Archief van
Categorie: Essen algemeen

Nieuw beeld

Nieuw beeld

Wie vandaag naar www.esseninbeeld.be gaat, krijgt plots een heel ander beeld te zien dan voorheen. Essen in Beeld kreeg een nieuwe gedaante. Eigenlijk voor de vierde keer : de site die ik in 2009 bouwde kreeg in 2011 een nieuw kleedje, en in 2016 een echte nieuwe look met de integratie met de site van de Heemkundige Kring. Maar nu is de verbouwing veel grondiger, en ben ik ook zelf niet de bouwheer. De Heemkundige Kring besliste om in een volledig nieuw en professioneel opgezet platform te investeren, waar onze fotocollectie van ondertussen ruim meer dan 120.000 beelden vanaf nu veilig is. Daarvoor werd beroep gedaan op een Essens bedrijf 2BuildIT, en dat is natuurlijk ook mooi.

Zaterdag mocht ik samen het Thomas Dekkers de nieuwe site voorstellen. In 2009 startten Steven De Laet, Rudi Smout en ik het project om online foto’s te verzamelen van het feestjaar 2009 (waarin Essen 850 jaar bestond) en om ook een oproep te doen om oude foto’s op te laden. In december 2010 wilden we er de stekker uittrekken. Meer nog, we deden dat ook. Maar Wekke Buyens merkte na enkele weken op dat de site node werd gemist, en we beslisten een doorstart te maken. “We”, maar eigenlijk vooral Rudi, want de site leeft dankzij zijn monnikenwerk : foto’s maken, verzamelen, klasseren, scannen… en opladen. Ik moest niet veel meer doen dan tussenkomen bij technische moeilijkheden, en gelukkig hebben die zich niet al te vaak voorgedaan. En verder was en ben ik een “gewone” bezoeker van de site, die af en toe langsgaat om foto’s te bekijken en op te zoeken.

Sinds een aantal jaren zitten we ook op Facebook, en dat blijkt een uiterst geschikt medium om de fotocollectie levend te houden. Het is soms verbazend hoeveel “likes” een eenvoudige foto van vroeger kan opleveren, maar ook hoeveel informatie er over sommige foto’s vanuit het collectief geheugen kan worden gerecupereerd. Ook daar ben ik één van de vele “vrienden”, met als enige voorrecht dat ik altijd toegang heb gehad tot de originele, niet verkleinde foto’s. Ook dat voorrecht speel ik vandaag kwijt : de site is helemaal heropgebouwd op basis van die originele foto’s, die nu voor iedereen toegankelijk zijn geworden. Dat zou opnieuw vooral Rudi wat zoekwerk moeten besparen, want vaak kregen we verzoeken om foto nummer zoveel door te sturen (een makkie, graag gedaan) of om die mooie foto van nonkel Jos te bezorgen (een speld in een hooiberg).

Ik weet dat er nog stapels foto’s klaarliggen om verwerkt te worden. En ondertussen blijft Essen natuurlijk ook gewoon elke dag de geschiedenis aanvullen : wat in 2009 nog actualiteit was, lijkt vandaag soms al ver verleden. Essen in Beeld heeft dus nog een gigantisch potentieel, en Thomas loopt bovendien rond met plannen om er nog andere projecten aan te koppelen.

Ik ga Essen in Beeld natuurlijk niet helemaal loslaten, zeker de eerste tijd niet. Wie weet ga ik zelf wel meer foto’s opladen, nu dat ook voor mij gewoon gemakkelijker is geworden. Maar toch is het vandaag een beetje een afscheid van een geesteskind, dat op 16-jarige leeftijd plots volwassen is geworden. Vaert wel ende levet scone !

Foto : Essen in Beeld (de allereerste foto die op de site werd opgeladen, op 1 januari 2009)
Diamant

Diamant

Een zestigjarig huwelijkjubilieum. Het komt meer voor dan vroeger. En ook meer dan later ! Mijn ouders, want over hen gaat het, behoren dan ook tot de generatie die vroeg genoeg en in de regel maar één keer trouwde, en lang genoeg leeft om de diamanten bruiloft te halen. Ze gaven elkaar het ja-woord op 24 april 1965, zes decennia geleden dus. Dat moet uiteraard gevierd worden, ook al verblijft mijn vader ondertussen al enkele maanden in De Bijster. Lekker ontbijten lukt gelukkig nog wel, en daarvoor trokken we naar Annelies in Hoek, met de dichte familie en enkele vrienden.

