Eilandgevoel

Eilandgevoel

Ik heb deze zomer zes eilanden bezocht.  Schiermonnikoog, Borkum, Sifnos, Milos, Egina en Salamina.  Niet enkel Griekse eilanden dus, maar ook een Nederlands eiland en zowaar een Duits Insel.

Schiermonnikoog was het tweede van de Friese waddeneilanden waar ik ben geweest, na enkele jaren geleden Vlieland te hebben aangedaan.  Het deelt daarmee dezelfde charme, rust en natuur.  We namen de bus uit Groningen, waar we verbleven, tot in Lauwersoog, en van daaruit de ferry naar Schiermonnikoog.  We vonden er het meest noordelijke kerkje van Nederland, veel vakantiehuisjes en een gezellig dorpje.  Ideaal om in alle rust even uit te waaien en iets bij te leren over de geschiedenis van de wadden, of over de walvisvaart.

Twee dagen later bracht de trein (niet die van de NS, maar van privébedrijf Arriva) ons vanuit het station van Groningen naar Eemshaven, waar we de ferry namen naar het meest westelijke van de Duitse waddeneilanden, Borkum, waar zich ook het meest noordwestelijke punt van Duitsland bevindt.  Ondanks de zeer Nederlands/Friese naam bleek dat eiland vervolgens ook echt wel 100% in Duitsland te liggen.  Van bij het inschepen werd het Duits zowat de enige voertaal, en ook op het eiland bleek het erg moeilijk om in een andere taal dan het Duits (of het daaraan enigszins verwante Pfaffnederlands) te woord te worden gestaan.  Een beetje verbazend, en toch weer niet.  Zoals ook betalen met de kaart plots niet meer mogelijk bleek.  Wél leuk en praktisch is dat je vanuit de haven meteen met een treintje naar het centrale stadje van het eiland wordt vervoerd.  Van daaruit wandelden we naar het strand, langs een op Duitse wijze gründlich verknalde zeedijk, met licht pompeuze gebouwen die doen denken aan wat Leopold II voor Oostende had gewild, maar dan met veel minder geld en -zou ik het durven zeggen- met minder smaak ook.  Omdat het erg slecht weer was, is het moeilijk om het strand objectief te beoordelen, maar de charme van Schiermonnikoog ontbrak.  Een beetje te veel Belgisch kust dus, met vanzelfsprekend ook veel Duitse bezoekers, die op vakantie waren of zich zo waanden.  En we moeten daar eerlijk in zijn, Duitsers op vakantie zijn niet noodzakelijk het meest aangename gezelschap.  Onze wens om iets te drinken op een rustig terrasje werd dan ook enigszins verknald door een bende zeer jolige Duitsers die schlagermuziek meezongen.  Genre “Griechischer wein” van Udo Jürgens.  Niet dat ze die dronken – naast literglazen bier werd er tussendoor hoogstens een glaasje van de plaatselijke sleedoornlikeur naar binnen gekapt – maar ze deden ons ondanks hun beperkte zangkunsten wel dromen van betere oorden.

Dat pakte goed uit, want een week of twee later zaten we op Sifnos.  Een Cycladisch eiland dat niet volloopt met toeristen – en die er wel waren hadden naast een Griekse vooral een Franse of een Italiaanse achtergrond.  Veel Duits heb ik er niet gehoord, en één keer ving ik wat flarden van een gesprek in het Nederlands op.  Het tv-programma “Viva la feta”, dat ik overigens maar één keer gezien heb, bleek dan toch niet te volstaan om heel veel Vlamingen te lokken.  Ten onrechte, want Sifnos heeft de charme van de Cycladen heel sterk behouden en biedt naast mooie stranden ook typische dorpjes en lekker eten.  Zelfs de pizzeria aan de haven, zowat de meest toeristische plek van het hele eiland, staat bij de plaatselijke bevolking hoog aangeschreven.  Faut le faire, om het met de zoals al vermeld redelijk talrijk aanwezige Fransen te zeggen.  In plaats van pizza kozen wij voor “Bostani“, met een keuken die een Michelinster zou hebben als de inspecteurs in Griekenland zich buiten Athene zouden wagen, op een locatie en met een uitzicht waar zowat elke Vlaamse sterrenchef wellicht een moord voor zou willen begaan.  Een absolute aanrader.  Sifnos stond in de oudheid bekend als vindplaats van goud, zilver en lood.  De mijnbouw trok veel meer inwoners aan dan er vandaag wonen, en die moesten uiteraard ook gevoed worden.  Dat laat zijn sporen na op het zeer bergachtige eiland, waar ongeveer elke bergflank met terrassen werd aangelegd, om zo voldoende gewassen te kunnen kweken.  Dat creëert een uniek landschap.  Sifnos telt daarnaast ook 360 kerken, met het schilderachtige Chrisopigiklooster als meest bekende.  Op enkele meters van het klooster kan je er zonnebaden en zwemmen, maar er zijn kerken die nog beter doen en waar je van de kerktrappen eigenlijk recht in zee kan duiken.

