Archief van
Maand: mei 2020

De Ambetante Ambtenaar*

De Ambetante Ambtenaar*

*vrij naar Willy Vandersteen

De eerste Essense jeugdambtenaar gaat met pensioen.  Met een actieve ploeg enthousiaste Jeugdraders, met ook enig strategisch inzicht, wisten we een jaar of 25 geleden dat onze gemeente een jeugddienst op het gemeentehuis nodig had.  Een aanspreekpunt voor de verenigingen, voor al wie door of voor jongeren iets wilde betekenen, voor onszelf als Jeugdraad, voor de gemeentediensten zelf die met “de jeugd” wilden of moesten samenwerken.  Hoe daarvan een gemeentebestuur overtuigen dat het verenigingsleven weliswaar genegen was, maar alleen zolang het zijn eigen plan kon trekken (vanuit een visie die ik hier al eens heb uiteengezet) ? Het zichtbare succes van Roefel in de buurgemeenten was een eerste hefboom : de Essenaar zag dat er elders iets succesvol gebeurde, en hier lukte dat niet.  Het decreet op het jeugdwerkbeleid was de tweede : een volwaardig jeudgdwerkbeleidsplan uitschrijven was een niet te onderschatten taak, en het niet doen zou net iets te veel gelden kosten aan het gemeentebestuur.

Ik weet niet van wie het briljante idee uiteindelijk kwam, maar het zou best van Frans Schrauwen kunnen zijn geweest : Josée Van Doren werd aangesteld als jeugdambtenaar.  De Essense Roefel stak al snel de buren naar de kroon, en voor de beleidsplannen die zij toen uitschreef moet je een studiebureau honderdduizenden euro’s betalen.  Ik heb toen met haar leren samenwerken : realistisch, pragmatisch, altijd constructief maar ook kritisch, niet op haar mond gevallen.  En vooral : met een héél groot hard voor de mensen waarvoor ze werkte.  De jongeren, en later de senioren.  De bezoekers en vrijwilligers van het Lokaal Dienstencentrum.  De Essenaren, kortom.

Die vond ze altijd belangrijker dan de regels van het gemeentebestuur of de hiërarchie waarin ze moest werken.  Foute beslissingen, vooral als die het resultaat waren van niet luisteren naar de mensen op het terrein, ergerden haar mateloos.  Mensen die hun positie niet te danken hadden aan inzet of inzicht, maar daaraan wel meenden alwetendheid te mogen ontlenen, ze doorzag ze en durfde dat ook wel eens te zeggen.  Dat zij wél in staat bleek om een degelijk beleidsplan te schrijven en veel beter betaalden niet, het ergerde haar wel eens.  Neen, niet omdat die anderen beter betaald zouden worden, maar wel omdat ze die hogere graad als vrijbrief gebruikten om te beslissen zonder te luisteren, om te doen alsof de wijsheid in pacht hadden.  En omdat ze de oplossing van problemen niet dichterbij brachten, maar bemoeilijkten.  Samen met Marcel Van Meel, die de technische dienst leidde (en die nóg een grotere mond had), slaagde ze er vaak in allerlei praktische problemen op te lossen door gewoon te doen wat er moest gebeuren, of dat nu wel of niet in de regels stond.  Als het niet kon zoals het moest, dan moest het maar zoals het kon.

Zo’n ambtenaren moesten er meer zijn.  Ik begrijp wel waarom leidinggevenden soms last hebben met loyale maar kritische ambtenaren, die durven de vinger op zere wondes te leggen.  Wie leiderschap verwart met controle, wie gezag verwart met procedurele macht, wie deskundigheid verwart met een positie, die gaat met hen botsen.  Het is ook niet altijd gemakkelijk, wat natuurlijk is ook niet elke kritiek altijd terecht, komt niet alle wijsheid van onderuit, bestaan veel regels en procedures ook om goede redenen.  Maar daar gaat het ook niet om.  Want ook die loyaal-kritische ambtenaren weten vaak wel dat ze niet altijd gelijk hebben.  Het gaat erom dat ze de organisatie dwingen om zichzelf en de beslissingen die worden genomen te bevragen en te verantwoorden.  Ze passen in een cultuur die de mensen de ruimte geeft om mee te denken en om aan te geven wat er schort, zodat wat er moet gebeuren ook mee gedragen kan worden.  Uiteindelijk werkt dat versterkend voor de organisatie en voor wie in die organisatie leiding geeft.