Ook de burgemeester en de schepen van seniorenbeleid waren erbij. Dat werd niet alleen door mij gewaardeerd. Geert en Robin namen de honneurs uitstekend waar, al moet ik erbij zeggen dat Brigitte Quick dat tien jaar geleden ook perfect deed. Dat zo een stukje betrokkenheid van de gemeenschap bij het wel en wee van de Essenaren wordt uitgedrukt, is ook gewoon belangrijk. Dat diezelfde gemeenschap ook nog een koers organiseerde in Hoek kwam ons qua parking wat minder goed uit, maar toont natuurlijk vooral aan dat Essen -en ook de kleinste maar mooiste wijk ervan- volop leeft.

Het waren andere tijden in 1965. Ik ben mijn korte welkomstwoordje begonnen met de vaststelling dat het de tijd was dat de kinderen nog niet uitgenodigd waren op de trouwfeesten. De normen van vandaag zijn niet meer die van gisteren – op veel vlakken gelukkig maar. Op de foto’s staan ook heel wat mensen die er niet meer zijn. Mijn grootouders, bijvoorbeeld, of de broers en zussen van mijn vader – die toen nog volop in de fleur van hun leven waren. Maar de foto’s lijken toch ook gewoon op de trouwfoto’s van vandaag, die van mijn eigen huwelijk of van andere koppels die elkaar vandaag het jawoord geven. Zelfs als dat al eens twee mannen of twee vrouwen zijn: de sfeer, de gezichtsuitdrukkingen en ongetwijfeld ook het buffet zien er toch altijd een beetje hetzelfde uit. Het leven gaat door. Dat is een mooie vaststelling, en ik hoop dat die bij mijn zestigste huwelijksverjaardag (de kans is klein dat ik daarbij ben, maar wellicht wordt het desondanks ooit 10 november 2078) nog even goed zal gelden.

 

Verrezen

Verrezen

“Christus is uit de doden opgestaan” oftewel “Χριστὸς ἀνέστη ἐκ νεκρῶν” – de woorden van het troparion waarmee al pakweg 1.500 jaar het Paasfeest wordt aangekondigd weerklonken vandaag vanop het Sint-Pietersplein in Rome, bij de begrafenis van paus Franciscus. Waarna hij werd bijgezet in de Sante Maria Maggiorebasiliek, dicht bij zijn geliefde “Salus Populi Romani”-icoon – gemaakt in Kreta en ongeveer van dezelfde periode als het troparion. Paus Franciscus was een bescheiden mens die zijn taak als hoofd van de Kerk uitstekend heeft vervuld. Hij heeft de naam die hij als eerste paus koos helemaal waargemaakt, en laat heel grote schoenen achter om in te stappen. Was het allemaal volmaakt ? Neen, maar hij zeer mild voor anderen en verdient dus dat we aanvaarden dat ook in Rome tussen droom en daad af en toe tradities en bezwaren in de weg staan. Franciscus werkte alleszins hard om de katholieke en orthodoxe kerken dichter bij elkaar te brengen, en hopelijk worden die inspanningen door zijn opvolger verder gezet.

Een week eerder, op zaterdagavond, stipt om middernacht, zong ik hetzelfde troparion mee – gelukkig met velen zodat mijn zangtalent niet opviel. Dat gebeurde aan de Sint-Nicolaaskerk in Salamina, vlak bij de zee – van de patroonheilige van de zeevarenden kan moeilijk anders worden verwacht. Zoals gebruikelijk werd het evangelie op de trappen van de kerk voorgelezen, waarna stipt om twaalf uur de verrijzenis werd aangekondigd en dus het eeuwenoude troparion werd ingezet. Waarna we ons niet bij de kleine minderheid aansloten die vervolgens binnen in de kerk de rest van de Paasliturgie volgt, maar zoals de meerderheid met het licht van de Paaskaars huiswaarts trokken, om rode eieren te klutsen en iets te eten en te drinken, nu de vastentijd erop zat.

