Archief van
Maand: augustus 2015

Don’t mention the war (II)

Don’t mention the war (II)

Ik heb mezelf al wel eens een vreemd soort pacifist genoemd. Het „Nooit meer Oorlog” adagium maakte deel uit van mijn politiek bewustwordingsproces. Maar ik ben ervan overtuigd dat Europa een stevig leger nodig heeft, en dat de NAVO een essentieel kader is, om in de wereld van vandaag de reële vrede te verdedigen. In de EU investeren we gemiddeld te weinig daarin, en dus ben ik blij dat de VS meer dan zijn deel van de verantwoordelijkheid opneemt.

Bovendien : het -democratische – militarisme van de Amerikanen kan dan wel bevreemdend overkomen, en de manier waarop de macht wordt ingezet of gebruikt kan dan vaak wel bedenkelijk zijn, voor wie gehecht is aan vrijheid, democratie en een zekere internationale rechtsorde (”Gij zult het grondgebied van uw buren respecteren”) is de US Army toch de beste hoop. De vereidelde terreuraanslag op de Thalys is in die zin misschien wel een goede manier om ons eraan te herinneren dat we -over alle kritiek die we soms terecht op hun land en hun leger kunnen hebben- als Europeanen een stevige „thank you” verschuldigd zijn aan iedere VS-soldaat.

Tenslotte ben ik van mening dat de NAVO troepen moet legeren in Polen en de Baltische Staten, en dat we daar de rekening blijgezind voor moeten meebetalen.

Samen sterk ?

Samen sterk ?

Een fusie. In de bedrijfswereld is het dagelijkse kost, zo blijkt als we de kranten erop naslaan. In het Belgisch voetbal ligt het moeilijker. Fusies komen er vaak uit absolute noodzaak tot stand, zelden omdat twee succesvolle clubs elkaar vinden. In de politiek is het verhaal soortelijk. Van opslorpingen zijn er wel voorbeelden, maar de laatste relevante fusie van twee min of meer gelijkwaardige partijen moet wellicht diep in de ontstaansgeschiedenis van het Vlaams Blok worden gezocht. Ook weer in tegenstelling tot Nederland, waar zowel CDA, GroenLinks als de ChristenUnie fusies zijn van partijen die op het ogenblik van de fusie redelijk gelijkwaardig waren.

Om maar te zeggen, we wonen niet in een land van fusies maar in één waar van de warmte van het eigen nest een grote kracht uitgaat. Dat verklaart wellicht veel van de koudwatervrees die elke discussie over gemeentefusies meteen meebrengt. Naast ongetwijfeld een stukje politieke berekening : er is bij de gemeenteraadsverkiezingen nu eenmaal een burgemeestersbonus, en wie twee gemeenten fuseert halveert ook die bonus. Dat is wiskunde.

Nochtans is de reden waarom er over fusies wordt nagedacht voor mij zonneklaar : nogal wat Vlaamse gemeenten missen bestuurskracht, en hebben dus onvoldoende capaciteit om in de complexe wereld van vandaag de sturing te bieden waarop hun inwoners recht hebben.

Alleen heeft dat volgens mij niet enkel met omvang of inwonersaantal te maken. Ook met een niet optimaal takenpakket, bijvoorbeeld : alles wat gemeenten in grote groepen samen aanpakken, is aantoonbaar géén bevoegdheid die bij het gemeentelijke niveau past. Huisvuilophaling en elektriciteit, bijvoorbeeld, en bij uitbreiding het aansturen van intercommunales in de energie- en de afvalsector zou dus best volledig aan de gemeenten onttrokken worden. Als twee tot vijf gemeenten iets samen willen doen (denk aan iets als Muzarto, de gezamenlijke academie van Essen en Kalmthout), dan is dat best, maar iets dat ze alleen met zijn twintigen aankunnen gaat hun niveau te boven en zowel de democratische legitimiteit als de administratieve opvolging komen dan in het gedrang.

De administratieve structuren zijn ook onvoldoende aangepast. Nog los van de aberratie van de vaste benoeming (die niet alleen de gemeenten teistert) is er het secretarismodel dat erg verschillende taken in één persoon wil verenigen, en er zijn de remmen op interne decentralisatie. Maar ook de politieke structuren en de kwaliteit van het politiek personeel zijn knelpunten. Gemeenteraadslid zijn is een nauwelijks gewaardeerd vrijetijdsengagement. Wie het goed wil doen, loopt onvermijdelijk tegen beperkingen van tijd en ondersteuning op, en vaak op een frustrerend gebrek aan reële invloed. Schepenen zijn er te veel, maar ook hun functie wordt, zeker financieel ondergewaardeerd. En dan is er de burgemeester, die vaak eenooog in het land der blinden wordt, wegens echte macht, een redelijke ondersteuning, een zekere (h)erkennning bij de inwoners die legitimiteit meebrengt, … Die net daardoor laveert tussen de rol van burgervader en die van lokaal potentaat.

Ik pleit voor minder maar sterkere schepenen (voltijdse functie, echte bevoegdheden, …), liefst in een duaal model zoals in Nederland waarbij schepenen van buiten de raad kunnen komen en ook niet langer in de gemeenteraad zetelen. En voor sterkere raadsleden. Ook de fractievoorzitters van de grootste partijen (en zeker de oppositieleider) verdienen een betere erkenning en ondersteuning.

