Archief van
Jaar: 2020

Geo-logica

Geo-logica

Gisteren vergaderde de gemeenteraadscommissie omgeving.  Het was de tweede “hybride commissie”, waarbij dus sommigen in het gemeentehuis en anderen van achter hun computer volgen.  Ik koos voor een fysieke aanwezigheid, en zo was het ook de eerste keer in een half jaar dat ik in  het gemeentehuis kwam.  Maar de commissie was niet alleen daarom bijzonder.  Ik ben nadien naar huis gegaan met het gevoel dat ik echt iets had bijgeleerd.  Dat was te danken aan een voormalig CD&V-raadslid, die nu provinciaal gedeputeerde is.  We hadden inderdaad Ludwig Caluwé te gast, en die bracht een enthousiast verhaal over het Geopark Schelde Delta, waarvoor in 2021 de erkenning als Unesco Geopark zal worden gevraagd, in de hoop om die in 2023 ook te krijgen.  Daarvoor is ook de steun van de betrokken gemeentebesturen nodig.  En die gaan we dus geven.

Essen ligt op de rand van het Geoparkgebied, aan de Brabantse Wal en pal op de waterscheiding tussen de Schelde en de Maas.  Het Grenspark Kalmthoutse Heide, en met name de Nol als goed voorbeeld van het effect van menselijk ingrijpen op de geologie, liggen ook op Essens grondgebied.  En zo horen we er dus ook bij.  Hoewel we ons gevoelsmatig niet meteen bij de “kuststreek” rekenen, ligt Essen bovendien ook gewoon erg dicht bij de Oosterschelde.  De presentatie van Ludwig gaf niet alleen de beheersstructuur en de voorwaarden voor erkenning weer -en de mogelijkheden die deze dan biedt- maar ging ook in op de geologische geschiedenis.  Dat heeft ertoe geleid dat ik nadien verder ben gaan nalezen hoe de Schelde historisch liep.  Ik wist wel dat ze zich enkele keren had verplaatst, maar het hele verhaal kende ik niet.  Zolang er land was tussen Engeland en het Europese vasteland, vloeiden de Rijn, de Maas, de Schelde en de Theems samen om dan in de zee uit te monden.  Toen pakweg 8.000 jaar geleden dat land verdween, ging de Schelde uitmonden ter hoogte van waar nu Zeebrugge is.  Om dan later via veel noorderlijker mondingen, uiteindelijk de Westerschelde te vormen.

Dat hele gebied, en ook de streek die door het hele proces gevormd is (met name de Vlaamse Vallei) zou in het Geopark terechtkomen.  Alleen wordt er blijkbaar nog over gediscussieerd of het Zwin er wel of niet bijhoort.  Daarbij spelen niet alleen geologische argumenten een rol, maar ook administratief/politieke.  Nu, ik ben geen specialist, maar als de monding ooit nét ten zuiden van het Zwin lag, en bovendien de verzanding van het Zwin een stuk geologische geschiedenis is met grote gevolgen voor Vlaanderen en bij uitbreiding voor heel West-Europa, dan heb ik de indruk dat het Zwin er toch best bij zou komen.  Dat zou ik wellicht ook gevonden hebben vóór ik het had bezocht, maar nu ben ik er nog meer van overtuigd.

Een Geopark zijn is een keurmerk.  Het legt geen regels op die bijvoorbeeld de havenactiviteit in Antwerpen zouden hinderen.  De Essense toetreding zou ook niets kosten, behalve een zeker engagement.  Maar Essen zou naast toegangspoort van het Grenspark ook een toegangspoort tot het Geopark kunnen worden.  Het lijflied van het Heidebloempje (nu KSA Heidebloempje Essen) opent met “’t ligt tussen de zee en de heide, mijn land”.  Dat is zo op brede schaal (Essen ligt aan de rand van de “landstreek” met de Kempen, de Peel, Limburg en vlak bij de “kuststreek” met Zeeland en Oost- en West-Vlaanderen), en ook op kleine schaal (Essen ligt tussen Kalmthout en Bergen-Op-Zoom).  Dat we daar tussen liggen, danken we aan de door de Schelde geboetseerde monding, aan veranderingen in klimaat en omgeving en hoe de mens daar mee is omgegaan.  Een boeiend geologisch, historisch, cultureel, ecologisch en economisch verhaal.  Ik wens ons alvast veel succes bij de Unesco !

Foto : mijn vooralsnog laatste bezoek aan een erkend Unesco Geopark leidde naar de Vikoskloof
Vogelvlucht

Vogelvlucht

IN MEMORIAM JAN ADAMS

Een weekend in Knokke.  Omdat er daar een station is, en we naar de oostkust wilden.  We maakten een lange strandwandeling, naar het Zwin.  Daar was mijn vrouw nog nooit geweest, wat niet zo verbazend is, maar ik ook niet, en dat zou natuurlijk niet mogen.  Blijkbaar was het schoolreisprogramma in mijn jeugd toch niet zo klassiek.  Het is nochtans een must, het natuurreservaat dat zoals de Kalmthoutse Heide die we zo goed kennen pal op de grens ligt – ook dat schept een band.