“We”, dat waren deze keer ook mijn broer en nog zes vrienden van hier. Ik speelde, met de deskundige bijstand van mijn echtgenote die vooral telefonisch nogal wat geregeld krijgt in haar thuisland, een kleine week voor reisleider op een trip die ons in Athene, Hydra, Nafplio, Mycene, Epidaurus en dus Salamina bracht. Met de voorbereidingen voor Pasen als rode draad doorheen de eerste dagen. Het weer zat mee, en het was erg leuk om te doen. De trip heeft me ook voor het eerst naar Mycene gebracht, het belangrijkste centrum van de oudste Griekstalige beschaving, waar rond 1.350 voor Christus 35.000 mensen zouden hebben gewoond – die overigens moesten oppassen voor de leeuwen die er toen nog in het wild voorkwamen, en waarvan de beeltenis het oudste Europese reliëf siert, dat in de stad te vinden is.

Daarmee heb ik natuurlijk wel de Essense Paasmarkt gemist, die weliswaar enkele eeuwen minder oud is, maar toch ook een traditie mag worden genoemd, net als de bijhorende voorstelling van De Spycker. Gelukkig kan ik die wel lezen, want mijlpalen in de geschiedenis zijn er nu eenmaal in verschillende soorten !

In memoriam Leo van Gink

In memoriam Leo van Gink

Vandaag namen we afscheid van Leo van Gink. Ik leerde Leo kennen toen ik leider, later bondsleider was van KSJ Heidelbloempje Essen (voordien, en nu opnieuw KSA). Leo was toen voorzitter van de Kernraad van Jeugdheem Deken Verbist, die namens de vzw Dekenale Werken het Jeugdheem -ook onze thuis- beheerde. Ik wist natuurlijk dat Leo één van mijn voorgangers was in de rol die ik toen had, en bij het schrijven van het boek over 100 jaar Heidebloempje besefte ik hoe belangrijk hij was geweest – hij had het roer in handen tijdens een moeilijke periode. Verder wist ik ook dat de start van de “Kern” niet zonder moeilijkheden met KSA/KSJ was verlopen. Die tijden lagen wel achter ons, maar ze hadden toch sporen nagelaten. Leo was een KSA-er : werker, doorzetter, met een groot hart en met het gelijk aan zijn kant. Maar wegens dezelfde achtergrond had ik dat gelijk ook aan mijn kant – en soms was het niet hetzelfde gelijk. Ik was nog onervaren, maar met de hand op mijn hart : Leo was de meest onverzettelijke waarmee ik in mijn leven ooit heb onderhandeld. Toch heb ik er geen seconde aan getwijfeld dat hij het goed voorhad met zijn Jeugdheem, zijn KSJ – zijn mensen.

Later werd Leo diaken, en hij richtte ’t Schakeltje op. Hij verkondigde Gods Woord, maar leefde het vooral voor : “Wat je aan de geringsten van de mijnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan” (Matteüs 25,40 – Ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ἐφ’ ὅσον ἐποιήσατε ἑνὶ τούτων τῶν ἀδελφῶν μου τῶν ἐλαχίστων, ἐμοὶ ἐποιήσατε). Hij deed dat met humor en begrip voor mensen. Leo paste -zij het als diaken- in de traditie van de onderpastoors die onze gemeenschap zo lang hebben mee gesmeed – wellicht de laatste in die rol in onze gemeente. Hij verlegde stenen in een rivier op aarde – maar de loop van de rivier boeide hem veel minder dan het geluk van de kleine visjes die erin mogen zwemmen. De kleur of grootte van de vis was daarbij nooit een punt. Leo was er voor iedereen.

Zijn vriend Jos Daems ging voor in de afscheidsviering. Jos verwees naar Palmzondag. Die dag had voor hen beiden natuurlijk een religieuze betekenis. Maar ik herinner me ook hún eerste Palmzondag. Jos was net een stage begonnen in de parochie, in het kader van zijn priesteropleiding. Samen met Leo kwamen ze na de mis naar het Jeugdheem, waar het jaarlijkse KSJ-weekend doorging. Ik heb hen ontvangen en weet zeker dat ik de eerste was die heb gevraagd wat ze wilden drinken, waarop Jos antwoordde dat het Palmzondag was, en dat er dus Palm moest worden gedronken. Het was nog vroeg en het zijn er die dag meer dan één geworden. Daarna zijn er nog veel Palmzondagen gevolgd. Jos sprak in de kerk de hoop uit dat ze er nog samen zouden vieren, ergens in het hiernamaals. Als er een hemel bestaat, dan staat Leo’s glas daar al koud.