Van Sifnos trokken we naar het nabijgelegen Milos (in het Nederlands ook wel Melos), bekend van de daar opgegraven armloze Venus (eigenlijk Aphrodite natuurlijk) die zich in het Louvre bevindt.  Milos bleek meteen een stuk toeristischer, zonder evenwel het massatoerisme aan te trekken dat wel de weg naar Mykonos en Santorini vindt.  Maar toch : er klonk meer Duits en Engels, al had dat laatste ook te maken met het feit dat het eiland een grote aantrekkingskracht uitoefent op Australiërs van Griekse origine – waarvan de oudere generatie ook nog naar het Grieks kan overschakelen.  En ik hoorde er ook al wat meer Nederlands (één gezin sprak duidelijk Oost-Vlaams, maar daar wil ik niet moeilijk over doen).  Milos is een vulkanisch eiland, en dat maakt het erg mooi en geologisch interessant.  Waar de edelmetalen in Sifnos al in de oudheid uitgeput raakten, bleef de mijnbouw in Milos tot op vandaag bestaan, al is de hoogtijd van obsidiaan al voorbij sinds de metaalbewerking werd uitgevonden.  Maar onder meer kaolin, mangaan, bariet, zwavel en bentoniet werden er tot in meer recente tijden of zelfs tot op vandaag nog gewonnen.  De vulkanische oorsprong vormde ook het Sarakinikostrand : zo zou een strand op de maan eruitzien, en als je het water wegdenkt had hier dus perfect de maanlanding kunnen worden opgenomen.  Ook in de zee vind je er grillige rotsformaties en grotten, al konden we ze niet allemaal bekijken : de strakke Meltemiwind maakte het onmogelijk om het hele eiland rond te varen, enkel het zuiden bleek veilig genoeg.  Geen klachten over die Meltemi, overigens : als noordenwind koelt hij traditioneel de Cycladen in augustus af tot erg aanvaardbare temperaturen tussen de 23 en 28 graden.  Ook belangrijk in deze tijden ! Milos telt wat minder kerken dan Sifnos, maar dat wordt voor de religieus geïnteresseerden moeiteloos gecompenseerd door de catacomben die de eerste christenen er uitkerfden in het zachte rotsgesteente om er de eredienst te vieren en de doden te begraven.  Alleen de catacomben in Rome en in Jeruzalem zouden groter zijn dan deze ! Ze bevinden zich overigens vlak bij de plaats waar de beroemde Venus werd opgegraven, en waar ook een mooi bewaard theater kan worden bezocht.  Tenslotte vind je in Milos enkele mooie oude visserdorpjes, waarvan Klima wellicht met meest schilderachtige is, en waar de zee (en de vis) bijna letterlijk tot in de huizen komt.

Na een tussenstop in Athene brachten we nog enkele dagen door in Egina, op een uurtje varen van Piraeus, wat het eiland uiteraard aantrekkelijk maakt.  Het is ook een mooi groen eiland, met een eerder neoklassieke bouwstijl dan de strak witte Cycladische woningen die we in Sifnos en Milos vonden.  We bezochten de kerk en het klooster van de Heilige Nektarios, waar de (uiteraard orthodoxe) heilige uit het begin van de twintigste eeuw zelf ook verbleef.  Nektarios heeft met “onze” heilige uit de vorige eeuw, Damiaan, een zekere opstandigheid tegenover het kerkelijke gezag gemeen, maar verder zijn de gelijkenissen eerder beperkt en hebben vooral een zeer vroom leven en een aantal “wonderen” hem tot de eer van de altaren verheven (een procedure die in de orthodoxe kerk overigens een stuk democratischer verloopt dan in het Vaticaan : heilig is wie door de gelovigen als heilig wordt aanzien).  Omwille van Nektarios is de belangrijkste taal die naast het Grieks te horen valt op Egina overigens het Roemeens : de orthodoxe heilige wordt er sterk aanbeden, en een bedevaart combineren met een uitstapje naar een strand en de Griekse keuken is uiteraard ideaal – ook Meerseldreef zou niet zijn wat het is zonder speeltuin en terras ! Egina staat trouwens bekend voor zijn uitstekende pistachenoten, die er dan ook in allerlei vormen worden verkocht.

Tenslotte brachten we een blitzbezoek aan Salamina, met de ferry op tien minuten van Athene.  Met een groot gebrek aan eerbied voor de belangrijke plaats van het eiland in de geschiedenis heb ik het wel eens vergeleken met het Zilvermeer of… Sint-Anneke : het is de plek waar de Atheners op zondag even gaan uitwaaien en een terrasje gaan doen, een beetje zoals de Antwerpenaar op Linkeroever dus.  Vorig jaar was er een (heruitgebrachte) Griekse zomerhit die de keuze tussen het mondaine Mykonos en “Salamykonos” scherpstelde, en die mij erg deed denken aan het door de Strangers aan Sint-Anneke gewijde muziekstuk.  Om bij dat laatste te blijven : wie graag mosselen met friet eet is eigenlijk vaak net zo goed af in een Griekse taverne als hier.  Goede vers gesneden Griekse frieten zijn in de regel van een stuk betere kwaliteit dan de diepvriesproducten die hier al te dikwijls ook bij dure mosselen worden geserveerd, en de zeevruchten zelf worden in de regel uitstekend bereid, weze het met een licht van de bij ons gebruikelijke verschillende mengeling van groenten en kruiden.  Ook te vinden in Athene (tip : Barbounaki – en bonustip : Griekse gerookte forel is vele keren beter dan degene die hier wordt verkocht) en uiteraard in Salamina !

Reageren is niet mogelijk.