Archief van
Categorie: Politiek algemeen

Bruxelles pas belle ?

Bruxelles pas belle ?

Een bloemenwinkel in Athene, Eerste Paasdag (uiteraard volgens de orthodoxe kalender).  Het feest van het jaar in Griekenland.  In een bloemenwinkel op het middaguur staan mijn vrouw en ik wat besluiteloos te bekijken wat voor ruiker bloemen we willen.  Een dame komt binnen en weet meteen dat ze tien rode rozen wil, en krijgt dus voorrang.  Aan het kruispunt naast de winkel staat ondertussen een auto te wachten voor het rode licht, met de geluidsinstallatie en de ramen volop open.  De dame ergert zich er sterk aan : “we zijn hier toch geen Arabieren.”  De winkelbediende vindt het minder storend : “het is maar één keer per jaar Pasen.”  Vervolgens zegt de dame dat ze in Brussel woont en dat daar enkel “Arabieren” dit soort gedrag vertonen.  Wij geven even aan dat we ook in België wonen, maar veel verder gaat het gesprek niet : ze is gehaast want er wordt op haar gewacht met het eten.  Wat overigens niet super geloofwaardig klonk : in de meeste Griekse families wordt gewoon de hele Paasdag gegeten en wordt er op niemand en iedereen gewacht…  Of hoe iemand zich in het soms behoorlijk oosters aandoende Athene zich plots nog oostelijker waande; in Brussel dan met name.

Twee dagen later sta ik in het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node.  Voor haar werkgever moet mijn vrouw een adres in het Brussels Gewest hebben, en ze had een document van de gemeente nodig.  Omdat ik terug moest komen uit Athene voor de gemeenteraad bood ik me in het gemeentehuis aan.  Bij het onthaal en in de gang van het aftandse gebouw werd ik twee keer doorgestuurd tot ik bij de loketten van de dienst bevolking kwam.  Die meteen in een museum van de jaren 1960 of 1970 kunnen – als armste gemeente van het land zal renovatie van de lokettenzaal wel niet bij de prioriteiten van Sint-Joost horen.  Naast mij wachtten mensen met een duidelijk erg diverse herkomst.  Ik zag allerlei kleuren, klederdrachten en ving diverse talen op.  Al dan niet met hulp van meegekomen familieleden werden ze allemaal snel en klaarblijkelijk adequaat verder geholpen in het Frans.  Behalve ik dan, want ik bood me (uiteraard) in het Nederlands aan.  Aan loket 2 lukte het nog net om me met een handgebaar en het woord “vijf” duidelijk te maken dat ik beter naar loket 5 kon gaan.  Waar ik snel en wel degelijk in mijn eigen taal werd verder geholpen, voor wat toch niet helemaal een standaardvraag was, door iemand waarvan de moedertaal vermoedelijk noch Nederlands, noch Frans was.  Dat het gevraagde document alsnog in het Frans werd afgeleverd zag ik pas nadien, maar de oorzaak daarvan ligt wellicht bij de taalkeuze van de werkgever van mijn vrouw.  Terwijl het document werd afgedrukt stonden naast mij twee jongemannen aan loket 4, die onderling denk ik Turks spraken.  Ze begonnen hun uitleg in het Frans, maar kenden de loketbediende duidelijk en schakelden na een tijd over op het Nederlands met zwaar Brussels accent voor enige “smalltalk”.

Een paar weken geleden had mijn vrouw overigens een ander document nodig (een formeel bewijs van de derde vaccinatie), waarvoor ze in het vaccinatiecentrum moest zijn.  Ik was meegegaan, maar ze had me vooraf gevraagd om niets te zeggen omdat ze haar Nederlands wilde oefenen.  Waarna ze er door Georgios werd ontvangen, die in het Griekse uitlegde dat hij veel Nederlands (zijn vierde taal) bijleerde door in het centrum mensen verder te helpen, omdat er zich veel Nederlandstaligen aanboden.  De oefenkans voor mij vrouw viel natuurlijk wel in het water !

Wie in een winkel langs de Louizalaan of in het Zuidstation probeert om in datzelfde Nederlands geholpen te worden, krijgt overigens geheid antwoord in het… Engels.  Met dat Engels kan je ook bij het gemeentebestuur van Brussel-stad terecht en bijvoorbeeld ook bij de diensten van Financiën die “expats” opvolgen, zij het niet officieel, maar in Sint-Joost toch niet zo eenvoudig, want daar wordt het niet echt gebezigd.  Dat zal in Molenbeek en Schaarbeek ook wel zo zijn.  Niet zo slim van de winkel op de Louizalaan, want wie rondloopt in Brussel hoort veel meer Nederlands dan je zou denken, ook waar je dat niet zo verwacht, bijvoorbeeld tussen familieleden die onderling ook Turks of Arabisch spreken.  Of toch, want wie er winkelt kent ongetwijfeld of Frans, of Engels.  In Sint-Joost en elders zijn er natuurlijk ook buurtwinkels waar alléén het Frans kan, naast de moedertaal van de uitbater.  Ik ken er ook, meer naar de Europese kant toe, waar Frans behalve bonjour en merci eigenlijk niet lukt (!) en alleen Engels wordt gebezigd – naast Urdu bijvoorbeeld.

Maar eigenlijk ken ik Brussel niet zo goed.  In Schaarbeek of Molenbeek ben ik hoogstens enkele keren haastig doorgestapt.  Van een paar delen van de stad houd ik, andere vind ik lelijk en op sommige plaatsen voel ik me niet veilig.  Behalve uiteraard achter de voordeur van het appartement van mijn vrouw voel ik me er nergens echt thuis, maar ook op weinig plekken echt vreemd.  Een beetje zoals in Athene – omdat ik de taal spreek.  Ik moest hier uiteraard aan denken naar aanleiding van de uitspraak van Conner Rousseau over Molenbeek en de reactie vanuit Brussel dat Rousseau niet weet waarover hij het heeft.  Dat geldt wellicht ook voor mij, dus ga ik me op de vlakte houden.  Over het belang van talen heeft hij alleszins gelijk.  Maar net op dat vlak is Brussel ook echt ingewikkeld, waarbij het Nederlands minstens even veel baat heeft bij een reële meertaligheid dan de bestaande formele tweetaligheid.  Misschien zou de erkenning van het Engels als derde officiële taal daarom wel goed zijn voor onze moedertaal in onze hoofdstad.

 

Goede raad is duur

Goede raad is duur

Na meer dan twee jaar afwezigheid vond de gemeenteraad terug in de raadzaal plaats.  Dat was zowaar even wennen, ook al hebben we in tussentijd zowel in zaal Rex als in de Heuvelhal af en toe toch nog fysiek vergaderd.  Voor mij was het alleszins een raad waar ik tevreden over ben.  Ik probeer vooraf altijd één doelstelling te kiezen die ik zeker wil bereiken, maar deze keer bleek er meer uit te halen.  Ik kan me wel voorstellen dat de “neutrale” toeschouwer zich de vraag zou stellen waarom ik doorging op een retributiereglement voor de bibliotheek dat al bij al redelijk triviaal was, en ook in de commissie werd besproken.  Maar kleine onzorgvuldigheden die leiden tot onduidelijke prijzen -zelfs al gaat het over enkele eurocenten verschil- en de invoering van (ook kleine) retributies met terugwerkende kracht is wat symptomatisch voor het nogal onachtzaam omgaan met de principes van “goed bestuur”.  Dat het reglement er kwam op een moment dat er teveel kleine en grote dossiers op de agenda stonden of hangende zijn waar ook haken en ogen aanzitten maakte dat ik het de moeite vond om er toch op te wijzen.