Het Heidebloempje verloor één van zijn grootste zonen – een Hollander die bij de scouts was geweest, om maar te zeggen dat het niet in de sterren stond geschreven – maar ook een vader, grootvader en goede herder. En we zijn niet alleen, heel onze gemeenschap verliest een vriend. Bedankt, Leo.

Foto : Kamp Koersel 1972 : de Jongknapen met Leo van Gink en Guy Damen (Archief Heidebloempje / Essen in Beeld)
In memoriam Guy Van den Broek

In memoriam Guy Van den Broek

In 1989 verscheen de 100e Jodela, het maandblad van KSJ (nu KSA) Heidebloempje Essen.  Wie het bedacht had, weet ik niet meer, maar als 17-jarige werd ik op pad gestuurd om interviews af te nemen, samen met Guy Van den Broek, papa van enkele KSJ-ers, en journalist bij De (toen nog Financieel-Economische) Tijd.  Op ons interviewlijstje stond onder meer Cecile, moeder van Dirk, Rudi, Tom en Ann Smout en kookmoeder op het KSJ-kamp.  Ze verklapte het recept voor de unieke soldatenpap – voor mij de eerste primeur, voor Guy uiteraard niet.

Later ging Guy zelf mee koken.  Ik werd leider van Dries en Steven en ging dus bij hem voor lidgeld en kampgeld langs.  Maar het waren vooral de plannen voor het eeuwfeest van het Heidebloempje waarvoor Rudi Smout ons samenbracht en die leidden tot het jubileumboek in 1997 waar we met Wim Besters het auteurskwartet van vormden.  In 2005 schreef Guy ook het verhaal van de studentenvereniging Heidebrand uit, en van dat boek verzorgde ik de lay-out.  We studeerden allebei voor economist aan “Sint-Ignatius”, met enkele decennia verschil weliswaar, maar uiteindelijk waren het toch de letteren -en KSJ/KSA- die ons samenbrachten.

Voor de Tijd schreef Guy over de chemie, de farmaceutische sector, over landbouw en milieu.  Hij was één van Vlaanderens eerste milieujournalisten, en geloofde dat er geen tegenspraak hoefde te zijn tussen economie en ecologie, tussen de natuur en de agrarische sector – al zaten daarvoor wel de commerciële ambities van de Boerenbond in de weg.  Toen al.

Vóór ik hem leerde kennen zat Guy ook al in de gemeenteraad, voor de CVP.  Hij vertelde er wel eens over, over wat hij er bereikte en over de keren dat hij er tegen een muur liep, wegens te veel visie en te veel begrip voor wie een andere mening had.  De politiek liet hem niet los, en toen hij zijn journalistenpen opborg zette hij in 2012 opnieuw de stap naar de lokale politiek, nu voor N-VA/PLE.  Hij bracht in onze fractie zijn ervaring in, zijn inzicht in hoe een meerderheid (of toch de Essense variant daarvan) denkt en zijn plannen voor een ambitieuzer Essen, vooral in en rond de erfgoedsite aan Hemelrijk.

Waar hij, in het Heemhuis, ook de pen terug oppikte en hoofdredacteur werd van De Spycker, één van Vlaanderens meest succesvolle heemkundige jaarboeken.  Dat we samen op de foto staan van de auteurs van het jaarboek 2023 maakt de cirkel rond die met die Jodela begon.  Een vervolg komt er inderdaad niet meer.  Vorige week overleed Guy.  De kanker die lange tijd heel mild leek, maar die zich niet liet bestrijden, ging de voorbije weken plots heel snel.  Zijn stem verzwakte, en op onze fractievergadering vóór de gemeenteraad van april ging hij vroeger weg, wegens te moe.  Op de raad was hij er wel opnieuw bij.  Het zou zijn laatste worden.