Op weg naar het Zwin, in de duinen, las ik het WhatsAppbericht dat Jan Adams overleden was.  Vreemd dat een bericht dat niet onverwacht komt zo onwerkelijk kan zijn dat je het eigenlijk niet kan, niet wil geloven.  Het Zwin herbergt vogels, maar ook andere dieren en planten.  In het reservaat dat -het moet gezegd- zéér mooi aangepast werd aan de Covidmaatregelen worden die fauna en flora uiteraard uitgebreid toegelicht, met de Latijnse naam erbij.  Zoals dat hoort.  In onze Esak-quizploeg volstond die Latijnse naam vaak om de plant of het dier te herkennen.  Soms hoopten we dat de quizmaster van dienst het gewoon bij die naam zou laten, maar dat gebeurde zelden.  De quizmaster dacht wellicht dat hij er eigenlijk niemand een plezier mee deed.  Maar dat was buiten Jan Adams gerekend, die had er heel vaak meteen genoeg aan.

Zelf kan ik bij wijze van spreken geen ooievaar van een roodborstje onderscheiden, maar in het Zwin heb ik echt mijn best gedaan.  Maar Jan zou door mijn verrekijker veel meer soorten hebben herkend, natuurlijk.  Ik zou hier kunnen schrijven dat Jan een wandelende natuurencyclopedie was, aangevuld met grote hoofdstukken hedendaagse hitmuziek (en de occasionele bijhorende niet onknappe jonge zangeres) en wetenswaardigheden uit zowat elk denkbaar domein.  Maar het adjectief “wandelende” past niet bij Jan.  Jan liep, en deed dat fanatiek.  En Jan dacht en praatte met dezelfde hoge snelheid.  Hij was op veel terreinen moeilijk bij te houden.  Samen met hem quizzen, en ik neem aan dat het ook voor samen met hem lopen gold, was vaak een kwestie van aanklampen, bij vragen die al beantwoord werden vooraleer ze waren gesteld, bij verhalen die doorliepen van de eerste naar de laatste ronde.  Ik kende Jan niet eens zo goed, maar heb daardoor toch het gevoel dat ik veel van hem weet.

Die aangeboren snelheid hield hem nochtans niet tegen om te genieten van de mooie dingen in het leven.  Van lekker eten (en veel – al die calorieën vlogen er toch opnieuw af) en van reizen.  Van flora en fauna – in de tuin en daarbuiten.  En van zijn leefomgeving – hij werkte voor de groendienst van de gemeente Kalmthout tot aan zijn (veel en veel te korte) pensioen en engageerde zich ook in de plaatselijke politiek.  En in de atletiekclub, natuurlijk – waarvoor hij ook de quiz mee opstelde, met goede maar véél vragen, die voor de niet-kenners van vogels, vlinders, insecten, bomen en bloemen – en de hitlijst van MNM – niet altijd evident waren.  Dat mag op een quiz, als alle vragen elke week hetzelfde zijn, dan wordt het al snel erg saai.

Jan was op ons trouwfeest, en ik herinner me dat hij daar vertelde over zijn reizen naar Griekenland.  Het enige woord Grieks dat hij onthouden had was opmerkelijk genoeg “kotopoulo”, de kip.  Ik dacht ook daaraan terug in het Zwin.  Een vogel zowaar, zij het één die vooral in gebraden vorm wordt gewaardeerd.  Echt iets voor Jan, om net dat te onthouden.  Zoals hij zo vaak dingen onthield die schijnbaar zonder nut waren, maar waar we dan achteraf op een quiz baat bij hadden.

Enkele jaren geleden verloor ons quizteam ook Nora Mattysses – vriend aan huis bij Jan.  Nora was vaak onze toevlucht voor onder meer klassieke muziek, literatuur en kunst.  Met Jan en Nora samen konden we met name op de quizzen die Joris Pinseel opstelt (dat zijn er jammer genoeg niet zo veel) eigenlijk plaats één al vooraf op ons scoreblad invullen.  De vragen werden dan bovendien eerder “tussendoor” beantwoord, en ondertussen konden we bijpraten over honderden zaken.  Nora, en Jan nog meer, hadden altijd wat te vertellen.  Die antwoorden, ach wat kan het ons schelen.  Maar het werd veel stiller aan onze quiztafel zonder Nora.  En zonder Jan, dat kan ik me eigenlijk nog niet eens indenken.  Er wordt voorlopig niet of nauwelijks gequizt, maar ook na Covid zal het nooit meer hetzelfde zijn.

Het Zwin is een vogelreservaat, maar het is er vooral voor vogels op doorreis.  In tegenstelling tot een dierentuin krijgt het zijn betekenis eigenlijk niet door de vogels die er zitten, maar door de vogels die er nog moeten aankomen, en die er al weggetrokken zijn.  Zoals de ooievaars in Knokke is Jan vertrokken. Dat is fundamenteel oneerlijk.  Het is al zo onwezenlijk voor ons, en voor zijn vrouw Brigitte moet het nog moeilijker te bevatten zijn.  Hij laat een leeg nest en veel herinneringen achter.  Zoals een reservaat kunnen we die alleen maar benoemen en koesteren.

Foto : Lepelaar (Platalea leucorodia), Zwin – 13/9/2020
Brandgevaar

Brandgevaar

De brandweer komt aan.