Belangrijker was de gedeeltelijke goedkeuring van ons voorstel rond vuurwerk, met name de verplichting om bij elk verkocht stuk vuurwerk een folder te voegen.  Ik weet ook wel dat daarmee niet alle problemen opgelost worden – daarvoor zijn de gemeentelijke bevoegdheden omtrent vuurwerk ook iets te beperkt.  Maar ik denk wel dat het kan helpen.  Ik ben blij dat ook de meerderheidspartijen het daarmee eens waren, ook al zou ik het voorstel zonder hun steun even goed hebben ingediend.

Dat geldt niet voor het andere voorstel waar mijn naam mee onder stond : samen met de collega-fractievoorzitters van de tweede en derde grootste partij in de raad heb ik ook het voorstel over de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor Essen ingediend.  Ik heb daartoe het initiatief genomen, maar zonder de voorafgaande steun van Steff en Jokke zou ik niet hebben doorgezet; die steun, en een actieve inbreng vanuit hun fracties, kwam er wel, zodat we tot een unaniem besluit kwamen in de raad.  Het schepencollege deed de voorbije weken uitstekend werk om de opvang van Oekraïense vluchtelingen en andere vormen van ondersteuning in goede banen te leiden, maar het is belangrijk dat ook de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan zich in belangrijke kwesties uitspreekt.  Persoonlijk vond ik vooral de verwijzing naar de gemeentebesturen in Oekraïne belangrijk : hun wil om verder te blijven functioneren, soms ondanks Russische bezetting en intimidatie, verdient vanuit een collega-gemeentebestuur in een ander democratisch Europees land expliciete waardering.

Dat het besluit unaniem was, betekent dat ook het Vlaams Belang het mee ondersteunde.  Dat had nochtans een eigen voorstel ingediend, om de zitpenningen van de raad weg te schenken aan de lokale steunactie voor Oekraïne.  Een sympathiek doel, uiteraard.  Toch vond ik het geen goed voorstel.  Nochtans vind ik principieel dat voorstellen, van wie ze ook komen, op hun waarde moeten worden beoordeeld.  Ook voorstellen van het Vlaams Belang, zelfs al is dat in deze wel erg hypocriet : na jaren met Poetin te hebben gedweept, die er ook duidelijk dezelfde opvattingen als het Belang op nahoudt, probeert de partij snel de kar te keren.  Al lukt dat niet overal even goed : in het Europees Parlement en ook in sommige gemeenteraden kunnen de Belangers moeilijk verbergen naar wie hun echte sympathie uitgaat.  En als oud-raadslid Patrick Van Ginneken niet zou zijn verhuisd om zo de VB-fractie te halveren vermoed ik dat hij  ook in de Essense gemeenteraad de Russische kleuren hoog zou hebben gehouden.  Maar ik vond het voorstel geen goed voorstel omdat ik het wegschenken van zitpenningen nooit een goed idee vind.  Dat geeft namelijk een verkeerde boodschap : het geeft de indruk dat die zitpenningen eigenlijk niet nodig zijn, dat ze een “extraatje” zijn voor een raadslid.  Terwijl ze een uitdrukking van maatschappelijke waardering zijn en een (beperkte) compensatie voor het werk dat al wie de gemeenteraad ernstig neemt daarin steekt.  Omdat het ook nooit samengaat met het voorstel om een deel van de schepenwedde weg te schenken benadrukt het ook nog maar eens het onevenwicht tussen het college (“dat is een echte baan”) en de raad (“dat is een hobby”).  Eigenlijk gaat het ook uit van onmacht van de gemeenteraad : in plaats van goede beslissingen te nemen geven we geld weg, zoals ook elke burger dat kan doen.  Waarom zou er dan een gemeenteraad moeten zijn ? Los daarvan is de aanpak die het VB voorstelde terecht niet wettelijk : de gemeenteraad mag uiteraard niet zomaar bij meerderheid beslissen om zitpenningen weg te schenken.  Als dat kan, dan zou de raad even goed een deel van de wedde van het personeel kunnen wegschenken.  Quod non.  Dat bekent uiteraard niet dat elk raadslid, zoals iedereen, perfect zelf kan beslissen of en hoe zij of hij de Oekraïense vluchtelingen of net de achtergeblevenen in het oorlogsgebied wil steunen.  Maar dat hoeft niet zonodig aan de grote klok te worden gehangen.

Doorgeefluik

Doorgeefluik

Als je doorritten met de trein niet meerekent -en die mag je niet tellen- dan was ik ooit één keer in Luik geweest. In 2001, voor de informele EPSCO-ministerraad van het Belgische EU-Voorzitterschap. Ik vond dat toen een indrukwekkend spektakel, en had me ongetwijfeld niet kunnen voorstellen dat ik op relatief veel van die EPSCO-vergaderingen nog het woord zou voeren. Maar van Luik heb ik niet veel gezien die dag : ik herinner me dat ik een beetje heb rondgewandeld, maar weet niet eens meer of dat was om even rond te kijken, of omdat ik niet zo meteen de weg vond. Het was de tijd vóór Google Maps, en oriëntatie is nooit mijn sterkste kant geweest.

Nadien kwam ik er niet meer, in Luik. Toch wel redelijk schandalig voor een zo nabijgelegen stad. Zodat ik blij ben dat dit weekend de gelegenheid bood om er toch eens rond te wandelen. We gingen er naartoe voor een concert met muziek van Mikis Theodorakis, gebracht door het Philharmonisch Orkest, ter gelegenheid van 200 jaar Griekse onafhankelijkheid. In de mooie zaal waar dat orkest thuis is. Het eerste optreden sinds de uitbraak van de Covidpandemie, dus ook daarom bijzonder. Maar uiteraard ook omwille van de muziek, met twee kortere stukken en nadien „Axion Esti”, dat ik nog nooit volledig had gehoord. Theodorakis kloeg er wel eens over dat zijn stukken voor Philharmonische orkesten niet vaak werden uitgevoerd. Het moet hem bijzonder plezier hebben gedaan het Philharmonisch Orkest van Luik in 2019 het eerste dergelijke stuk dat hij ooit schreef bracht – in wereldpremière. Theodorakis stuurde het stuk op 21-jarige leeftijd naar dirigent Dimitris Mitropoulos. Het werd nooit gespeeld, maar bleef in de archieven van de man zitten. Zijn assistent bij de New York Philharmonic efde dat archief en nam het mee naar, zowaar, Luik. Waar het enkele jaren geleden boven water kwam. En zo werd het zondag voor de tweede keer ooit opgevoerd. Als tweede stuk stond het Kretenzisch Concertino op het programma, met een magistrale saxofoon. En dan de onnavolgbare Axion Esti, een klassiek stuk, een Byzantijnse hymne en gebed, maar ook een stuk met bouzoukis en populaire liederen die elk wie zich zanger wil noemen in Griekenland ooit gebracht moet hebben. Ik weet niet of een Philharmonisch orkest vaak bisnummers speelt, maar ze waren zonder meer terecht – al zal de grote Griekse aanwezigheid in de zaal ook het enthousiasme aangewakkerd hebben.