Guy was één van de bezielers van zijn volleybalclub en zijn fietsclubs.  Hij schreef ook nog mee aan het lokale krantje van Horendonk, kookte voor zijn kinderen en kleinkinderen – en ook nog steeds op het KSA-kamp, genoot van zijn pensioen.  Iedereen zou hem nog zoveel mooie jaren hebben gegund, maar zijn familie en wij allemaal hebben hem veel te vroeg moeten loslaten.  Gelukkig resten ons mooie verhalen, herinneringen en veel teksten.

Auteursrecht

Auteursrecht

Ik mag me vandaag, Tweede Paasdag, een beetje meer auteur noemen dan gisteren.  Er verscheen nog eens een tekst van mijn hand in De Spycker, het jaarboek van de Essense Heemkundige Kring.  Bij de voorstelling van dat jaarboek gaf Thomas Dekkers aan dat het Essense jaarboek tot de top-3 in Vlaanderen behoort, rekening houdend met oplage, lay-out en diversiteit van onderwerpen en auteurs.  Met die diversiteit van auteurs valt het wel mee – er schreef één vrouw mee, en de rest behoort tot wat een beetje woke medemens als witte mannen van een zekere leeftijd zou beschouwen.  Maar de inhoudelijk gaat het van zestiende eeuwse waterlopen en dysenterie naar voetbal, socialisme, corona en de Ronde van Essen.  Dat ik het over dat laatste had, kon u natuurlijk al raden.  Het stuk in De Spycker is in essentie een beknoptere versie van de tekst die ik in de zomer schreef voor de Jubileumuitgave van de Ronde van Essen, aangevuld met wat extra informatie over de jubileumviering zelf.  Niet meteen de allermoeilijkste opgave, maar de volledige versie heeft me natuurlijk wel wat meer inspanning gekost.  Desalniettemin, had ik meer tijd, ik zou meer schrijven voor De Spycker.  Quod non, helaas.

Thomas Dekkers mocht het volledige nummer voorstellen, en daarnaast ook vertellen over drie pandemieën die onze gemeente hebben geteisterd : de pest, dysenterie en corona.  Ondanks het onderwerp werd het een erg onderhoudende vertelling, met talloze parallellen tussen de drie episodes en met als terechte besluit nihil novi sub sole.  Thomas had het ook over het belang van de heemkunde als gemeenschapsvormend en verbindend element.  Ik kon het niet laten om daar even met een politieke bril naar te kijken, en dan blijkt de Essense Heemkundige Kring wonderwel te slagen in een moeilijk opzet – de partijgrenzen overbruggen, met auteurs uit (en zelfs bijdragen over) alle politieke stromingen die onze gemeente rijk is.  Maar gelukkig is een gemeenschap veel meer dan die politiek, en is de geschiedenis van een gemeenschap die van mensen die hun brood verdienden (zoals de onfortuinlijke molenaar die ten tijde van pest bij de Abdij van Tongerlo aanklopte voor wat we vandaag het overbruggingsrecht voor zelfstandigen zouden noemen, of de sigarenmakers die zich ook wel niet zullen hebben kunnen voorstellen dat hun vakwerk ooit zo goed als in de ban zou worden geslagen) of zich inzetten voor allerlei verenigingen en sportieve activiteiten, van schaken tot -uiteraard- voetbal.

Maar terug naar de Ronde.  Ludo Kerstens scande de voorbije maanden alle Ronde-Echo’s in, en daarvan maak ik nu pdf-bestanden, zodat ze online gelezen kunnen worden.  Voor wie maar niet genoeg kan krijgen van de Ronde, of de live-verslaggeving van toen verkiest boven mijn achterafversie…

Kamp

Kamp

“Hijs de vlag voor de nieuwe dag !” Het was bijna 25 jaar geleden dat ik die woorden nog eens luidop had uitgesproken, om daarop het eensluidende antwoord “Kamp !” te krijgen.  Maar het voorbije weekend trokken we met bijna 60 oud-leid(st)ers van KSA (KSJ) Essen naar Boortmeerbeek.  Het schitterende initiatief om ter gelegenheid van de 125e verjaardag van het Heidebloempje nog eens met velen één dagje op kamp te gaan bracht ons samen voor een namiddag met pleinspelen en een avondlijk -en nachtelijk- kampvuur (in Boortmeerbeek blijken de regels daaromtrent redelijk ruimdenkend).  En voor een openings- en slotformatie, waarvoor aan mij gevraagd was om die te leiden.