  • “Mijnheer, wij zien geen brand.”
  • “Toen ik belde deed mijn brandblusapparaat het niet, maar ik heb het uiteindelijk toch aan de praat gekregen.”
  • “Wij zien geen brand.”
  • “Die heb ik geblust,, maar toen ik belde zag het er niet goed uit.”
  • “Wij zien geen brand.  U mag ons niet bellen als het niet brandt.”
  • “Kijk, het vuur smeult nog na.”
  • “Voor zo’n smeulend vuurtje moet u ons niet bellen.  U gaat een boete krijgen.”
  • “…”

Ik heb deze allegorie ontleend aan Maarten Boudry, die onder meer op Twitter al enige tijd storm loopt tegen degenen die beweren dat de maatregelen tegen corona niet nodig waren, omdat er al bij al niet zoveel coronagevallen zijn.  Dat is de zogenaamde “preventieparadox”, en ook ik kan me daar geweldig aan ergeren.  Het is namelijk net omdat er allerlei beperkende maatregelen genomen zijn dat er niet zo dramatisch veel gevallen zijn.  Het zijn er wat mij betreft nog veel te veel, en ik ben daarom voorstander van het aanhouden van de strenge maatregelen.  Dat neemt niet weg dat er daar discussie over mogelijk is.  Er zijn inderdaad ook andere factoren dan de impact van het virus waar rekening mee moet worden gehouden.  Sommige maatregelen lijken eerder bedoeld om de controle te vergemakkelijken dan om het virus tegen te houden (maar controle is ook belangrijk, want de “burgerzin” waarop soms beroep wordt gedaan lijkt bij ons toch beperkingen te hebben).  Maatregelen veranderen veel te snel, en zijn soms onduidelijk, en de communicatie is ook niet altijd volmaakt.  Dat is een debat waarin ik graag luister naar wie het niet met mij eens is.  Maar voor wie zoals mijn brandweercommandant negeert dat het huis wel degelijk dreigde af te branden en daarbij de impact van het blusapparaat negeert heb ik niet echt veel geduld.

Nog minder geduld heb ik voor wie besloten heeft mee te gaan in allerlei complottheorieën.  Die gaan van relatief onschuldig en niet geheel onmogelijk (het virus ontsnapte uit een Chinees lab) tot doldwaas (het virus is geproduceerd door Bill Gates om ons via het vaccin een 5G-chip in te planten) en leiden vaak tot het besluit dat de overheid mee schuld heeft aan het virus, of het virus verzonnen heeft om een ander doel te bereiken.  Dat “de overheid dan de meest diverse overheden op deze planeet omvat, dat er allerlei hypercomplexe veronderstellingen nodig zijn om het “complot” te verklaren (waarom wacht Gates bijvoorbeeld zo lang om ons te vaccineren – aan een dode klant heeft hij toch ook niets – en hoe slagen de honderden labo’s die aan een vaccin werken er allemaal in om in hetzelfde toneelstuk mee te spelen ?) en dat er ook feiten en logische verklaringen bestaan, hindert de complotdenkers niet.  Internet en de sociale media maken het gemakkelijk om hun theorieën te verspreiden, en omdat de media soms ook over het bestaan van de theorieën berichten krijgen ze voor sommige geloofwaardigheid.  En typisch voor complotdenken is dat alles wat op het complot wijst een bewijs is dat de theorie juist zit, en alles wat op het tegendeel wijst juist onderdeel is van het complot…

Ik begrijp wel dat mensen het virus beu zijn en perspectief nodig hebben, maar zou het toch verstandig vinden als er wat sterker zou worden ingegaan op dat complotdenken en op de oorzaken ervan.  En reken erop dat al wie verantwoordelijkheid heeft aan de verleiding weerstaat om op de golven die het veroorzaakt mee te surfen om zo het (legitieme) debat over sommige coronamaatregelen te vergiftigen, en beseft dat we ook na deze crisis als één samenleving verder moeten.

Een debat trouwens dat politieke families doorkruist en de links-recht-as verstoort.  Dat blijkt nog het meest uit het feit dat uiterst rechts in sommige landen (of zelfs op bepaalde momenten) strenge maatregelen eist en elders (of enkele weken nadien) protesteert dat het allemaal veel te ver gaat.  Maar ook bij ons zie je politici die anders de individuele vrijheid verdedigen nu sterk de nadruk leggen op de verplichte maatregelen, en anderen die anders als eersten voor een gespierd overheidsoptreden staan nu vinden dat de staat zich niet met onze gezichtsbedekking moet bemoeien.  Blijkbaar waren zowel die vrijheid als die sterke staat er vooral voor de anderen.  Ik zou een opiniepeiling die partijvoorkeur en inschatting van de coronamaatregelen combineert wel interessant vinden.

Ondertussen hoop ik toch dat we zoveel mogelijk de consensus kunnen bewaren en de legitiem besliste maatregelen naleven, ook als we het daar niet helemaal mee eens zijn.  Ook wie vindt dat we beter aan de linkse kant van de weg zouden rijden, rijdt toch rechts, en zo hoort het in een functionerende samenleving; in een democratie komt daar dan wel terecht bij dat linksrijders mogen protesteren en mogen proberen om de wet te veranderen, natuurlijk.  Ik stel bij mezelf vast dat corona de law-and-orderreflex heeft aangewakkerd, en dat ik ook een stuk geloof in het “gezond verstand” van iedereen verloren ben – ook al begrijp ik dat corona soms een erg abstract gevaar kan lijken, en besef ik dat ik wellicht niet vrij genoeg van zonden ben om veel stenen te werpen.  Maar zolang de mondmaskerplicht duurt ga ik me toch blijven ergeren aan wie de neus niet binnen houdt, het masker als kinbedekking gebruikt of niet beseft dat niet alleen ademen maar ook telefoneren gewoon dóór dat masker kan.  Ook al is dat niet zo comfortabel en verbaast het mij dat er al niet lang veel gesofisticeerder maskers op de markt zijn gekomen.  Maar dat is voer voor een ander stukje.