Daarnaast namen we dus de tijd om Luik te verkennen : de kerken, pleinen, het prinsbischoppelijk paleis, het perron, de Maas. En het Musée La Boverie, met een mooie vaste collectie en interessante tijdelijke tentoonstellingen. De stad was ongeveer zoals ik me had ingebeeld, maar iets Duitser van bouwstijl, al had mijn vluchtige herlezing van de geschiedenis van de „Vurige Stede” me daar wellicht wel op moeten voorbereiden. Alleszins een stad om nog eens naar terug te gaan.

We hoorden vele talen in Liège, Luik, Lüttich. Frans, uiteraard, en wellicht ook Waals. Italiaans, onvermijdelijk. Limburgs en andere vormen van Nederlands. Duits. En Grieks, niet alleen in de concertzaal : we lunchten (zeer lekker) in een Libanees restaurant, waar we in het Grieks werden aangesproken. Door een Palestijn uit Gaza, die jaren in Griekenland had gewerkt, in Λιέγη belandde maar samen met zijn familie droomt van een restaurant in Griekenland, op een paar meter van de Middellandse Zee. Ik wens hem zijn droom toe, en de verse vis die hij er wil bereiden. Maar achter de heimwee naar Athene en Rhodos zat er ongetwijfeld ook één naar Palestina, waar een militaire bezetting al decennia het leven bemoeilijkt. Vóór het concert verwees de Griekse ambassadeur naar Marioepol (Μαριούπολη) waar een belangrijke etnisch-Griekse minderheid mee het slachtoffer is van de Russische waanzin. Ik dacht ook aan de Oekraïners die in Essen of elders in Europa aankomen, maar ook aan wie hier al eerder belandde, uit Syrië of waar dan ook. Mensen die hun land ontvluchten hebben elk hun verhaal, hun heimwee en hun dromen. En neen, we kunnen niet iedereen van overal opvangen. Maar begrip opbrengen en mededogen tonen, dat kunnen we wel.

Op deze wereldpoëziedag passen de woorden van dit lied van Luka Bloom :

You must go, follow your star
No matter where you go, there you are
No matter where you go, there are you
So don’t let go of what you know to be true

Μη παρακαλώ Σας, μη λησμονάτε την χώρα μου. Και την χώρα τους. – Слава Україні !

De verkeerde kant van de geschiedenis

De verkeerde kant van de geschiedenis

De Wet van Godwin stelt dat in een discussie op het internet die lang genoeg duurt altijd wel iemand de vergelijking met Hitler zal maken.  Dat is zo goed als altijd onterecht, omdat een misdaad met de omvang en de systematiek van de Holocaust nu eenmaal niet meer is voorgekomen sinds de Holocaust zelf.  De vergelijking tussen het Covid Safe en Ticket en het dragen van een jodenster, bijvoorbeeld, is dan ook zo grotesk dat ze ontoelaatbaar en onaanvaardbaar wordt.  Maar het Hitlerregime had nog een ander aspect, dat het overigens gemeen had met de geestesgenoten in fascistisch Italië en Japan : een onbedwingbare neiging om buurlanden binnen te vallen onder het voorwendsel dat er allerlei belangen geschonden werden of dat het betrokken land(je) een bedreiging vormde.  En die vergelijking is wel relevant.  De inval van Poetin in Oekraïne is perfect vergelijkbaar met die van Nazi-Duitsland in Polen in 1939 (en die van de Sovjetunie langs de andere kant), of met pakweg de Italiaanse aanval op Griekenland.  Neem daarbij dat het Poetinregime alle kenmerken heeft van een rechtse dictatuur onder een paranoïde dictator, en wellicht voor het eerst sinds 1945 gaat de vergelijking tussen een Europees regime en het Hitlerregime wel degelijk op, zei het dan dat deze zich “beperkt” tot de aard van het regime en imperialistische kijk op andere landen.

De Europese reactie is dan ook terecht zéér hard.  De status van kernmacht maakt dat een directe confrontatie met Rusland onverstandig zou zijn, maar de EU heeft de voorbije dagen zowat alles ingezet wat het kon zonder die confrontatie aan te gaan.  Daarbij zijn een reeks taboes gesneuveld.  Enkele die ik had verwacht, zoals de toenadering van Finland en Zweden tot de NAVO, of zelfs het opgeven van het NordStream 2 project, de gasleiding doorheen Duitsland en het uitsluiten van Rusland uit Swift.  Maar dat de EU zou beslissen om wapens te leveren, dat Duitsland zou beslissen om het defensiebudget fors op te trekken, dat we ons luchtruim volledig zouden sluiten, Zwitserland de facto zouden dwingen om ook te volgen, daar had ik niet helemaal op gerekend.  Dat de EU sneller en krachtiger reageerde dan het “soevereine” Groot-Brittanië is ook een vaststelling die onder “ironie van de geschiedenis” kan worden gerangschikt.

Dat er ruimte was voor die reactie, is dan weer helemaal aan het Oekraïense volk, zijn regering en zijn leger te danken.  In Poetins plan zou Kyiv op dag één of twee gevallen zijn, de regering zoals die van Afghanistan gevlucht en een marionettenregime geïnstalleerd dat een akkoord met Rusland zou hebben gesloten.  Daarbij zouden wat gebieden aan de “onafhankelijke republieken” in Oost-Oekraïne zijn toegevoegd en een corrupt en Moskougezind bewind in de rest van het land gegarandeerd zijn.  De misrekening bleek dat het Oekraïense volk de leugens van Poetin -in tegenstelling tot de man zelf en een groot deel van het Russische volk- niet blijkt te geloven, en dat president Volodimir Zelensky zijn functiebeschrijving wel heeft gelezen en bovendien zijn rol verstandig en met gusto invult.  Dat is een tegenvaller voor het Kremlin, dat volledig buiten alle verwachting zeer hard getroffen wordt door de opgelegde sancties en zich bovendien vastrijdt in een bloedige oorlog tegen mensen van wie het altijd gezegd heeft dat ze op de Russische bevrijders zaten te wachten.

Dat het niet volgens (Russisch) plan verloopt houdt uiteraard ook gevaren in.  Het is zeer duidelijk dat deze Poetin niet de rationele KGB-agent meer is voor wie we hem ooit hebben aangezien, maar een paranoïde dictator die zelfs zijn “naaste” medewerkers op vele meters afstand houdt.  Er is ook niet meteen een helder “exit plan” dat zijn tegenstanders hem kunnen aanbieden : een volledige terugtrekking uit de Oekraïne is het absolute minimum, maar in ruil voor wat dan wel ? Het einde van de meeste sancties kan nog worden overwogen, maar dan eindigt de oorlog minder gunstig voor Rusland dan ze begonnen was.  De neiging om dat te voorkomen door nog meer militaire middelen in te zetten moet groot zijn.  En levensgevaarlijk.  In de eerste plaats voor de Oekraïners, die mogelijk nog maar aan het begin staan van hun beproeving.  Maar een kat in het nauw maakt gekke sprongen.

Eigenlijk is de beste hoop dat het Russische leger het gevaar inziet, en Poetin afzet.  Dat zou het nieuwe regime, zelfs als dat niet meteen van een verschillende allooi zou zijn, enige speelruimte geven om tot een akkoord te komen dat het ook in Rusland verkocht zou krijgen.  Maar evident is die piste uiteraard ook niet.