Ik heb ervan genoten, en velen met mij.  Het mooiste vond ik dat we ondanks een groot generatieverschil toch een grote verbondenheid voelden.  Van mensen die dertig jaar geleden het rode sjaaltje aan de haak hingen tot enkelen die deze zomer nog gewoon mee op kamp waren geweest : we voelden allemaal dat de fakkel die we allemaal ooit hadden doorgegeven is blijven branden.  En natuurlijk veranderden de tijden, de zeden en de mensen zelf : vijftigers staan anders in het leven dan twintigers.  Maar we begrepen elkaar, herkenden patronen die dezelfde waren gebleven.  Toen in de dagen voor het kampdagje iemand naar de zangboekjes vroeg, reageerden mensen die elkaar niet kenden in de (onvermijdelijke) WhatsAppgroep met hetzelfde grapje over de knutselkast, dat buiten KSA/KSJ Essen niet kan worden begrepen.  Dat de oud-directeur van Sint-Michael, Fons Claessens, zelf ook oud-KSA’er, ons ooit een kast cadeau deed die naast een zeer handig opbergmeubel ook een onuitputtelijke bron van (flauwe) humor zou worden, hij zal het nooit vermoed hebben.  Maar het gezamenlijk referentiekader gaat natuurlijk verder dan gewoontes die zijn doorgegeven.  Ik zag ook een groep mensen bij wie achter het uniform en de vlag bepaald geen kuddegeest schuilgaat en die als het moet heel veel in vraag durven stellen.  Ook dat hebben we aan elkaar doorgegeven.

Een extraatje voor mij was ook dat we de hele groep Jonghernieuwers van het kamp van 1998 in Wezemaal terugvonden : de vijf leden en Luc en ik als leiders.  Wat we in die tussenjaren zouden doen was toen op die laatste kampdag, vooraleer Luc en ik het vuur aanstaken, niet te voorzien.  Maar dat onze KSJ-tijd de toekomst zou tekenen was dat wel.  En dat we er ooit terug zouden staan, stond wellicht ook in de sterren geschreven.  Sterren die we bezongen in het avondlied.  Niet omdat dat moet, maar omdat we ervoor kozen.

Monumentaal

Monumentaal

Vorig jaar, in augustus, liep de 49e Ronde van Essen. We hadden het er met verschillende oud-medewerkers over, en de eerste ideeën voor de 50e Ronde ontstonden. Maar eentje hield ik nog even voor mezelf… en in de marge van de gemeenteraad van september, in zaal Rex, sprak ik cultuurschepen Helmut Jaspers erover aan : in augustus zou de 50e Ronde van Essen doorgaan, en bij die gelegenheid zou een monument voor de Ronde wel gepast zijn. Helmut zei geen neen, en toen ik het een tijdje later nog eens opwierp werd er concreet werk van gemaakt. Zowel hij als jeugschepen Arno Aerden en onze werkgroep 50e Ronde wilden iets dat er kindvriendelijk zou uitzien (géén klassieke loper) en dat „meedoen is belangrijker dan winnen” zou uitstralen. Omdat er niet zo heel veel tijd was, viel de keuze op een 3D-geprint monument. Met als grote voordeel dat er ook kleine replica’s zouden kunnen worden gemaakt. En ook wel omdat ook beelden met hun tijd moeten meegaan, zoals Helmut het terecht al eens stelde. De techniek en de manier van ontwerpen maakte ook dat we als werkgroep veel inbreng hadden. Daardoor straalt de Ronde van Essen er ook echt vanaf. Gisteren werd het onthuld, en alle generaties van (oud-)medewerkers bleken er enthousiast over. Ik ben heel blij dat het gelukt is, en stiekem een beetje trots dat ik het in gang heb gezet. Veel dank aan Helmut en Arno, en ook aan Wekke Buyens, onze werkgroep en natuurlijk aan GS Technology dat het beeld uit de printer deed rollen. En ik ben ook gelukkig met de plaats : in de beeldentuin achter de Oude Pastorij, maar eigenlijk gewoon dus op ons eigen Rondeparkoers én op het mooiste speelterrein van Essen.

Het is ook leuk dat het Rondelogo op het beeld staat, want dat heb ik ooit nog ontworpen. Een heel grote carrière als graficus heb ik nooit opgebouwd, maar van de drie logo’s die ik ooit ontworpen heb zijn er alvast twee op allerlei manieren vermenigvuldigd. Dat van de Ronde tot op brooddozen en polsbandjes toe !