O tempora, o mores

O tempora, o mores

Het Vlaams Belang diende voor de gemeenteraad van dinsdag een voorstel in over het gebruik van de “Nedelandse taal in Essen info”.  De Nederlandse taal is mij genegen, en mijn eerste gedachte toen ik het voorstel las, was uiteraard “With friends like these, who needs enemies ?”, ofwel “Timeo Danaos et dona ferentes” voor wie het idioom van de Antwerpse burgemeester verkiest.  Vervolgens ben ik in de kapel aan de naar hem genoemde laan een kaars gaan branden voor de zielerust van Guido Gezelle, die de bekende regels “De Vlaamsche tale is wonder zoet, voor die heur geen geweld en doet” uit de mouw van zijn habijt schudde, opdat de arme man zich niet al te zeer in zijn graf zou rondwentelen.  Mogelijk zal ook collega-priester-dichter Cyriel Verschaeve zich postuum over zijn hedendaagse geestesgenoten hebben verbaasd, maar gelet op wat er met ’s mans graf gebeurde is zich omdraaien in zijn geval wellicht geen optie meer.  Al goed, want ook anderszins is hij niet het type waar ik kaarsen voor zou branden.

Maar zoals in de gemeenteraad ook Jokke Hennekam opmerkte is de bekommernis van het voorstel terecht : het gebruik van onnodige Engelstalige termen moet worden vermeden, en het “Health Passenger Locator Form” is inderdaad een onding.  Het is belangrijk dat niet alleen de gemeentelijk bestuursdocumenten, van voorstel tot besluit, in correct Nederlands worden gesteld, maar in het bijzonder ook de teksten die voor de burger zijn bestemd en die daaruit voortvloeien.  Εκ λόγου άλλος εκβαίνει λόγος.  Een woordje Engels of een andere taal kan daarbij hoogstens een hulpmiddel zijn.  Veel Essenaren begrijpen Engels, natuurlijk, maar het blijft belangrijk dat we de inwoners als bestuur in onze eigen taal aanspreken.  Nelson Mandela, die zich dezer dagen wellicht óók zeer vaak in zijn graf moet omdraaien, heeft over de Afrikaners in zijn land eens gezegd : “When you speak English many people understand you, including Afrikaners, but when you speak Afrikaans, you know you go straight to their hearts.”  De taal is gansch het volk.  Het Nederlands is bovendien niet alleen de taal van ons Essense hart, het is ook de taal die ons met onze buren verbindt en die we ook daarom als grensgemeente altijd hoog in het vaandel hebben gedragen.

De burgemeester had natuurlijk gelijk dat het HPLF-onding ons vanuit de hogere overheid was opgesolferd en dat de gemeente moeilijk anders kon dan de term gebruiken, maar het was desondanks zinvol dat hierop gewezen werd.

Dat het Nederlands altijd het vertrekpunt moet zijn neemt overigens niet weg dat de boodschap moet overgebracht worden aan al wie in onze gemeente al dan niet tijdelijk verblijft, want we willen ons ook als gastvrije en toeristische gemeente profileren.  Dus soms kan een vertaling wel degelijk wenselijk zijn.  En ook ons eigen dialect moeten we koesteren, zoals dat heel creatief gebeurd is in de coronacommunicatie.  Of hoe zelfs ver van de taalgrens taalpolitiek toch belangrijk blijft…

Stop de Perzen

Stop de Perzen

In het vorige bericht had ik het al over Salamina (of Salamis, met een oudere naam), het Griekse eiland dat het dichtst bij Athene is gelegen, en waarvan mijn vrouw afkomstig is.  Ik plaag haar wel eens door te zeggen dat er daar de laatste 25 eeuwen niet zo veel van belang meer is gebeurd.  Dat is uiteraard ironisch voor iemand van Essen, waar we in 2009 vierden dat de naam “Essen” zelf toen 850 jaar geleden voor het eerst werd opgeschreven.  Voor zover we weten is het belangrijkste dat er hier voordien gebeurde dat er mogelijk enkele Romeinen ooit hun kamp hebben opgeslagen.  Voordien moeten we het wellicht hebben van de spectaculaire mammoetvangst waar nog jaren over werd gesproken (maar nu niet meer, zodat we er ook niets van weten).

Die 25 eeuwen zijn bovendien geen toevallig gekozen aantal.  Het is dit jaar zelfs exact 2.500 jaar geleden dat de zeeslag bij Salamis plaatsvond.  In 480 voor Christus dus.  Bij de slag werd de Perzische vloot, met drie keer meer schepen, verslagen door de Griekse vloot.  In de baai die Salamina van Athene scheidt was de numerieke meerderheid eerder een nadeel, en konden de Grieken gemakkelijker manoeuvreren.  Er zijn argumenten om deze slag als de belangrijkste zeeslag in de wereldgeschiedenis te beschouwen (zie bijvoorbeeld deze top-10).  Dat komt vooral omdat met de slag (en de andere slagen in dezelfde oorlog, met name de bekende slag bij Thermopylae die in hetzelfde jaar plaatsvond) de opmars van de Perzische koning Xerxes in Griekenland werd gestuit.  Als dat niet gebeurt, en Griekenland in Perzische handen valt, dan kan je inderdaad de vraag stellen wat er zou zijn gebeurd met de Grieks-Romeins-christelijke beschaving die Europa heeft gevormd en ook op de rest van de wereld een onuitwisbare impact heeft gehad.  Zelf ben ik daar niet helemaal van overtuigd -de Perzische cultuur was nu ook weer niet zo verschillend van de Griekse- maar het klopt uiteraard dat de symbolische “bakermat” van onze beschaving dan toch wel een eindje verder naar het oosten zou hebben gelegen.