Ondertussen is de hele situatie een behoorlijke tegenvaller voor de politici in West-Europa die zich vele jaren lang aan Poetin gespiegeld hebben, in de gedachte dat de dictator waarmee ze zo graag zoete broodjes bakten nooit écht op grote schaal geweld zou gebruiken tegen andere Europeanen.  Dat sommigen nu proberen, al dan niet halfslachtig, afstand te nemen is niet verrassend, maar behoorlijk hypocriet : ze wisten met wie ze in zee gingen.  En dat geldt even goed voor wie nu de drogreden van Poetin napraat dat de NAVO Rusland zou hebben bedreigd en dat Oekraïne daar op één of andere manier ook mee schuld aan zou hebben.  Uiteraard hebben de VS, gevolgd door de NAVO, in de loop der decennia veel fout gedaan, en daar mag gerust enige discussie over zijn.  Maar géén van die fouten is ook maar van ver een reden om de invasie in Oekraïne of de dictatoriale aard van het Poetinregime in het algemeen te vergoelijken.  Le Pen, Zemmour, Baudet, Salvini en een reeks anderen die zich altijd als de redders van het Avondland opwierpen blijken aan de andere kant te staan.  De resolutie in het Europees Parlement die vandaag werd goedgekeurd met 637 stemmen op 676 werd niet gesteund door het Vlaams Belang en de PVDA, twee partijen die de voorbije dagen (om verschillende redenen – ik ga niet de fout maken om ze zomaar in één zak te steken) er niet in slaagden om zich consequent tegen de Russische agressor en voor Oekraïne uit te spreken.  Hopelijk trekken de andere partijen, N-VA, Open Vld, CD&V, Vooruit en Groen, daar ook hun les uit.

Ondertussen kunnen we alleen maar hopen dat iedereen er alles aan doet opdat de nachtmerrie langs de E40 zo snel mogelijk ophoudt.  Leve Europa. Слава Україні!

Help, de dokter verzuipt !

Help, de dokter verzuipt !

“Is er een dokter in de zaal ?”. Letterlijk was dat op de gemeenteraad eergisteren alvast niet het geval. Er was geen dokter, want het is alweer vele jaren geleden dat er nog eens een medicus raadslid was (dr. Sonia Schellens zetelde een tijdje voor CD&V). En er was ook geen zaal, want wegens Covid-omikron zou dat medisch (!) niet verantwoord zijn geweest. Desalniettemin stond de huisdokter wel degelijk hoog op de agenda van de gemeenteraad. Of toch de afwezigheid van die huisdokter…

Essen kampt immers met een huisartsentekort. Eigenlijk kampt heel Vlaanderen met een dergelijk tekort, maar bij ons werd het plots erg acuut wegens vertrek en pensionering van enkele huisartsen. De volledige analyse van de oorzaken van dat tekort kan ik niet maken, maar de veranderde relatieve maatschappelijke positie van meneer doktoor speelt zeker een rol. Het belangrijkste aspect is niet dat de job zoveel zwaarder is geworden, al zal er wel iets veranderd zijn : patiënten die veeleisender en mondiger geworden zijn (met hulp van dokter Google), de samenleving is diverser geworden… Zeker nu in Covidtijden „verzuipt” de dokter ongetwijfeld in het werk, maar de vraag is of dat pakweg 30 jaar geleden zoveel anders was. Anderzijds is de medische wetenschap wel gevorderd en helpt de technologie ook de arts zelf.  Ook de verloning is niet echt achteruitgegaan, natuurlijk. Maar in vergelijking met veel andere beroepen was de vooruitgang beperkter, en dat vermindert ongetwijfeld de bereidheid om altijd beschikbaar te zijn en zeer hard te werken voor wat anderen in minder zware beroepen ook kunnen verdienen. Daarmee samenhangend speelt ook de vervrouwelijking van het artsenberoep een rol – een complexe rol van oorzaken, gevolgen en correlatie zonder causaliteit.

De gelijkenis met onderwijzers en leerkrachten is daarbij opvallend. Ook de meester moest wat prestige inleveren en kreeg te maken met „lastiger klanten”, maar de verandering is toch ook vooral relatief. Was het onderwijs vroeger een uitweg voor wie uit een dorp kwam en studerend hogerop wilde raken, die rol is al enkele decennia uitgespeeld.  Zodat de intellectueel die vroeger voor de klas zou hebben gestaan nu ergens als onderzoeker werkt, bijvoorbeeld.

Maar huisarts of onderwijzer worden, is dat dan geen roeping ? Dat brengt me bij mijn derde beroep in dezelfde categorie. Pastoor is ook al een knelpuntberoep geworden. Voor minstens een deel om soortgelijke redenen.  En als de katholieke kerk niet zo koppig zou zijn, zou het beroep ook al lang veel meer vrouwen dan mannen hebben aangetrokken. Natuurlijk zijn veel beroepen ook een beetje een roeping, maar zelfs in de bijbel ontkiemt het zaad niet dat op de rotsen valt. De medische roepingen worden eerder arts-specialist, en de Heer lijkt er zich mee te hebben verzoend dat wie destijds zijn priesterkorps versterkte nu eerder maatschappelijk werker of manager zal willen worden. In elk geval dringt Hij niet sterk aan…

De geneeskunde heeft met de kerk gemeen dat de organisatie ervan zich moeilijk aan de nieuwe realiteit aanpast. Het onderwijs lijkt wat flexibeler, met alle voor- en nadelen van dien. Wellicht kan de rol van de huisarts wat worden ingeperkt, zowel administratief als (para-)medisch. Waarmee ik niet pleit voor een al te eenvoudige directe toegang tot specialisten, want dat leidt dan weer tot medische overconsumptie. Maar de arbeidsvoorwaarden moeten ook anders kunnen. Er lijkt mij meer ruimte voor huisartsen die in een vorm van loondienst werken, van 9 tot 5 (en af en toe met een wachtdienst), en die verbonden zijn aan een grotere praktijk waar alle patiënten gedeeld worden. Specialisten in ziekenhuizen kunnen misschien ook een dag per week of zo in een dergelijk systeem worden ingeschakeld. Het staat het me wel voor dat het denkproces over noodzakelijke aanpassingen eerder traag op gang komt, want deze evolutie ziet iedereen toch al wel enige jaren aankomen – het lijkt me allemaal nogal kortzichtig, al geef ik toe dat ongetwijfeld toch iets sneller gaat of zal gaan dan in het Vaticaan. Maar wellicht zie ik niet wat er gebeurt en ook niet helemaal wat er moet en kan gebeuren, en ontbreekt het mij aan voldoende kennis van zaken hierover…

Die kennis van zaken heb ik ook niet echt nodig, want de organisatie van de geneeskunde is geen gemeentelijke bevoegdheid. Mee een oplossing zoeken voor het plaatselijke huisartsentekort is dat wel. In de verkiezingscampagne van 2018 hebben wij alvast heel hard gepleit voor een huisartsenwachtpost in Essen. Jammer genoeg hebben CD&V en Vooruit bij het uitdenken en opzetten van het Zorgpunt dat de Polykliniek gaat vervangen daar onvoldoende prioriteit aan gegeven. Toegegeven, het was niet bij voorbaat zeker of het wel zou gelukt zijn, want er zou veel samenwerking en overleg noodzakelijk zijn geweest. Maar het zou voor Essen wel belangrijker zijn geweest dan het voorzien van sommige medische specialiteiten in het Zorgpunt. Wat hebben we er tenslotte aan dat we in Essen naar de cardioloog kunnen als we naar Brasschaat moeten voor de huisarts ?