Verder heb ik sterke twijfels bij alle verminderingen van de „planlast” voor de gemeenten die de voorbije jaren opgang maakte. Toegegeven, de Vlaamse overheid vroeg wel erg veel „plannen” waarin telkens aspecten van het beleid gedetailleerd uit de doeken moeten worden gedaan. Maar het dwong de gemeenten wel om planmatig te denken, en om een beleid uit te werken. Vaak verplicht in samenwerking met het „middenveld”. Nu is de balans te veel in de andere richting doorgeslagen : wie een gemeente van dag tot dag wil „beheren” in plaats van een richting te kiezen, krijgt daarvoor te veel ruimte. Een ontwikkeling die door de ondoorzichtige en al te vrijblijvende „Beleids- en Beheerscyclus” nog wordt versterkt.

Natuurlijk kunnen ook gemeentefusies bijdragen aan een grotere bestuurskracht. Maar ze zijn volgens mij niet de eerste prioriteit. Bovendien hebben ze als nadeel dat de inwoners een stuk dreigen te vervreemden van hun bestuur. Dat moet ook deel uitmaken van de afweging.

Slotsom : de gemeente Heide (Essen + Kalmthout) of de gemeente Noorderkempen (Essen + Kalmthout + Wuustwezel) zijn voor mij zeker geen taboe. Maar als de Vlaamse regering de bestuurskracht van Essen wil versterken, zijn er volgens mij betere methodes.

Don’t mention the war

Don’t mention the war

Joegoslavië. Ik ben er nooit geweest. Een tiental jaren geleden kwam ik in Kroatië. Wat later ook in Bosnië en Slovenië – een prachtig land waar ik ondertussen meermaals heb verbleven. Deze vakantie ben ik opnieuw naar Joegoslavië getrokken. Maar het land bestaat al lang niet meer. Ik deed Kroatië, Bosnië, Montenegro en als je de luchthavens meerekent ook Slovenië en Servië aan. Alleen Macedonië (FYROM) en Kosovo bleven achterwege.

Met name in Bosnië zijn de sporen van de oorlog, ondertussen twintig jaar geleden, nog erg vers. De gebouwen in Sarajevo tonen nog de kogelgaten – en dat zijn de gebouwen die overeind staan. Ik bezocht de tunnel onder de luchthaven die de levenslijn was van de belegerde stad. Maar ook in de geesten is de oorlog nog lang niet voorbij. Een stuk meer dan in Slovenië (dat tien dagen vocht, maar daar toch van onder de indruk blijft) en Kroatië (dat na drie jaar strijd eigenlijk alles bereikte wat het beoogde).

Al raakt niets ook maar echt vergeten, in de Balkan. Voor mij veelzeggend was de toelichting van een gids bij die oorlog. Hij begon zijn verhaal met de aankomst van de Slaven in de Balkan, om dan via het Ottomaanse Rijk, de Venetianen, de Hongaren en de Oostenrijkers bij Tito uit te komen. Onderweg uiteraard stilstaand bij de moord op aartshertog Frans Ferdinand die een eeuw geleden de Groote Oorlog (zoals wij hem hier noemen) op gang bracht. Het gaf me meteen te denken : zou er hier één gids zijn die het verhaal van de Tweede Wereldoorlog begint bij de komst van de Franken en vervolgens de opsplitsing van het rijk van Karel De Grote ? Nochtans : zonder die opsplitsing geen Frankrijk en Duitsland…

Overigens heb ik ook aangevoeld dat het toch ook wel bestond, Joegoslavië. De pogingen om te doen alsof de taal die Serviërs en Kroaten spreken verschilt is bijna potsierlijk – zelfs ik kan horen dat Brugge en Antwerpen taalkundig meer verschillen dan Split en Belgrado. En de Serviërs hebben al lang door dat het Cyrillisch alfabet hanteren de zaak vooral moeilijker maakt. De overblijvende waardering voor Tito is zeker niet unaniem, maar wel reëel. De vriendschapsbanden, het onderlinge begrip en zelfs de solidariteit over de nieuwe landsgrenzen heen zijn dat ook. Het was dan ook een wat bijzonder communistisch land, Joegoslavië. Net iets menselijker en leefbaarder dan de andere. Alle Oostbloklanden hadden nep-cola. In Joegoslavië kwam de Cockta nadien gewoon terug op de markt. Wegens… lekker. Neen, Joegoslavië komt niet meer terug. Er zijn uiteraard diepe wonden geslagen – en die kwamen bovenop al bestaande even diepe wonden. Maar helemaal verdwijnen gaat Joegoslavië ook nog niet zo direct.

Tenslotte : Sarajevo is een prachtige stad, waar vooral de religieuze mix erg boeit. Mostar (de brug dus) is de omweg waard. Split is uniek, omdat het oude paleis van de Romeinse keizer Diocletianus echt de levende kern van de stad is geworden. Plitvice is een natuurpark dat echt wel enig is in zijn soort. De Kroatische eilanden zijn de moeite zeer waard (het groene Mljet voorop wat mij betreft). Dubrovnik moet je gezien hebben, en waarom ik tot voor enkele weken niet van Kotor in Montenegro had gehoord begrijp ik niet zo goed. Wie dus een reisbestemming zoekt met zon en zee, natuur en cultuur…