Griekenland viert de 2.500e verjaardag van de slag wat in mineur dit jaar, als gevolg van Corona.  Bovendien is de overheid van Salamina niet zo goed in het zichzelf op de toeristische kaart zetten, ook al haalde het kleine maar inderdaad indrukwekkende archeologische museum van het eiland (in de voormalige lagere school) in juni nog The Economist.  Maar de opvoering van het stuk “De Perzen” van Aeschylus in het theater van Epidaurus maakt wellicht veel goed.  Aeschylus nam zelf deel aan de slag en schreef het stuk 8 jaar later.  Het beschrijft de slag vanuit het standpunt van de Perzen en staat in het teken van “hoogmoed komt voor de val”.  De opvoering kan niet door heel veel mensen worden bijgewoond (corona), maar vorige zaterdag was het via livestream te volgen – enkel buiten Griekenland of voor wie via de 3G van een Belgische provider keek.  Zodat we bij de grote uitzonderingen waren die het stuk konden bekijken met de Acropolis op de achtergrond.  Er is wat discussie over de “modernistische” vormgeving van de tragedie, maar ik vond het alvast een erg geslaagde opvoering.  Hopelijk verschijnt ze nog eens integraal op YouTube, zodat iedereen ze kan zien (en ik hier een link kan plaatsen), maar voorlopig zal u mij gewoon moeten geloven.

Naast de historische waarde van de slag en de artistieke waarde van het stuk bleek het geheel overigens onvermijdelijk ook een zekere actualiteitswaarde te hebben, nu de spanningen tussen Griekenland en de huidige oosterburen -niet langer de Perzen, maar de Turken- hoog oplopen.  Of hoe een zeeslag van 2.500 jaar geleden op verschillende manier de gemoederen kan beroeren…

Vakantie in coronatijden

Vakantie in coronatijden

Drie weken geleden vertrokken we naar Griekenland.  We hadden de reis niet zolang vooraf geboekt, maar dat we zouden gaan stond wel redelijk vast : de familie niet zien na respectievelijk 5 en 7 maanden was voor mijn vrouw en mij geen optie.  Maar we wisten wel dat het geen vakantie zoals de andere jaren zou worden : daar stak Covid-19 een stokje voor.  We hoopten dat de toestand zowel hier als ter plaatse in de zomer vrij goed zou zijn, en dat we misschien nog een lange daguitstap of zo zouden kunnen maken, maar dat bleek niet het geval : zowel hier als in Griekenland (weliswaar minder snel) liep het aantal coronagevallen snel op.  Zodat we zelfs na een herhaaldelijke positieve test besloten om het voorzichtig aan te doen.  Eigenlijk hebben we ons gewoon ook ginder aan de Antwerpse regels gehouden, al zijn we één keer tot na 1u op een terras blijven zitten.  Maar ginder was dat dus toegelaten.

Twee weken hebben we in Athene doorgebracht, één week zijn we naar Salamina getrokken.  Waar we van thuis uit elke dag naar de zee zijn getrokken.  Dat is hoogstens een paar kilometer ver, dus zou ik ons geen dagjestoeristen noemen.  We hadden bovendien op de meeste dagen een privéstrand of toch bijna.  Van rellen bleek dus ook al geen sprake.  Neen, die kregen we ’s avonds gewoon op de Griekse tv mee vanuit Blankenberge.  Wellicht de enige keer deze zomer dat een niet-Grieks strand dat nieuws haalde…

Dat corona er in Griekenland in de lente veel minder zwaar heeft ingehaakt (er zijn bij een gelijke bevolking ongeveer 50 keer minder doden gevallen dan hier !) was af en toe wel te merken.  De maskerplicht werd met name in de horeca en in sommige winkels al eens redelijk vrij geïnterpreteerd.  En hoewel we niet zo veel mensen gesproken hebben zijn er toch vier gepasseerd die beweerden dat het coronavirus eenvoudigweg niet bestaat.  Twee daarvan droegen wel een masker, en met de derde was de afstand zo groot dat het niet nodig was.  De vierde heeft op ons aandringen het masker alsnog opgezet.  Maar toch.  Op één van hen ben ik behoorlijk kwaad geworden en heb ik uitgelegd dat het nogal beledigend is tegenover de slachtoffers van het virus om te beweren dat het niet bestaat.  Dat leek gelukkig wel door te dringen (en ik was vervolgens een beetje trots dat ik in het Grieks kwaad was geworden, want boosheid en taalvaardigheid combineren is niet zo evident).  De Grieken blijken ook in deze tijden vatbaar voor allerlei complottheorieën.  Het moet wel gezegd dat de overheid zich niet laat kennen : de persconferenties van de bevoegde minister en de topviroloog blinken uit in helderheid en de overheidscommunicatie laat zelden of nooit ruimte voor interpretatie.  Maar om de maskers overal af te dwingen is de politiecapaciteit niet toereikend.

Zo werd het geen zomer als de andere, al maakte de zee en het Griekse eten wel één en ander goed.  Maar de eilanden die we hadden willen bezoeken blijven nog een jaar langer op het programma staan.  En zo zal het deze zomer voor velen gegaan zijn, maar laten we daar maar niet te veel over klagen : er zijn genoeg mensen die zelden of nooit de kans krijgen om wat vakantie te nemen of te reizen.  Zelf ben ik vrij optimistisch over de ontwikkeling van een coronavaccin en hoop ik dat we in 2021 een inhaalbeweging zullen kunnen doorvoeren.