Daarmee zit de 50e Ronde van Essen er ook op. Zoals heel veel oud-medewerkers van verschillende generaties heb ik er enorm van genoten. Dat het weer ook on-Rondelijk goed was hielp daar natuurlijk ook bij. De redactie van ons jubileumboekje op donderdagavond maakte dat ik de deur van de Oude Pastorij ruim na één uur ‘s nachts op slot mocht draaien. In dat jubileumnummer schreef ik de geschiedenis van de Ronde uit (hier in een licht gecorrigeerde versie), en daarnaast rekende ik de Gouden Trui nog eens uit (met hier een zowaar nóg actuelere versie dan gisteren) : een heel puzzelwerk om uit te komen op dezelfde winnaars als twintig jaar geleden, maar met vlak daarachter toch genoeg „runners-up” om de komende jaren de spanning erin te houden.

De finaledag van gisteren was een mooi orgelpunt. Maar zoals ik het in mijn korte woordje bij de onthulling van het beeld heb aangegeven : de belangrijkste Ronde is altijd de volgende. Hopelijk vinden heel veel Essenaren dat ook.

La quincuagésima Vuelta a Esseñ

La quincuagésima Vuelta a Esseñ

Vandaag komt de Ronde van Spanje door Essen, al is het maar enkele meters.  De Ronde van Essen daarentegen, die is nog nooit door Spanje gekomen.  Zelfs in Nispen of Nieuwmoer is de Ronde nooit geraakt ! Daar is ook geen nood aan, er zijn in Essen zes schitterende parkoersen waar geen El Angliru of Paseo del Prado tegenop kan.  In tegendeel : stuur de Vueltarenners door de zigzag van Horendonk en het regent opgaves – om over de zakken, de rekken of de hindernissen nog maar te zwijgen.  Neen, voor echte heroïek moet je niet verder dan Essen zijn.  Al sinds 1973.

Het vraagt voor sommigen een beetje telwerk, heb ik gemerkt, maar met die start in 1973 is de Ronde dit jaar wel degelijk aan de 50e editie toe.  Die hebben we gisteren zeer feestelijk ingezet met een receptie in het gemeentehuis.  Het was ongelooflijk leuk om daar heel veel oud-gedienden van verschillende generaties te ontmoeten om samen de Ronde van Essen te vieren en anecdotes op te halen.  Frans Schrauwen vertelde de geschiedenis, Arno Aerden sprak de felicitaties van het gemeentebestuur uit, en Jasper Van Landeghem gaf een voorproefje van zijn prachtige documentaire over de Ronde, die ondertussen hier op YouTube te vinden is.  Tussenin had ik de eer om namens de (oud-)medewerkers van Ronde te spreken.  die “eer” is niet zomaar een cliché : het deed me echt wel iets om het woord te mogen nemen bij een gelegenheid die me zo na aan het hart ligt.  Ik hoop dat het gelukt is om in mijn speech (hier) iets van de essentie van de Ronde van Essen te vatten.  En anders zullen de Rondefrietjes daar wel aan hebben bijgedragen !

Overigens : de zoektocht naar de “roots” van de Ronde leidde ons in de voorbije weken niet alleen naar Itegem -waarvan we wisten dat daar de oorsprong lag, en waar de Ronde tegenwoordig “Kermisloop” heet- maar ook naar de Rondes van Wiekevorst, Hallaar en Beerzel. En vandaag ontdekte ik ook nog die van Putte.

Maar dé topronde is natuurlijk de Ronde van Essen, en die begint morgen pas écht – in Wildert, maar voor al wie Ronde en beetje kent is dat een overbodige aanvulling.  Hopelijk zit het weer een beetje mee en vinden heel veel lopers de weg naar de startlijn !