(G)een groentje

(G)een groentje

De samenwerking binnen N-VA/PLE is zo hecht dat het voor de buitenwereld soms lijkt dat het eigenlijk maar om één partij gaat.  Dat komt natuurlijk ook omdat de fractie in de gemeenteraad wel degelijk één en ondeelbaar is.  Maar de twee partijen zijn wel degelijk ook gewoon allebei afzonderlijk actief.  We houden allebei bestuursvergaderingen (weliswaar wat minder frequent dan het gezamenlijk N-VA/PLE-bestuur) en ledenvergaderingen.  Dat kon het voorbije jaar natuurlijk niet fysiek, zodat er in 2020 geen N-VA-ledenvergadering was.  Maar dit weekend kon de Essense N-VA-afdeling dus wel nog eens verzamelen blazen in de Oude Pastorij.

De banden zijn wel zo sterk dat er vaak ook uitnodigingen voor elkaars vergaderingen worden gestuurd.  En zo werd het PLE-bestuur dus uitgenodigd voor de N-VA-vergadering.  Eén met een feestelijk tintje, want de nationale N-VA bestaat 20 jaar en daarbij horen niet alleen politieke evaluaties.  Een huldiging van de lokale N-VA-pionier, Bart Van Esbroeck, mocht daarbij uiteraard niet ontbreken.  Daarnaast had de vergadering ook een groen tintje – met een kleine “G” maar toch zeer uitgesproken, want milieuminister Zuhal Demir was de gastspreker.  Demir is immers zonder enige discussie de meest uitgesproken verdediger van een open en groen Vlaanderen die na Jef Tavernier op die post heeft gezeten.  En bovendien wellicht de eerste minister van milieu of energie die de strijd tegen de klimaatverandering echt ernstig neemt.  Op een pragmatische en realistische manier, met aandacht voor het (ook economische) draagvlak.  Maar onmiskenbaar.

Toegegeven, voor mij mag het nóg meer zijn.  Maar de trendbreuk was levensnoodzakelijk en is onmiskenbaar.  Dat Demir bovendien haar verhaal zeer onbevangen en toch overtuigend kan brengen, met een no-nonsense stijl waar ze zelfs haar “baas” Jan Jambon mee op het verkeerde been zette in de 3M-affaire, wist ik al veel langer dan vandaag, maar het maakt haar verhaal ook erg aangenaam om te beluisteren.  In de discussie over de gascentrales en het gebruik van kernenergie vind ik overigens dat ze -tegen Groen in- gelijk heeft : kernenergie is onmisbaar in de strijd tegen de klimaatopwarming, als we niet willen dat letterlijk het licht uitgaat – met name voor de laagste inkomensgroepen.  Natuurlijk zijn er risico’s aan kernenergie verbonden en moeten die zo veel mogelijk ingeperkt worden, inderdaad ook door oude centrales te sluiten.  Uiteraard moet er verder onderzoek gebeuren naar nog veiliger methodes om kernenergie op te wekken, en misschien valt op termijn de vergelijking tussen voor- en nadelen wel in het nadeel van de kerncentrales uit.  Ik ben niet principieel voor of tegen.  Ik zie alleen in dat het nu zonder meer het minste kwaad is.  En dat uitleggen dat die gascentrales geen probleem zijn (bijvoorbeeld via het verhandelen van emissierechten) zuiver sofisme is.

Demirs milieubeleid maakt ook duidelijk welke partij zich zo sterk aan de industriële landbouw en andere belangen heeft gebonden dat ze alleen als “anti-milieupartij” kan worden weggezet, als partij die kiest vóór de opwarming van het klimaat.  Een CD&V, want daar gaat het over, die het enerzijds nog altijd moeilijk heeft om te definiëren waar ze juist voor staat, maar anderzijds in de praktijk altijd kiest voor de belangen van de organisaties waarmee ze zich ooit heeft verbonden.  En die bovendien Demir  niet kan wegzetten als links-progressieve “naïeveling”, zoals ze dat destijds met de ministers van Groen wel kon.  Onterecht, overigens, maar het liet wel toe om te doen alsof ze ook op milieuvlak de “kerk in het midden” hield – quod non.  Het leidt tot een vaststelling die in het politieke landschap zowel Bart als Anuna De Wever (bien étonnés de se trouver ensemble) niet zou mogen ontgaan : de zogenaamde links/rechts-breuklijn is een kronkellijn die niet alleen een ethische en een economische component heeft, maar ook een ecologische, en wie het goed voorheeft met het leefmilieu en de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, zit klaarblijkelijk een stuk beter bij N-VA dan bij de “centrumpartij” CD&V.

Kermis in de hel

Kermis in de hel

Ik heb zondag op tv naar Parijs-Roubaix gekeken.  Toch naar het laatste stuk.  Daarmee ben ik nu ongetwijfeld een groot wielerkenner.  Desalniettemin ga ik het niet alleen over koers hebben.  Achter het bemodderde gezicht van de sterkste man in de wedstrijd, die uiteindelijk weliswaar genoegen moest nemen met de tweede plaats, ging immers niet enkel een renner schuil.  De onvolprezen Michel Wutys -wat bezielt de VRT in godsnaam om zich middels de verplichte pensioenleeftijd van zijn beste krachten te ontdoen- meldde in de slotfase van de koers door de Hel van het Noorden dat de man er de maandag voordien ook al een gemeenteraadszitting op had zitten.  Vermeersch zetelt inderdaad in de fractie van Open Vld in de raad van Lochristi.  Wel, beste Michel, een ruime meerderheid van gemeenteraadsleden in dit land heeft naast dat mandaat ook een voltijds en vaak veeleisende baan.  Toegegeven, 260 km door weer en wind trappen met de schier onmogelijke opdracht om Van Der Poel en Van Aert voor te blijven staat niet in ieders jobomschrijving, en voor de meesten van ons zijn slechtliggende kasseiwegen toch vooral iets waarover ze eerder in een raadscommissie zullen tussenkomen dan er in volle vaart en met enige doodsverachting over te dokkeren.  Maar we doen het allemaal wel bij onze job bij, de gemeenteraad.  We zijn, in wielertermen, amateurs – of “elite zonder contract” in wat mooiere bewoordingen.  Kermiscoureurs, zeg maar.

Toch zijn ook die kermiskoersen niet te onderschatten.  Toegegeven, soms zijn ze wellicht “verkocht” en staat de uitslag van de sprint of de stemming al bij voorbaat vast.  Maar ook in de rondes rond de kerktoren wordt er soms best op hoog niveau gekoerst en gedebatteerd.  Het is een eigen specialiteit; het zou niet de eerste keer zijn dan een Tourwinnaar het tot zijn verbazing moet afleggen tegen veel mindere goden, of dat een parlementslid zich plots de mond gesnoerd weet door een raadslid dat toevallig wel uit persoonlijke ondervinding weet waarover het agendapunt gaat.  Terreinkennis en koersinzicht : een viaduct is dan wel geen Mont Ventoux en de bakker op de hoek geen Montesquieu, maar er zijn ook in de Dorpsstraat kansen voor een snedige demarrage of een welgemikt citaat.  En net zoals de meeste kermiscoureurs het in de Ronde van Vlaanderen kansloos zouden moeten afleggen, zouden veel gemeenteraadsleden in het Vlaams Parlement niet tot hun recht komen.  Het zou anderzijds ook niet de eerste keer zijn dat net het omgekeerde gebeurt en dat iemand na jaren bij de amateurs te hebben rondgebold plots als prof hoge ogen gooit.  Maar dat is nu eenmaal niet ieders doel : op zondag een koers en/of op dinsdag een gemeenteraad, en de rest van de week enkele uren trainen of vergaderen, maar daarnaast gewoon aan de slag.