Nieuwe spelregels

Nieuwe spelregels

Er worden in dit land op vijf verschillende politieke niveaus verkiezingen gehouden (minstens, in Antwerpen zijn er ook nog de districtsraden). Op al die niveaus moeten vervolgens politieke meerderheden worden gevormd.  Dat loopt niet op al die niveaus even vlot.  Dat ligt aan de politieke situatie en de hoofdrolspelers, maar ook aan de geldende regels, natuurlijk.

Op minstens één niveau, het federale, staat dit land zelfs wereldwijd bekend voor zijn moeilijkheden om een meerderheid te vormen.  Maar ook in Vlaanderen heeft het van de verkiezingen van 25 mei tot 2 oktober geduurd om een regering te vormen.

Die Vlaamse regering heeft nu beslist om aan het Parlement voor te stellen om de spelregels voor de verkiezingen te veranderen.  Om de vorming van een Vlaamse, laat staan federale, regering te vergemakkelijken ? Neen, het gaat over de spelregels voor de lokale verkiezingen.  Daar schort wel één en ander aan, maar het meest dringende probleem was het wellicht toch ook weer niet.

Het gaat in de eerste plaats om de afschaffing van de opkomstplicht, en daarnaast om het aanpassen van de regels voor de meerderheidsvorming.  Ik ben principieel tegen de opkomstplicht.  Hoera, hoera dus.  Of eigenlijk toch niet.  Ik voel er namelijk helemaal niets voor om als proeftuin te dienen vanop het gemeentelijke niveau.  Vooral omdat de eerste keer dat stemmen niet verplicht is veel mensen gewoon gaan thuisblijven “omdat het mag”.  Er is ook geen richtpunt om te zien welke impact dat op de uitslag heeft, zodat mensen hun gedrag daar aan kunnen aanpassen (als ik denk dat de andere kiezers van “mijn partij” wél zullen opdagen, dan blijf ik misschien thuis – als ik denk dat ze dat niet doen, dan ga ik maar beter stemmen…).  De eer om die kaap van de eerste niet-verplichte verkiezingen te moeten nemen mogen de dames en heren ministers en parlementsleden van mij gerust voor zichzelf houden !

Daarnaast veranderen de regels van de meerderheidsvorming.  Niet die van de zetelverdeling, dus heel concreet zou in Essen een CD&V-sp.a-meerderheid nog steeds mogelijk zijn geweest na de vorige verkiezingen.  Maar N-VA/PLE zou wel veertien dagen lang het exclusief recht hebben gehad om te proberen een meerderheid op de been te brengen.  Die periode hadden CD&V en sp.a dan alleszins moeten uitzitten, waarbij wij uiteraard zouden hebben geprobeerd om één van beide partners los te weken.  De burgemeesterskaart zou daarbij bovendien uit het spel zijn gehaald, want de persoon met de meeste stemmen in de grootste coalitiepartij wordt “automatisch” burgemeester.  Dat zou Gaston Van Tichelt zijn geweest in een coalitie van CD&V en sp.a, zoals nu.  In een coalitie van N-VA/PLE en CD&V en in een coalitie van N-VA/PLE en sp.a zou het evenwel Dirk Smout zijn geworden.  Geen andere mogelijkheden, wat niet zonder gevolgen zou zijn geweest.

Interessanter wordt het wanneer we die regels zouden toepassen op de verkiezingen van 2012 en zeker die van 2006.  Ook in 2012 zou Gaston Van Tichelt burgemeester zijn geworden in een CD&V/sp.a-coalitie, en overigens ook in één met N-VA/PLE.  Als N-VA/PLE en sp.a een coalitie-akkoord maken, dan gaat de sjerp automatisch naar Dirk Smout.

Als de regels al in 2006 hadden bestaan, dan leidt dat wellicht tot een andere uitkomst van de coalitiebesprekingen.  In een coalitie van CD&V met sp.a wordt de automatische burgemeester namelijk Frans Schrauwen.  En wordt Gaston Van Tichelt wellicht schepen, maar op de sjerp moet hij dan nog minstens zes jaar langer wachten.  Schrauwen kan dan alleen van de sjerp worden afgehouden door een coalitie met N-VA/PLE, sp.a, Open Vld en Groen, met 13 zetels op 25, en met Dirk Smout als “automatische” burgemeester.

Ik ben voorstander van die nieuwe regel, maar ze maken de lokale verkiezingen wel nog wat meer een burgemeestersverkiezing, en dat is een beetje jammer.  En opnieuw stelt zich de vraag waarom er eerst aan de regels voor de lokale meerderheidsvorming moest worden gesleuteld, en niet aan de regels voor de federale of minstens de Vlaamse…

Deze tekst werd aangepast op 27 augustus.  In een eerdere versie interpreteerde ik nieuwe regel voor het burgemeesterschap verkeerd; de grootte van de fractie gaat namelijk vóór op het aantal voorkeurstemmen van de kandidaten bij het uitdelen van de sjerp.
Bal masqué

Bal masqué

Op 17 februari heb ik hier voorspeld dat we vijf jaar later voortdurend een mondmasker zouden dragen, of toch tijdens risicoperiodes.  Ik kon het toen niet voorzien, maar minder dan vijf maanden later werd het verplicht om in winkels en op een reeks andere openbare plaatsen (die niet in de buitenlucht plaatsvinden).  Niets te vroeg : ik zou de verplichting liever al veel vroeger ingevoerd hebben gezien.  Ik heb verschillende redenen gehoord om dat niet te doen : de niet-bewezen effectiviteit, het valse gevoel van veiligheid en de noodzaak om voorrang te geven aan de gezondheidswerkers en anderen bij de verdeling van de (schaarse) maskers.