Ik vrees dat die organisatiecultuur er in Essen de voorbije decennia onvoldoende is geweest.  Ik vrees ook dat er veel te weinig is nagedacht over het gebruiken van competenties in plaats van te focussen op diploma’s en formele posities.  Josée Van Doren zou een uitstekend afdelingshoofd Vrije Tijd zijn geweest.  Ik denk ook dat ze dan vandaag nog niet met pensioen zou zijn gegaan.  Dat is een gemiste kans voor de organisatie, al gun ik haar uiteraard van harte de “rust” (van stilzitten gaat niet veel in huis komen).

Ik ben er bijzonder trots op dat ze in 2012 en 2018 op onze verkiezingslijst stond, en dat we bij N-VA/PLE op haar inzichten kunnen rekenen.  Ik hoop dat dat nog lang zo blijft; eigenlijk zou ze in de gemeenteraad moeten komen, maar dat kan natuurlijk niet zomaar meteen.  Maar ook als ze niet bij ons actief zou zijn zou ik dit stukje.  Uit nostalgie naar een uitstekende jeugdambtenaar en uit waardering voor al die mensen die op de werkvloer van ons gemeentebestuur dag na dag het beste van zichzelf geven.  Ik wens ze toe dat ze niet vergeten om als het moet flink ambetant te zijn, en de organisatie wens ik toe om dat naar waarde te leren schatten.

Het meerderheidskamp

Het meerderheidskamp

Ik heb gisteren geprobeerd om voor één van onze voorstellen een meerderheid te vinden in de gemeenteraad (die u hier kan herbekijken) .  Niet zo bijzonder, hoor ik u al denken.  En dat klopt : dat doen we eigenlijk altijd, een meerderheid zoeken.  Maar we vinden die niet altijd : met N-VA/PLE zitten we in de oppositie, en CD&V en sp.a, die samen wel een meerderheid hebben, houden de rangen stug gesloten – zelden zo stug als gisteren, trouwens.

Ik zocht mijn meerderheid elders : in de eerste plaats bij de groep van raadsleden die ooit al zelf een jeugdkamp hebben mee georganiseerd.  Dat is al een mooi begin op weg naar een meerderheid : zelfs al ken ik niet van iedereen het hele cv, dan nog is die fractie is al zeker groter dan de grootste échte fractie in de raad.  Daarnaast stelde ik voor dat de degenen van wie de kinderen dit jaar mee op kamp zouden willen gaan zouden aansluiten.  Ik weet niet zo goed hoe groot die fractie is, dus voor alle zekerheid had ik er misschien nog een derde moeten aanspreken : die van degenen die vroeger met plezier zelf op kamp zijn geweest.  En misschien ook nog die van degenen van wie de partners met veel plezier kampen in elkaar hebben gebokst.  Dat zou een zeldzaam grote meerderheid hebben opgeleverd.  We hadden die misschien vooraf (virtueel) moeten samenbrengen, al hebben we uiteindelijk unaniem iets goedgekeurd.  Maar een sterker kamp-kamp had er meer kunnen uithalen.

En dat is verdorie nodig ! Ik kreeg gisteren de gids te zien die de jeugdkampen in deze coronazomer als leidraad moeten gebruiken.  Zoals ik in de raad zei, zou ik er zelfs al niet aan willen beginnen om op die manier op kamp te gaan.  Maar ik heb er ook bijgezegd dat ik het 25 jaar geleden wellicht wel zou hebben aangedurfd, dus reken ik op de jeugdleiders van vandaag…

Alleen hebben die ook nog andere kopzorgen.  Examens die in vreemde omstandigheden verlopen.  En financiële zorgen, want heel wat van de activiteiten waarmee ze zich financieren zijn in de voorbij maanden natuurlijk niet kunnen doorgaan.  En een coronakamp gaat onvermijdelijk extra kosten meebrengen.  Dat gat moet dichtgereden worden, want anders is er letterlijk geen beginnen aan, aan het organiseren van een kamp dit jaar.

In de raad van april probeerden we dat principe al voor alle verenigingen te regelen, en dat probeerden we gisteren opnieuw.  Maar toen de meerderheid het weer op de lange baan (sorry, de task force) besloot te schuiven heb ik geprobeerd om te redden wat er te redden valt voor de jeugdverenigingen.  Voor hen is het immers dringend : ze zijn nú hun kamp aan het voorbereiden.  Mogelijk hun moeilijkste kamp ooit.  Ze willen nú zekerheid dat het zonder financiële kopzorgen zal kunnen.  En natuurlijk ook zonder hun kampprijs te verhogen, zoals het gemeentebestuur impliciet suggereerde in de enquête die het bij de verenigingen deed.  Dat laatste argument deed bij CD&V een belletje rinkelen, zodat er toch een beetje een Scouts/KSA/Chiro/KLJ/Kazou-coalitie tot stand kwam.  En ook jeugdschepen Arno Aerden (sp.a) had de uitdaging duidelijk al begrepen en leek er ook klaar voor om heel hard mee te werken aan een oplossing.  Dat hij daarvoor zonder toelating van de raad geen geld voor kon uittrekken, overtuigde hem mogelijk ook – wie zal het zeggen.