Ze worden ondergewaardeerd, die kermiscoureurs.  Behalve het obligate artikel in de plaatselijke pers wordt er eigenlijk alleen over bericht als er een schandaal gebeurt.  Maar ze doen het graag, en het is nodig om het spel draaiende te houden.  Geen Gent-Wevelgem zonder de koers van Lotenhulle, geen Kamer van Volksvertegenwoordigers zonder de gemeenteraad van, pakweg, Essen.

Succes, Florian.

Twintig jaar later

Twintig jaar later

Er is in de pers in de voorbije weken terecht veel aandacht besteed aan het twintigjarig bestaan van N-VA.  Daarbij valt het op dat de partij niet alleen wordt beoordeeld op de macht en de mandaten die het in die twee decennia veroverde -en op die basis kan er weinig twijfel over zijn dat N-VA de succesvolste partij was in Vlaanderen- maar ook op wat er in die tijd van het partijprogramma werd gerealiseerd.  Dat is een terechte afweging, maar het valt me wel op dat het succes van bijvoorbeeld de s.pa (in de periode tussen “SP” en “Vooruit”) slechts zelden wordt afgemeten aan de mate waarin onze samenleving sociaal-democratischer is geworden, maar bijna uitsluitend aan zetels en ministerposten.  Laat staan dat pakweg de naamsverandering van CVP naar CD&V wordt beoordeeld op de realisatie van hun idealen – gesteld dat iemand überhaupt al zou weten wat die zijn.

Maar ik wil het eigenlijk niet over N-VA hebben, of toch maar zijdelings.  Aan de oprichting van die partij ging de splitsing van de Volksunie (1954-2001) vooraf.  Ik had de eer om die als partijraadslid mee door te voeren, al had ik daar toen liever voor bedankt.  Maar dat de partij die verscheurd werd door een combinatie van ideologische en meer persoonlijke tegenstellingen uiteindelijk zelf tot een uiterst ordelijke splitsing besliste, is alleszins een zeer zeldzame overwinning op de particratie in dit land, die immers principieel verordent dat het voortbestaan van de partij voorrang heeft op alle andere doelen.  Het tekent de VU wel dat ze daar uiteindelijk aan heeft weerstaan.  De splitsing leidde tot twee nieuwe partijen, enerzijds de reeds genoemde N-VA met het gezicht van de communautaire hardliner en de ideologische en strategische onderbouwing van de toen nog jonge Bart De Wever en anderzijds Spirit met het gezicht van Bert Anciaux en de combinatie van sociaal-liberale, Vlaams-progressieve, integraal-federalistische, ecorealistische en nog wel enkele (partiële) ideologieën die in de loop der jaren in de VU gegroeid waren; de partij was gedurende jaren nu eenmaal de enige plek in het Vlaamse politieke landschap waar ruimte was voor denkwerk en experiment.

Met de “benefit of hindsight” moet uiteraard worden vastgesteld dat de analyse die De Wever had gemaakt juist was en dat het strategische spel dat N-VA speelde via de “doodskus” die het kartel met CD&V uiteindelijk voor die partij bleek te zijn zonder meer geniaal is geweest.  Daar was uiteraard ook wat toeval en geluk mee gemoeid, maar ook de grote samenhang tussen de N-VA’ers heeft een rol gespeeld, het gevoel van samen door de woestijn te zijn gekropen.  Ik zou op de keerzijde van die samenhang kunnen wijzen, maar daarvoor ben ik als voormalig Spiritlid wel bijzonder slecht geplaatst.  Want Spirit bleek die samenhang in het geheel niet te bezitten -Anciaux had geniale momenten, maar een ploegspeler bleek hij uiteindelijk niet te zijn- en het duurde ook veel te lang vooraleer het besef rijpte dat ideologische losse flodders nu eenmaal geen basis zijn om een partij van te maken.  Gaandeweg werd wel een coherent verhaal uitgeschreven, met name door Herman Lauwers, maar er ging te veel tijd verloren, en te velen vonden (ideologisch en/of pragmatisch) onderdak bij andere partijen.  Toen de SLP (de finale partijnaam van Spirit) in 2009 wél met een helder verhaal kwam, bleek de kiesdrempel en het gebrek aan bekende koppen een dodelijke combinatie.  In een ander kiesstelsel zou het anders gelopen zijn; zie daarvoor D66 dat ooit door een even diep dal is gegaan en nu onmisbaar is om een regering te vormen in Nederland, en zou toenmalig SLP-kopstuk Mohammed Ridouani in plaats van een zeer sterke Vooruitburgemeester van Leuven nu wellicht een uitstekende SLP-vice-premier zijn geweest.  Maar dat heeft niet mogen zijn.

Toch zou het oneerlijk zijn om het niet-N-VA-deel van de Volksunie enkel af te rekenen op de SLP-ondergang in 2009.  Al degenen die destijds uitzwermden over het politieke landschap zijn legitieme erfgenamen van de partij, en verdienen een beoordeling op basis van dezelfde criteria als de N-VA : welke functies hebben ze ingenomen en hoe hebben ze ideologisch gewogen op de Vlaamse politiek ? Als we de grens niet te strak trekken, en ook Bart Somers -die al jaren vóór de splitsing door Guy Verhofstadt werd ingelijfd- bij die erfgenamen rekenen, dan moeten we vaststellen dat naast Geert Bourgeois ook het “andere” kamp een Vlaams minister-president heeft geleverd, en met Vincent Van Quickenborne (eigenlijk nooit VU-er geweest, maar via ID21 en Spirit toch een duidelijke erfgenaam) ook vandaag nog een federaal vice-premier.  En dus ook burgemeesters van enkele grote steden, al zijn Kortrijk en Mechelen vanzelfsprekend nog een behoorlijk maatje kleiner dan Antwerpen.  Om bij Open Vld te blijven : Fons Borginon bracht het tot fractievoorzitter in de Kamer en werd later een succesvol kabinetschef, en Sven Gatz was Vlaams en is Brussels minister.  Daarnaast konden enkele Spiritparlementsleden hun carrière nog een tijd bij de liberalen verderzetten.  In het socialistische kamp was er uiteraard Anciaux zelf, die nooit de absolute top haalde maar waarvan moeilijk kan worden ontkend dat hij een mooie loopbaan uitbouwde.  Daarnaast levert de oud-Spirit-groep ook vandaag nog enkele Vooruitparlementsleden, met name Fouad Ahidar en Joris Vandenbroucke.  Bij de groenen tenslotte was Bart Staes gedurende jaren een vaste waarde in het Europees Parlement, waar hij ook voor objectieve waarnemers minstens een tijd lang het meest invloedrijke Vlaamse lid was.  Stijn Bex zetelt in het Vlaams Parlement en Els Van Weert is kabinetschef bij vice-premier De Sutter.  Enkele ondertussen afgesloten loopbanen laat ik daarmee onvernoemd.  Ook collectief wordt daarmee lang niet het niveau van N-VA gehaald, maar verwaarloosbaar is het lijstje nu ook weer niet.