Het eerste daarvan is geen argument, of toch alleen maar samen met het tweede.  Het is immers een duidelijk geval van “baat het niet, dan schaadt het niet”.  Bovendien waren er van bij het begin aanwijzingen dat een masker wellicht minstens een beetje helpt.  Wie een masker draagt, raakt ook het eigen gezicht minder aan en is zich meer bewust van de omgeving waarin ook het virus aanwezig is.  En iedereen vroeg zich natuurlijk wel eens (terecht) af waarom gezondheidswerkers wél een masker dragen als het toch niet echt helpt.  Er zijn wat nuances, maar uiteindelijk was dit dus géén goed argument.

Het valse gevoel van veiligheid was dat in het begin mogelijk wel : de boodschap dat binnen blijven, handen wassen en afstand houden essentieel waren, mocht niet ondergraven worden.  Dat gebeurde (en gebeurt) soms wel : ik heb in de supermarkt vaak de indruk gehad dat een masker dragen een afdoend excuus was om géén afstand meer te moeten houden.  Maar dat had in de communicatie toch ondervangen kunnen worden : een masker is een extra bescherming ter aanvulling (en nooit ter vervanging) van de basisregels.

De voorrang voor de gezondheidswerkers was natuurlijk 100% terecht.  In maart en begin april moesten alle beschikbare degelijke maskers naar hen gaan.  Dat had zo gecommuniceerd kunnen worden, alleen ben ik er ook niet helemaal zeker van dat ze dan toch niet massaal zouden zijn gehamsterd.  Het niet-vernieuwen van de stock na de vorige bijna-pandemie gaf de overheid bovendien een sterk communicatienadeel (eigen schuld, maar ja kan de beslissing nu daardoor natuurlijk niet laten beïnvloeden).  Bovendien was dat argument na enkele weken gelukkig uitgewerkt, omdat er voldoende maskers beschikbaar waren.  Dat kon men zien aankomen, en dus had men van bij het begin naar een maskerplicht kunnen toewerken, om die ergens in april of mei in te voeren.  Maar behalve (gelukkig maar) in het openbaar vervoer is er tot nu in juli gewacht, wat het voor veel mensen dan weer moeilijk maakt om de noodzaak nu te aanvaarden, nu de (onterechte) indruk leeft dat het gevaar wel grotendeels geweken is.

Waarom moet het een verplichting zijn, en volstaat de individuele verantwoordelijkheid niet ? Wel, zoals ik in februari schreef : “Ik heb natuurlijk ook gelezen dat het eigenlijk alleen helpt om de verspreiding van allerlei ziektekiemen tegen te gaan als je zelf ziek bent, en dat het niet verhindert dat jij besmet geraakt. Maar niet iedereen weet dat hij of zij besmet is, en bovendien zorg je er op deze manier voor dat wie een masker draagt meteen gestigmatiseerd wordt. Zodat het dus beter is dat iedereen er één draagt, toch op drukke plaatsen.”  Een typisch voorbeeld van gedrag waar alle anderen veel meer baat bij hebben dan jezelf, en dat je bijna per definitie moet verplichten.  Ook al omdat de sociale druk bij ons vaak omgekeerd lag : ik geef toe dat ik ook niet altijd een masker heb gedragen (meestal wel).  Om twee redenen : omdat er echt zo goed als géén mensen in de winkel waren, of toch ook wel eens omdat niemand er één op had.  Dat werkt bij iedereen wellicht zo wel een beetje.

Ik ben dus blij met de verplichting, al is dat dan onder het motto “beter laat dan nooit”.   Ook al maken die maskers het leven van de brildrager er niet eenvoudiger op.  En zo worden de maskers die onder meer de gemeente Essen -zeer terecht- gratis ter beschikking stelde aan de inwoners nu ook écht gebruikt.

Foto : Bangkok, 12 februari 2020 – temperatuur 31°C
Stratenplan

Stratenplan

Een derde tekst over de gemeenteraad van dinsdag.  Daarna stop ik ermee.  Maar deze wil ik toch nog even schrijven.  We bespraken namelijk ook het een voorstel van CD&V-collega’s Van Loon en Verpalen om in Essen meer straten naar vrouwen te noemen.  Ik heb ooit ook een voorstel over straatnamen ingediend.  Ik vind ze geen onbelangrijk deel van ons patrimonium.  Het klopt ook dat er in Essen een onevenwicht is : alleen het Rose Grononpad is naar een vrouw genoemd.  En het voorstel om bij een eerste goede gelegenheid een straat naar Zuster Juliana te noemen steun ik in elk geval : dat heeft ze ondubbelzinnig verdiend.  Ik dacht zelf ook meteen aan Jelena De Belder, die dan liefst dicht bij Hemelrijk een straat naar haar genoemd zou krijgen.

Ik ben het dus ook principieel eens met het voorstel.  Eenvoudig is het wel niet : straten worden genoemd naar overledenen (dat staat wettelijk vast, met uitzondering van het koningshuis, maar een Prinses Elisabethlei hoeft niet meteen voor mij), en per definitie naar mensen die op één of andere manier in de samenleving zichtbaar zijn geweest.  En in het verleden waren vrouwen vaak minder zichtbaar dan mannen.  Ook vaak in het nabije verleden.  Ten onrechte, maar het verleden kan je niet zo eenvoudig veranderen.  Ik vind ook principieel dat straatnamen genoemd moeten worden naar mensen met een lokale verdienste.  Dus is het niet zo heel gemakkelijk om vrouwen te vinden die in aanmerking komen voor een straatnaam, want een straatnaam geven alleen omdat iemand een vrouw vind ik ook geen goede optie.  We moeten dus zorgvuldig zoeken en afwegen.  En ik zou het ook problematisch vinden als mannen die ook echt een straatnaam verdienen die niet meer zouden kunnen krijgen.  Zo vind ik een Prins Jan I-laan in Essen ook gewenst.

