat komt omdat ik na enkele maanden grotendeels in het binnenland te hebben doorgebracht in mei plots een reeks buitenlandse opdrachten bij elkaar kreeg. Die brachten me naar Londen, daar had ik het al over. Maar ook twee keer naar Athene.

Griekenland is de huidige EU-voorzitter. De kalender zorgt daarbij voor een opmerkelijke vorm van rechtvaardigheid : het begin van de heropleving van de crisis mag in goede banen geleid worden door het Europese land dat er veruit het meest onder leed.

Natuurlijk zijn de sporen van de crisis terug te vinden in de Atheense straten, zeker voor wie er wat lokale toelichting bij krijgt. Maar mij viel vooral de levensvreugde op. Crisis is geen reden om niet gewoon ook van het leven te genieten. Al zal dat wel niet voor iedereen gelden, natuurlijk. Maar Athene is vandaag een levendige, vrolijke stad, waar zowel de toeristen als de Grieken zelf de weg naar vinden. Wie het niet weet, zou niet zomaar zien hoe hard de crisis dit land trof en wat er nodig bleek om de uitweg te vinden.

Natuurlijk is Athene ook zijn verleden. De Acropolis domineert de skyline, en zo hoort dat ook. Het Acropolismuseum, waar ik twee keer een enthousiast gegidst bezoek aan kon brengen, geeft een indrukwekkende collectie op een prachtige manier weer. En integreert op verstandige wijze de stukkken die zich in het British Museum bevinden. Al zouden de twee musea met elk een halve collectie er goed aan doen om zich meer als één geheel te presenteren. Dat daartegen politieke bezwaren zijn, kan ik me voorstellen. Maar het is wel jammer.

Ik maakte ook van de gelegenheid gebruik om wat tijd op een Grieks eiland door te brengen. Ik koos met name voor Hydra. Eén van de meest voorspelbare toeristische keuzes, maar al snel bleek ook waarom : het is gewoon een prachtig eiland : autovrij, met prachtig witte, mooi onderhouden en bebloemde straten, met azuurblauwe zee, terrasjes aan de haven… Wie daar geen vakantiegevoel van krijgt, zal het wellicht op niet veel plaatsen vinden.

Ik heb er mijn batterijen stevig opgeladen, ook al moest ik een gemeenteraad missen. En laat er alvast geen twijfel over bestaan : Griekenland hoort in het hart van de EU en de euro thuis. De Grieken hebben ondertussen zware inspanningen gedaan om daar te kunnen blijven. Daarvoor verdienen ze méér waardering, maar ik vrees dat er nog meer nodig zal zijn. Daar mogen we het land niet alleen bij laten.