De macht van het getal haalde uiteindelijk ook de burgemeester over de streep, zodat het schepencollege namens de raad “iets” moet uitwerken tegen 1 juni.  Ik ben en blijf diep teleurgesteld dat we geen garantie uit de band konden slepen dat we de extra kosten en de minderinkomsten zullen denken, maar heb de ene vogel in de hand dan toch maar aangenomen.  Hopelijk krijgt Arno in het schepencollege ook steun van de jeugdwerkcoalitie om toch zo veel mogelijk kosten voor de gemeenterekening te kunnen nemen.  Als we er nu niet ondubbelzinnig staan voor de jeugdkampen, dan mogen we nooit meer “eens (jeugdbeweging naar keuze), altijd (zelfde jeugdbeweging)” zeggen.  Dat zou een belediging zijn.

En natuurlijk geldt dat bij uitbreiding voor het hele verenigingsleven.  Ook daar gaan we hard voor blijven gaan : onze verenigingen moeten er na corona even sterk opnieuw kunnen staan dan voor corona, zonder extra leningslasten en zeker zonder extra kosten voor wie graag “bijeen komt” in Essen.  Maar voor de jeugdverenigingen is het nog net even dringender.  Hopelijk begrijpt iedereen dat.

Voor wie zich deze zomer voor het jeugdwerk inzet hierbij alvast mijn oneindige waardering en dank.  Het zal niet gemakkelijk zijn.  Een leidingsploeg in bubbels moeten verdelen lijkt me een behoorlijke opgave.  Maar het kan.  Omdat het moet.  Doe geen enkele toegeving op de regels en de raadgevingen, ook als die op het eerste gezicht onhaalbaar of onlogisch lijken.  En maak er op alle manier een onvergetelijk kamp van !

Foto : Promotiefoto Dag van de Jeugdbeweging 2019
De Coronaparadox

De Coronaparadox

De regels mogen dan wel wat versoepeld zijn, “blijf in uw kot” is vooralsnog nog steeds het uitgangspunt.  Wat mij betreft terecht : ik zou me een stuk veiliger voelen als er niet meer elke dag enkele tientallen overlijdens en ziekenhuisopnames zouden worden aangekondigd.  Al heb ik ook veel begrip voor gezinnen, kinderen, (groot)ouders… voor wie het kot veel te eng geworden is.  Onze overheden dansen op een slappe koord, en dat is een positie die niemand hen zou mogen benijden.

Maar ondertussen zit ik dus meer dan twee maanden thuis.  Als ik er op terugkijk, dan stel ik een merkwaardige paradox vast.  Ik heb de voorbije twee maanden meer gewerkt dan anders.  Qua aantal uren, en ook qua werkvolume.  Ik ben van thuis uit meer “aanwezig” geweest voor mijn collega’s, ik heb zelf analytisch werk gedaan waar ik anders zelden aan toekom en heb alle vergaderingen in het binnen- en virtuele buitenland bijgewoond waar ik werd verwacht, al moet ik toegeven dat zeker de eerste weken sommige internationale instellingen wat aanpassingsproblemen hadden en dus minder werk verzetten.  Maar dat extra werk is niet ten koste gegaan van mijn mandaat als gemeenteraadslid, integendeel.  Zo heb ik wellicht voor het eerst sinds lang twee maanden lang geen vergaderingen gemist.  Ik heb ook geen enkele Griekse les moeten afzeggen.  Ik heb veel meer tijd doorgebracht met mijn vrouw dan voordien.  Ik heb bijna elke dag een wandeling gemaakt.  En ik heb méér afgesproken met vrienden dan voordien.  Tenslotte heb ik ook nog eens meer geslapen !

Aangezien er maar 24 uur op een dag zijn, ook in quarantaine, moet dat ten koste van iets zijn gegaan.  Ik heb mijn ouders niet bezocht, en dat is uiteraard een belangrijk gemis.  Ik ben ook niet op reis geweest, en dus hebben we ook de familie van mijn vrouw niet gezien.  En uiteraard heb ik ook voor mijn werk geen verplaatsingen gemaakt.  De rest van het saldo is voor rekening van de NMBS.  Ik nog niet welke conclusies ik daaruit wil trekken.  Ik vind reizen, in verschillende vormen, namelijk ook wel leuk.  En het verlangen naar een terugkeer naar de “normaliteit” is ook bij mij groot – ik krijg soms een punthoofd van al het televergaderen.  Maar ik kan anderzijds de vaststelling ook niet ontkennen dat minder ook meer is.