Archief van
Categorie: Religie

Opbod

Opbod

Op de gemeenteraad gisteren besloten we dat we enkele gronden in Wildert wilden aankopen. Bij de bespreking in de openbare zitting mochten we het van voorzitter Dirk niet over de prijs hebben. Vreemd natuurlijk, maar hij had daar een goede reden voor. Later, achter gesloten deuren, mocht het trouwens wel, maar dat maakt het eigenlijk nog vreemder : de eerste die mag weten wat er met belastinggeld gebeurt, is toch de belastingbetaler ? Wel, niet in dit geval. De belastingbetaler moest hier een beetje tegen zichzelf beschermd worden. De gronden werden namelijk te koop aangeboden op Biddit, met een veilingsysteem. En het zou niet zo verstandig zijn om ons maximale bod zomaar bekend te maken. Dus legden we de prijs “in het geheim” vast. En betaalden we vandaag ook minder dan ons maximum. Goed voor… de belastingbetaler. En voor wie graag van groen geniet, want met de nieuwe stukken grond zal WilderTnis worden uitgebreid.

Toch blijft het vaak een moeilijk evenwicht, tussen transparantie garanderen, formele procedures volgen en uiteindelijk de beste koop realiseren. Bij wegenwerken kom je als openbaar bestuur al eens uit bij een aannemer die goedkoper is, maar waar je eerder minder goede ervaringen mee had. De kunst is om dat vooraf bij het vastleggen van de voorwaarden op te vangen, en toch iedereen gelijk te behandelen. Dat geldt ook breder : een maximumprijs, die je in alle transparantie openbaar vastlegt, wordt al gauw een richtprijs en concurrenten gunnen elkaar al eens beurtelings de overheidsopdracht – aan een hogere prijs dan de strikte marktprijs. Onderhandelen, afbieden, … voor een openbaar bestuur zijn de mogelijkheden altijd beperkter. En doorzichtiger, want uiteraard heeft de burger het recht om te weten wat we doen. Maar de potentiële aanbieders zijn ook burgers, en die luisteren zo ook mee…

Oplossingen die alles verzoenen zijn er jammer genoeg niet. Zomaar de deuren dicht doen en wachten tot de bestuurders het eens zijn, is in onze raadzaal goed voor één keer. In Rome behoort het tot een eeuwenoude traditie, uiteraard, in het decor van de Sixtijnse Kapel en met zwarte en witte rook als enige communicatie naar het publiek. De Heilige Geest heeft, in tegenstelling tot de wetgever, nooit zo op transparantie ingezet. Of dat ook betere keuzes oplevert, weet Hij vervolgens natuurlijk alleen zelf…

Foto : Essen in Beeld (uiteraard) – Fotograaf Machteld Verrycken
Verrezen

Verrezen

“Christus is uit de doden opgestaan” oftewel “Χριστὸς ἀνέστη ἐκ νεκρῶν” – de woorden van het troparion waarmee al pakweg 1.500 jaar het Paasfeest wordt aangekondigd weerklonken vandaag vanop het Sint-Pietersplein in Rome, bij de begrafenis van paus Franciscus. Waarna hij werd bijgezet in de Sante Maria Maggiorebasiliek, dicht bij zijn geliefde “Salus Populi Romani”-icoon – gemaakt in Kreta en ongeveer van dezelfde periode als het troparion. Paus Franciscus was een bescheiden mens die zijn taak als hoofd van de Kerk uitstekend heeft vervuld. Hij heeft de naam die hij als eerste paus koos helemaal waargemaakt, en laat heel grote schoenen achter om in te stappen. Was het allemaal volmaakt ? Neen, maar hij zeer mild voor anderen en verdient dus dat we aanvaarden dat ook in Rome tussen droom en daad af en toe tradities en bezwaren in de weg staan. Franciscus werkte alleszins hard om de katholieke en orthodoxe kerken dichter bij elkaar te brengen, en hopelijk worden die inspanningen door zijn opvolger verder gezet.