Mijn ander criterium is de ideologische impact.  Die is uiteraard moeilijker te meten.  Anciaux noemde zichzelf als snel een overtuigd sociaal-democraat, en eigenlijk zie ik dan ook nauwelijks of geen impact van de voormalige VU’ers op de partijlijn zoals die in de voorbije 20 jaar in de sp.a vorm kreeg.  Bij Groen denk ik dat Bart Staes een grotere invloed heeft gehad, jammer genoeg niet door meer ecorealistische ideeën te propageren, maar wel door mee te vermijden dat de partij al te ver in het belgicisme afgleed.  De impact op Open Vld lijkt me tenslotte het grootst : dat die partij niet of nauwelijks geprobeerd heeft om in navolging van enkele buitenlandse geestesgenoten N-VA op maatschappelijk vlak (waarmee ik “alles behalve sociaal-economisch” bedoel) langs rechts voorbij te steken is wellicht ook de verdienste van de sociaal-liberalen die vanuit Spirit de weg naar de partij vonden.  Dat is opnieuw niet van de grootteorde van de ideologische revolutie die De Wever heeft veroorzaakt, maar het is wel een significant feit voor de politieke geschiedenis van Vlaanderen in de voorbije twintig jaar.

De twintig jaar ná de Volksunie dus.  Had de partij kunnen blijven bestaan ? Natuurlijk wel.  Heel wat partijen zijn electoraal véél dieper gezonken dan de VU ooit overkwam, en pakweg Groen zou zéér tevreden zijn met de bodemkoers van de Volksunie.  Ook de ideologische samenhang is niet noodzakelijk groter in andere partijen dan ze bij het einde van de Volksunie was.  Zou het béter zijn geweest als de partij was blijven bestaan ? Je kan je uiteraard rijk rekenen, en veronderstellen dat een kleinere Vlaamsgezinde partij die zich wat meer in het centrum beweegt (maar die nooit tot een kartel met CD&V had kunnen overgaan) uiteindelijk een grotere hefboom voor een staatshervorming zou hebben gevormd, maar dat kan niemand hard maken.  Je doet er bovendien de VU oneer mee aan, door de partij postuum nogmaals te bestempelen als de uitsluitend communautaire partij waarvan ze vaak het etiket moest dragen maar die ze niet was.  Als we nuchter het saldo maken, en de resultaten van de erfgenamen optellen, dan is het antwoord wellicht dat de VU zelfs nooit het succes van de N-VA alléén had kunnen evenaren.  Hoe jammer ik het ergens ook vind dat ik dat moet neerschrijven.

Huis van Wantrouwen

Huis van Wantrouwen

Ik ben niet onverdeeld enthousiast over de aanpassingen in het Decreet Lokaal Bestuur, zoals ik hier al eens eerder heb uitgelegd.  Ik vind het met name erg ongelukkig dat de afschaffing van de opkomstplicht -waar ik in principe wel voorstander van ben- eerst en voorlopig uitsluitend geldt voor de lokale verkiezingen.  De regeling waarbij de grootste lijst eerst het initiatiefrecht krijgt, vind ik dan weer goed, maar die had verder uitgewerkt moeten worden, bijvoorbeeld door naar Nederlands model enkele dagen na de verkiezingen een openbare vergadering van de verkozen raad te organiseren, onder leiding van de kandidaat-burgemeester van de grootste lijst, om over de verkiezingsuitslag, het te voeren beleid en mogelijke coalities te discussiëren.  Nu gaat het me toch nog te veel om een “achterkamertjes-initiatiefrecht”.

In elk geval positief is de invoering van de “constructieve motie van wantrouwen”.  Op de naam na dan, want die is van het zuiverste Wetstratees : in de nationale politiek werd een aantal jaren geleden de gewone motie van wantrouwen aangevuld met (en in sommige gevallen vervangen door) de constructieve variant, waarmee meteen een nieuwe regering wordt voorgedragen.  Eigenlijk is het ook daar al een motie van vertrouwen in een nieuwe regering, en is de gekozen benaming vooral een ongelukkige contradictio in terminis.  In de gemeenten hebben we nooit de motie van wantrouwen gekend, dus is het helemaal bizar om er nu een constructieve in te voeren.  Het gaat om de beslissing van de gemeenteraad om één of meerdere leden van het schepencollege te vervangen.  Zo eenvoudig is dat.  En uiteraard is het nodig dat die mogelijkheid wordt ingevoerd : het schepencollege bestuurt bij de gratie van de gemeenteraad, en die moet er een ander kunnen aanstellen.  Dat er daarbij een bescherming tegen het van partij wisselen met het oog op een schepenambt is ingebouwd is niet onlogisch (jammer dat zoiets nodig is, dat wel), maar de regel dat twee derden van een fractie de motie moeten ondersteunen gaat wat te ver, vind ik : een meerderheid had kunnen volstaan.  Een college dat én op een meerderheid van de gemeenteraad én op een meerderheid binnen de fracties die het ondersteunen kan rekenen lijkt me voldoende stabiel.

Uit sommige reacties blijkt overigens wat onbegrip over de nieuwe regel, zeker als die samen gelezen wordt met de ook nieuwe bepaling dat de persoon met de meeste stemmen op de grootste lijst in de coalitie burgemeester moet worden.  Dat betekent niet dat we met N-VA/PLE zomaar een motie van wantrouwen kunnen indienen en daarmee Dirk burgemeester maken.  We hebben daarvoor 3 andere gemeenteraadsleden nodig, die bovendien de steun van hun eigen fractie moeten hebben.  In de praktijk kan het dus alleen als Vooruit of CD&V elkaar beu zijn.  Wat op dit moment niet het geval is.  Dat vind ik onbegrijpelijk, want ik blijf erbij dat Vooruit in een coalitie met ons veel meer van zijn programma zou kunnen realiseren, met name op de bevoegdheidsdomeinen van hun twee schepenen, milieu en ruimtelijke ordening.  De “afkeer” van de nationale N-VA die hen wellicht in 2018 tot een andere beslissing heeft gebracht zouden ze misschien eens kunnen evalueren in het licht van het beleid van N-VA-minister Demir enerzijds en dat van haar voorganger Schauvliege anderzijds.  Maar ik wil het hier niet over nationale politiek hebben, want die zou lokaal sowieso eigenlijk niet mogen meespelen.  En dus moet ik vaststellen dat Vooruit vooralsnog niet van plan is om een einde te maken aan de coalitie (CD&V uiteraard ook niet).  Misschien helpt het de raadsleden van de meerderheid wel om te weten dat het mogelijk is om ook één schepen te vervangen.  Als Vooruit echt zou vinden dat één van de CD&V-schepenen ondermaats presteert, kunnen ze altijd met ons overleggen om die door iemand van henzelf te vervangen – andersom kan natuurlijk ook.  Ik zou dat gesprek alleszins niet weigeren.

