Binnen of buiten ?
De Israelische verkiezingen van vorige week hebben een politiek landschap opgeleverd dat (zo mogelijk) nog ingewikkelder is dan in dit land. De centrumpartij Kadima werd de grootste, maar de rechtse Likud volgt op één zetel, en verder deden vooral de rechtse partijen het goed. Likudleider Netanyahu, wiens eerdere premierschap een ramp was voor Israel, heeft het initiatief in handen gekregen. Hijzelf, en zeker zijn partij en de potentiële bondgenoten, staan zeer afkerig tegenover elke toegeving aan de Palestijnen. Toegevingen die nochtans absoluut noodzakelijk zullen zijn opdat vrede in het “Beloofde Land” enige kans zou maken. Een vrede die zeer zou bijdragen aan een meer stabiel Midden-Oosten en daarmee aan een veiliger wereld.
De vraag is vooral wat Kamida-aanvoerster Livni zal doen : in de regering stappen om te proberen het beleid enigszins bij te sturen of langs de kant blijven staan om een al te rechtse aanpak niet te legitimeren. Een boeiend dilemma, waarvoor uiteindelijk elke politicus of partij wel eens wordt geplaatst, al is dat niet altijd in de dramatische omstandigheid van een (voortdurend) militair conflict. De vraag tot waar je de eigen principes (tijdelijk) kan opschorten zonder dat ze ongeloofwaardig worden, de vraag hoeveel je (voorlopig) kan inslikken zonder te verstikken vergt vaak een nummertje koorddansen. De manier waarop partijen ermee omgaan, verklaart veel van hun eigenheid, soms zelfs méér dan het partijprogramma op zich. Dat de PS besloot om in een in wezen centrum-rechtse federale regering te stappen en de sp.a aan de kant bleef, geeft iets van dat verschil weer. Ook al is de PS duidelijk “linkser” dan de sp.a, de weg van het “minste kwaad” trok haar duidelijk meer aan – ook al omdat de vergroeiing met de macht nu eenmaal de Waalse socialisten kenmerkt. Ook de breuk in het kartel CD&V/N-VA heeft iets met deze afweging te maken.
Het blijft altijd een kwestie van zorgvuldig het voor en tegen tegenover elkaar plaatsen, en duidelijk vastleggen waar de eigen grens ligt. Zo zou ik nooit in een gemeentebestuur willen stappen dat niet op een heel heldere en open manier zou willen besturen, en ook inhoudelijk zijn er enkele uitgangspunten die ik niet in vraag zou willen stellen. Wat ik in het geval van Livni zou doen ? Het is moeilijk, maar in de situatie waarin Israel zich bevindt lijkt mee regeren me uiteindelijk de meest verantwoorde keuze. Zelfs als grootste partij vanop de tweede rij. Mits keiharde garanties. Al bleken die in het verleden soms al even waterdicht als de garanties voor een “grote staatshervorming”. Maar niet meedoen is wellicht nog nét iets onvergeeflijker.
’t Is rustig in de Essense politiek. De gemeenteraad van februati is niet doorgegaan en de enige commissievergadering die dit jaar al werd georganiseerd kwam er op vraag van de oppositie. Die rust kwam twee dingen betekenen : ofwel gebeurt er inderdaad niets, ofwel wordt er in de achterkamers van het gemeentehuis wel hard gewerkt. In twee gevallen wekt dat bij mij natuurlijk enige oppositie-achterdocht op.
Ik heb een weekje in Lissabon gezeten, voor een ILO-conferentie. Eerlijk gezegd een beetje tegen mijn zin : ik hou meer van vergaderingen waarvan ik het verloop ook enigszins kan beïnvloeden. Al maakte het weer vanaf het midden van de week wel één en ander goed : in februari op een terrasje iets gaan eten geeft toch wel een goed gevoel. Ik heb in datzelfde Lissabon ook al eens in oktober ’s avonds laat op een terras gezeten. Het weer in deze wereld is niet eerlijk verdeeld, maar dat is wellicht geen nieuws.
Ik ben niet degene die vindt dat alles wat er in België misloopt de schuld is van “de Franstaligen”. Dat is me veel te gemakkelijk. Ik vind het ook te eenvoudig om de politici uit het Zuiden zomaar af te schilderen als onredelijke figuren die niet begrijpen waar het om gaat en die niet willen inzien dat de Vlamingen het beste met hen voor hebben. Ik zie geen reden om te denken dat een Waals politicus per definitie minder bekwaam of verstandig zou zijn dan een Vlaming. Ook de kritiek op Didier Reynders vond ik niet altijd terecht. Dat hij de “slechtste minister van financiën ooit” zou zijn, is een redelijk groteske en daardoor ook gratuite bewering.
Ons land investeert niet genoeg in windenergie. Dat bleek gisteren uit een internationale vergelijking. Het is een goede gewoonte van politici alhier om dan op de boodschapper te gaan schieten : de cijfers kloppen niet, of moeten toch in perspectief worden geplaatst. Volgens onze eigen maatstaven doen we het zo slecht niet. Die reactie is redelijk belachelijk. Natuurlijk kan je voor elke statistiek een andere manier van berekenen bedenken waarbij het klassement verandert. Maar als een ernstige internationale instelling cijfers publiceert, dan zijn die meestal gebaseerd op afspraken over een uniforme manier van meten. Je kan die afspraken proberen te veranderen, maar dat lukt (terecht) vaak niet als het louter om een poging gaat om de realiteit te verhullen. En ondertussen hoor je in de eerste plaats te kijken naar de boodschap die de cijfers brengen. 
De trein wordt duurder. Persoonlijk heb ik er niet echt last van, want mijn werkgever (dat bent u, beste belastingbetaler) neemt de volledige kost van mijn abonnement voor zijn rekening. Waarvoor mijn zeer welgemeende dank. En alles wordt duurder, een aanpassing aan de inflatie zou je dus “normaal” kunnen noemen. Maar het blijft om een prijsverhoging gaan van een vooralsnog redelijk onvolmaakt product. Dus blijft dit tegen de borst stuiten. Van mij mag de trein duurder worden, en ik heb al eens geschreven dat ik gerust enkele honderden euro’s per jaar extra wil betalen (uit mijn eigen zak, niet die van u…) als ik daarvoor gegarandeerde stiptheid in de plaats krijg. Maar tegen deze prijsverhoging zou de federale regering nu eens wél moeten optreden. Waar zit Minister Quickie als je hem echt nodig hebt ?