Zijstraten die dezelfde naam als een hoofdstraat dragen een andere naam geven is hier en daar een optie, maar zo heel veel hebben we er niet meer.  En verder hoop ik dat er niet zo heel veel straten meer gaan bijkomen in Essen.  De gemeente is al te vol gebouwd.

Straten van naam veranderen is niet zo eenvoudig voor de bewoners (en mogelijk ook administratief niet), en natuurlijk zijn er veel mooie of historisch belangrijke namen die we ook willen behouden.  En zeker personen hun straatnaam “afnemen” lijkt op een soort desavouering – zoiets als nu (terecht) met Leopold II gebeurt.  Ik zou nu geen straat noemen naar Guido Gezelle, Hendrik Conscience of Albrecht Rodenbach (tenzij die uiteraard een band met Essen zouden hebben gehad), maar om de naam nu af te nemen…  Een andere vorm van eerbetoon in de plaats is dan misschien een mogelijkheid (een beeld in de bib ?) maar het blijft toch lijken op een negatieve actie.  En die verdienen de drie auteurs dan ook weer niet.  Al ligt de Guido Gezellelaan wel ideaal om de Zuster Julianalaan te worden.

Het wordt dus nog een moeilijke evenwichtsoefening : voldoende straten en voldoende namen vinden.  Maar moeilijk gaat ook, natuurlijk.

Foto : Rose Grononpad – Essen in Beeld (fotograaf Patrick Vankeersbilck)
Schadenfreude

Schadenfreude

De gemeenteraad verliep gisteren iets eensgezinder dan de OCMW-raad – en dat is goed nieuws, want de gemeenteraad duurde ook een stuk langer… De belangrijkste beslissing was ongetwijfeld een reeks steunmaatregelen voor de verenigingen.  De geschiedenis van dat pakket is interessant.  De belangrijkste maatregel is wellicht de mogelijkheid voor de verenigingen om een schadedossier in te dienen en zo de gemiste uitgaven en extra kosten die ze door corona hebben gemaakt (en na aftrek van eventuele extra inkomsten en niet opgelopen kosten) gecompenseerd te krijgen.  Een goed idee, geagendeerd door het schepencollege, nadat de “Taskforce verenigingen” het als één van zijn voorstellen had naar voren gebracht.

Waar dat idee ontstaan is, is voor mij eenvoudig te achterhalen.  In de WhatsAppgroep van de N-VA/PLE-fractie, tussen 29 maart en 4 april, ondertussen dus drie maanden geleden.  We gaven het de naam “verenigingenfonds”, maar het leek verder als twee druppels water op de “schadedossiers” die nu werden goedgekeurd.  We hebben dat voorstel dan vervolgens afgetoetst met mensen uit het verenigingsleven, en geagendeerd op de gemeenteraad van eind april.  Waar CD&V en sp.a het hebben weggestemd.  Omdat het niet op maat van de verenigingen was.  Omdat het haastwerk was.  Omdat het niet “van onderuit”, vanuit de verenigingen kwam.  Omdat het getuigde van sinterklaaspolitiek.  Omdat…  Wie zal het zeggen ?

Er werd dan beslist om een “Taskforce verenigingen” op te richten.  Die kwam al bij zijn eerste vergadering opnieuw bij dit voorstel uit.  We dienden het dan terug in, onder een andere naam en met enkele kleine aanpassingen.  Maar weer mocht en kon het niet doorgaan.  Er moest gewacht worden tot de taskforce zijn werkzaamheden kon afronden.  Het kwam niet “van onderuit”.  Ons pleidooi om de verenigingen ruim vóór de zomer zekerheid te geven werd, met een kleine uitzondering voor de jeugdbewegingen, opnieuw niet gehoord.

De task force rondde zijn werkzaamheden af, en bleef bij het voorstel.  We agendeerden het terug op de raad van gisteren, in de overtuiging dat de derde keer de goede keer zou zijn.  Maar het schepencollege agendeerde gewoon… hetzelfde voorstel.  Aangevuld met andere elementen uit ons eerste voorstel (aanpassing subsidieregeling) die nu plots óók goed waren, en met een voorstel voor renteloze leningen waar “van onderuit” door exact niemand werd gevraagd, maar dat het schepencollege zelf in al zijn wijsheid een goed idee vond – voor hen gelden duidelijk niet dezelfde criteria.  We hebben dat hele pakket vervolgens gewoon mee goedgekeurd, en ons eigen voorstel ingetrokken.  Omdat het uiteindelijk niet van belang is van wie het idee komt, maar dat het doorgaat.  Ik ben er wel trots op dat het ons idee is.  Dat CD&V en sp.a het nu verkopen alsof ze het zelf bedacht hebben, is natuurlijk geen erg faire manier om aan politiek te doen.  Het zij zo.  Het is wel jammer dat het nu twee maanden langer dan nodig heeft moeten duren, want de verenigingen hadden dus al twee maanden eerder zekerheid kunnen krijgen.  Maar goed, beter laat dan nooit.

En toch… zou dat nu echt zoveel pijn hebben gedaan, om een voorstel van ons goed te keuren ? Dat zou alleen in de communicatie een verschil hebben gemaakt, maar dat is toch bijzaak, niet ? Het gaat om de inhoud, toch.  Toch ?