Mijnheer de burgemeester

Mijnheer de burgemeester

“Het rapport van uw burgemeester” : met deze titel of een variant worden in de pers de artikels aangekondigd die een balans opmaken in de aanloop naar de verkiezingen of bij wijze van halftijdse evaluatie. En zelfs wanneer de titel, zoals in de recente reeks van Het Nieuwsblad, “Gemeenterapport” is, wordt het in belangrijke mate gepersonaliseerd.

Het is in de Vlaamse gemeentepolitiek wellicht altijd zo geweest dat de burgemeester gezien wordt als de verpersoonlijking van het gemeentebeleid, maar ik heb de indruk dat de media dat beeld steeds verder versterken.

Terwijl de realiteit wellicht in de andere richting evolueert : vroeger was alleen de burgemeester min of meer professioneel met de gemeentepolitiek bezig, en was hij (altijd “hij”) ook echt de baas. Tegenwoordig is elk zichzelf respecterend schepen minstens halftijds met dat mandaat bezig. Het versnipperde politieke landschap maakt verder dat een burgemeester lang niet altijd een duidelijke meerderheid van de bevolking achter zich heeft. De kandidaat van een coalitiepartij die toevallig net groter is dan de andere partijen waarmee een meerderheid wordt gevormd, kan vaak de sjerp omgorden zonder veel persoonlijk mandaat. Het hoeft zelfs niet om de lijsttrekker of de persoon met de meeste stemmen te gaan : bij de verkiezingen van 2006 was Gaston in Essen geen van beide. En tenslotte geeft het Gemeentedecreet ook maar weinig persoonlijke bevoegdheden aan de burgemeester : de focus ligt op het schepencollege als geheel. En de voormalige exclusieve bevoegdheden, zoals die over de politie, moeten meer en meer gedeeld worden (toegegeven, in de praktijk vooral met andere burgemeesters).

Ik zie diezelfde verpersoonlijking minder op andere bestuursniveaus. De premier of minister-president domineren de beeldvorming over de regering heel wat minder, om het meest sprekende voorbeeld te geven. Toch denk ik dat ze in de praktijk minstens even sterk wegen op “hun” regeringen dan veel burgemeesters op hun college.

De beeldvorming is eigenlijk op maat gesneden van een ander kiessysteem. Eén waarbij de burgemeester rechtstreeks verkozen wordt, zelf schepenen benoemt en een meerderheid voor het beleid moet zoeken in de gemeenteraad. Daarop kan hij of zij dan inderdaad persoonlijk worden afgerekend. Ons systeem werkt vooralsnog anders, en ik hoor maar weinig pleidooien om het te veranderen. Maar vaak wordt het onjuist voorgesteld, ook door wie beter zou kunnen of moeten weten.

Dat komt schepenen die minder goed presteren goed uit, want die kunnen zich achter de burgemeester verstoppen. Anderzijds wordt het voor schepenen die wél goed werk leveren moeilijk om uit de schaduw te treden, wat vooral voor kleinere coalitiepartners lastig kan zijn.

Ook de oppositie wordt soms vooral in de rol van “tegenstander van de burgemeester” gedwongen. “Ja maar, hij doet toch zijn best en hij kan ook niet overal tegelijk zijn”, horen we dan wel eens – bijvoorbeeld als reactie op kritiek op het bouw- en woonbeleid. Waarheden als een koe, natuurlijk, maar de kritiek gaat niet over de persoon van de burgemeester, en behelst het hele beleid dat door de meerderheidscoalitie wordt aangestuurd. Dat we een sterk meerderheidssysteem hebben, waarbij oppositievoeren een nauwelijks veredelde hobby is, maakt het bovendien niet zo evident om er een “schaduwburgemeester” op na te houden, terwijl die verwachting soms wel wordt gewekt.

Het “rapport” van onze burgemeester blijkt niet zo goed. Natuurlijk ben ik het met die beoordeling eens. Maar mijn eigen oordeel is wellicht op een andere analyse gebaseerd als die van de meesten die op de krantenenquête antwoordden. En misschien ligt dat wel aan de context waarin de vraag wordt gesteld.

Reageren is niet mogelijk.