Foto : Rudi Smout
Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Van 11, 14 en 21 juli – en nog wel wat data

Een zichzelf respecterende nationale gemeenschap heeft één (of enkele) nationale feestdagen nodig.  Daarvoor moet dan een datum worden gekozen.  Dat gebeurt dan op basis van een historische aanleiding.  Maar het belang daarvan moet niet overschat worden : het belangrijkste is om de gemeenschap, de natie, te vieren.  De precieze dag is eigenlijk een kwestie van toeval, en de historische gebeurtenis mag het feest niet overschaduwen.  Het feit dat er op 14 juli 1789 in de Bastille alleen wat kleine criminelen opgesloten zaten, die daar beter zouden zijn gebleven, of zelfs de vaststelling dat de Franse Revolutie een aantal jaren later de opmaak bleek voor een onvervalste dictatuur, doet geen afbreuk aan de Franse feestvreugde op 14 juli.

De Belgische nationale feestdag is ook al een rariteit : veel bureaucratischer dan een “eedaflegging” wordt het niet.  Van een toevallige koning, die de Belgische troon boven de Griekse verkoos – anders hadden ze in Athene misschien 21 juli moeten vieren.  Hoe die datum tot stand kwam, is wellicht ook een totaal toevallige beslissing.  Ik beeld me in dat er in het Voorlopig Bewind een agendapunt “eedaflegging” was, met het voorstel voor de 19e juli.  Maar één of andere baron moest die dag al naar receptie bij een collega, dus dat kon niet.  En op 20 juli verjaarde de vrouw van een andere notabele.  Tegen de 21e had niemand bezwaar.  Welaan dan.

Nu ik het toch al over Griekenland had… Eén van de nationale dagen aldaar is 28 oktober.  Die datum is gekozen door… Benito Mussolini, die net op die dag besloot om het land binnen te vallen.  Om vervolgens een luid “όχι” te horen te krijgen, gevolgd door een flink pak slaag dat pas ophield toen zijn goede collega Adolf Hitler tussenkwam.

En Vlaanderen viert 11 juli.  Het is uiterst terecht dat Vlaanderen een nationale feestdag heeft vastgelegd.  Daarvoor moet dan een dag worden gekozen.  Dat  had bijvoorbeeld de eerste zitting van het Vlaams Parlement, of één van de formele of historische voorlopers kunnen zijn.  Maar 11 juli had in Vlaanderen een grotere traditie, en dus viel de keuze terecht daarop : er is geen reden om een andere dag te kiezen als er al één is.  De precieze aanleiding daarvoor is zo goed als elke andere : de in 1302 bij Kortrijk gewonnen slag tegen de Franse koning.  Als je dieper gaat graven, dan is dat natuurlijk niet zo’n perfecte keuze, net zoals de inname van de Bastille dat niet is.  De slag was min of meer een Pyrrusoverwinning, en aan beide kanten stonden strijders die we vandaag als Vlaming zouden omschrijven (en overigens eveneens anderen die we vandaag Walen zouden noemen) – en in het grootste deel van het Vlaanderen van vandaag, in Antwerpen, Mechelen of zeker Limburg zal de slag niet veel belangstelling hebben opgewekt.  En dat is geen enkel probleem : 11 juli is de Vlaamse feestdag, los van de realiteit van de Guldensporenslag.  Net daarom vind ik het jammer dat al te vaak veel moeite wordt gestoken in het toch maar verbinden van de wereld van vandaag met die van 1302, in navolging van vooral Hendrik Conscience.  Daarmee doen we noch de opstandelingen van destijds, noch de Vlamingen van vandaag een plezier.  Op 11 juli vieren we het Vlaanderen van vandaag – en ook wel een beetje dat van gisteren en van morgen.

In Essen werd de viering van die 11e juli een aantal jaren geleden omgedoopt tot “’t Park Zomert”.  Dat gaat dan over het Park achter de Oude Pastorij, waar niemand eigenlijk ooit als “het park” naar verwijst.  Zomeren deed het er dit jaar wel, en de keuze voor de muziek van Boudewijn De Groot als hoofdact aan de Pastorij was alleszins een voltreffer.  De Groot, en daarmee ook tekstschrijver Lennaert Nijgh,  is voor mij mogelijk één van de allergrootsten uit de Lage Landen – die tegelijk poëet en protestzanger kon zijn en die met het Land van Maas en Waal ook het alternatieve Groot-Nederlandse volkslied vertolkt.  Dat jammer genoeg niet gespeeld werd in Essen, waardoor 11 juli er helemaal zonder volkslied voorbij ging.  Dat zal de Fransen op de 14e dan weer niet overkomen.