Als reden waarom er al niet jaren geleden een vorm van “constructieve motie van wantrouwen” werd ingevoerd -zelfs de zeer strenge regeling voor de “onbestuurbaarheid”, de enige mogelijkheid om een zittend college te vervangen, bestond nog niet zo lang- werd altijd het argument van de instabiliteit gebruikt.  Vooral door degenen die zelf vreesden om zich tegenover een gemeenteraad te moeten verantwoorden, uiteraard.  Met die instabiliteit gaat het wel meevallen.  Tot nu toe was één motie succesvol (in Blankenberge), en één bleek uiteindelijk een maat voor niets (in De Panne).  Er zullen er nog wel enkele volgen, maar het lijkt erop dat de motie eerder een katalysator is van instabiliteit en onbestuurbaarheid die betrokken gemeenten al kenmerkten.  Het is overigens in veel gevallen beter een niet functionerend schepencollege door een ander te vervangen, ook als dat eventueel wat wankel is.  Wel vind ik dat er moet worden nagedacht over het statuut van de burgemeester en schepenen die vervangen worden.  Onzekerheid over een mandaat mag niet zomaar samengaan met onzekerheid over het inkomen, anders gaan er onvoldoende kandidaten gevonden worden om zich in de gemeenten te engageren.  Dat dient ook de democratie, want de beslissing om iemand al dan niet af te zetten moet op basis van het functioneren van de betrokkene en het gevoerde beleid worden genomen, niet op basis van iemands inkomen.

Coup de théâtre

Coup de théâtre

“En dat 2021 een beter jaar mag worden dan 2020” wensten we elkaar toe.  Het antwoord was vaak “Dat kan moeilijk anders.” Dat leek inderdaad de logica zelve.  Tenminste tot Driekoningen, toen een zittende maar niet-herkozen president zijn aanhangers aanmoedigde om het parlement van zijn land te bestormen, dat de formele procedure voor de aanduiding van zijn opvolger moest afronden.  Daarbij vielen vijf doden.  Dat is nieuws dat we verwachten af en toe te horen over een Zuid-Amerikaans, Aziatisch of Afrikaans land, en dat dan terecht grote zorgen baart.  Maar deze poging tot staatsgreep gebeurde dus in de Verenigde Staten van Amerika.  We zijn nog niet klaar met 2021…

Het gaat  wat mij betreft overigens wel degelijk om een “poging tot staatsgreep”.  Een niet zo goed georganiseerde poging, uiteraard.  President Trump had zich niet verzekerd van steun van de ordediensten en het leger (al hield hij wel een adequaat optreden voor enige tijd tegen), er lagen geen duidelijke plannen of uit te zenden boodschappen klaar.  Maar dat doet niets af aan de kwalificatie : als de bezetters erin waren geslaagd om het Congres te dwingen Trump opnieuw tot president uit te roepen, dan had die laatste dat in dankbaarheid aanvaard.  Zover is het niet gekomen, maar het was ook niet geheel onmogelijk.

Al wie zich hierdoor verrast voelde, en zeker al wie Trump de voorbije jaren steunde maar zich nu verrast toonde, geeft toch wel blijk van enige naïviteit.  Uiteraard was Trump hiertoe in staat.  De manier waarop hij al sinds de verkiezingen van november zonder enig bewijs bleef beweren dat de verkiezingsuitslag vervalst was, liet al blijken dat hij bereid was om tot het uiterste te gaan met zijn poging om de macht te behouden – en terloops de Amerikaanse democratie te ondergraven.  Maar zelfs voordien had hij al aangegeven dat een verkiezingsnederlaag hem niet noodzakelijk zou tegenhouden.  Wie in die zotternij is meegegaan is daarmee ook voor de volledige 100% medeschuldig aan de Driekoningencoup.  Ik kan nog begrip opbrengen voor degenen die vonden dat ze de rechtszaken konden afwachten, maar eens bleek dat Trump van geen enkele rechter gelijk kreeg (ook niet van degenen die hij zelf had benoemd) was het onaanvaardbaar om te blijven volharden.  Met als argument dat “er veel vragen waren over de verkiezingsuitslag”.  Ja, als je zelf de vragen stelt…  Ook daarom vind ik de kwalificatie van senatoren als Cruz en Hawley als “fascisten” (samen met Trump), zoals toekomstig president Biden hen aanduidde, aanvaardbaar : wie bereid is om met de hulp van bewuste misleiding en geweld de democratie onderuit te halen, hanteert de methodes van Mussolini en soortgelijke 20e eeuwse figuren.  Als uiterst-rechtse politici zich daarvan bedienen, verdienen ze de kwalificatie “fascist” (in geval van uiterst-linkse politici zou ik “stalinist” of iets dergelijks verkiezen, een wat mij betreft moreel evenwaardige classificatie).

Zijn dat allemaal grote woorden voor wat toch óók een beetje carnaval leek, met een sjamaan en andere clownsfiguren ? Neen, het is niet omdat iets belachelijk is dat het niet gevaarlijk is.  Het zag er ook niet zo heel gewelddadig uit, maar er vielen wel doden, en het was toch vooral door de wel zeer lakse houding van de ordediensten dat er niet meer geweld aan te pas is gekomen.  Terecht werd de vergelijking gemaakt met andere protesten in de VS, bijvoorbeeld die van “Black Lives Matter”, waarbij de politie zich veel assertiever en schietgrager opstelde.  Dat hoorde natuurlijk ook niet, maar niet toelaten dat een parlement wordt bestormd en de zitting ervan wordt verhinderd lijkt me een minimale opdracht van ordediensten in een democratie.  Waarbij wat mij betreft wel degelijk het benodigde geweld mag worden ingezet.  Ook bij ons raakt een betoging niet in de “neutrale zone” in de Wetstraat, en dat moet vooral zo blijven.  Dat heeft niets met vrije meningsuiting en alles met democratie te maken.  Wat er juist heeft meegespeeld bij de bizarre beslissingen van de ordediensten in Washington is voor mij verre van duidelijk, maar een onderzoek daarnaar kan alleszins niet uitblijven.

Door het gebeurde stelt zich nu ook de vraag of Trump op één of andere manier alsnog moet worden afgezet.  Op de 20e wordt hij vervangen door Biden, dus duurt zijn termijn nog maar 11 dagen.  Ik vond eigenlijk eerst ook dat het misschien niet meer de moeite was, maar ben overtuigd door Bernie Sanders (die mij anders zeer zelden overtuigt) : zelfs als de afzetting pas ná 20 januari rond raakt, blijft het noodzakelijk om het principe hard te maken dat een president die meewerkt aan een poging tot staatsgreep moet worden afgezet.  Bovendien kan zo meteen ook een eventuele herverkiezing in 2024 ongedaan worden gemaakt.  Een democratie mag niet toegeven op principes, dat is de voorbije dagen wel gebleken, en dit is inderdaad een overduidelijke principekwestie.

Wat leren we hieruit voor Europa en ons land ? Niets dat we nog niet wisten, natuurlijk : dat de democratie kwetsbaar is, en dat woorden hun belang hebben.  Oproepen om “het parlement te bestormen”, “tegenstanders in de pan te hakken” of uitspraken die de legitimiteit van correct verkozen bestuurders erkennen zijn onaanvaardbaar.  Maar ook het elkaar onterecht beschuldigen van dat soort uitspraken -wanneer het wél om legitieme kritiek ging- is even onaanvaardbaar.  De Chinese regering, die al te gemakkelijk de democratische eisen van de parlementsleden in Hong Kong op één lijn stelt met die van de Trumpiaanse senatoren in de VS, is even laakbaar als Trump.  En het is niet omdat een regering, gemeentebestuur… een wettelijk bestuur is, dat het ook een goed bestuur is.  Dat je (desnoods zeer harde) kritiek kan hebben op het beleid, zonder dat dit de legitimiteit ervan ondergraaft, is immers óók een essentieel kenmerk van een democratie.