Een week eerder, op zaterdagavond, stipt om middernacht, zong ik hetzelfde troparion mee – gelukkig met velen zodat mijn zangtalent niet opviel. Dat gebeurde aan de Sint-Nicolaaskerk in Salamina, vlak bij de zee – van de patroonheilige van de zeevarenden kan moeilijk anders worden verwacht. Zoals gebruikelijk werd het evangelie op de trappen van de kerk voorgelezen, waarna stipt om twaalf uur de verrijzenis werd aangekondigd en dus het eeuwenoude troparion werd ingezet. Waarna we ons niet bij de kleine minderheid aansloten die vervolgens binnen in de kerk de rest van de Paasliturgie volgt, maar zoals de meerderheid met het licht van de Paaskaars huiswaarts trokken, om rode eieren te klutsen en iets te eten en te drinken, nu de vastentijd erop zat.

“We”, dat waren deze keer ook mijn broer en nog zes vrienden van hier. Ik speelde, met de deskundige bijstand van mijn echtgenote die vooral telefonisch nogal wat geregeld krijgt in haar thuisland, een kleine week voor reisleider op een trip die ons in Athene, Hydra, Nafplio, Mycene, Epidaurus en dus Salamina bracht. Met de voorbereidingen voor Pasen als rode draad doorheen de eerste dagen. Het weer zat mee, en het was erg leuk om te doen. De trip heeft me ook voor het eerst naar Mycene gebracht, het belangrijkste centrum van de oudste Griekstalige beschaving, waar rond 1.350 voor Christus 35.000 mensen zouden hebben gewoond – die overigens moesten oppassen voor de leeuwen die er toen nog in het wild voorkwamen, en waarvan de beeltenis het oudste Europese reliëf siert, dat in de stad te vinden is.

Daarmee heb ik natuurlijk wel de Essense Paasmarkt gemist, die weliswaar enkele eeuwen minder oud is, maar toch ook een traditie mag worden genoemd, net als de bijhorende voorstelling van De Spycker. Gelukkig kan ik die wel lezen, want mijlpalen in de geschiedenis zijn er nu eenmaal in verschillende soorten !

Zeker en vast

Zeker en vast

De kalender heeft er dit jaar voor gezorgd dat er drie religieuze vastenperiodes op drie dagen tijd beginnen. Na het begin van de islamitische ramadan begint vandaag de orthodox-christelijke vasten. Woensdag start ook de katholieke vasten. Historisch ontstond de ramadan wellicht uit de vasten, maar zelfs bij ons krijgt de islamitische variant ondertussen meer aandacht en zijn vele ook niet-islamieten wellicht meer vertrouwd met de gebruiken eromheen dan met de vasten. De reden is eenvoudig : de gemiddelde iftar trekt meer volk dan er mensen nu woensdag een askruisje gaan halen.

Naast allerlei religieuze gebruiken en tradities gaan de ramadan en de vasten ook gepaard met beperkingen op drank en voedsel. De vasten (eigenlijk „Veertigdagentijd”) dankt daar ook zijn naam aan. De ramadan blinkt op dat punt uit door zijn duidelijkheid : geen eten of drinken van zonsopgang tot zonsondergang. Omdat de periode gekoppeld is aan de maankalender leidt dat tot eenvoudiger en moeilijker ramadans in streken verder van de evenaar – tot en met fysiek onmogelijke situaties in poolbasissen, gelukkig niet de meest bevolkte plekken ter wereld. Maar verder is het vrij eenduidig : overdag mag er niets, ’s avonds eet je wat je wil. De christelijke vasten is dat wat minder, en doet meer aan de complexe joodse voedselwetten denken. In beginsel is geen vlees, zuivel of andere dierlijke producten zoals eieren toegelaten. Maar in de loop der eeuwen hebben lokale kerken zich soms genoodzaakt gezien om af te wijken, soms gewoon om uithongering te vermijden – wat eet een mens in arme koude streken tijdens de winter ? En er zijn ook dagen waarop er nog strikter gevast moet worden (het aantal maaltijden wordt beperkt), terwijl op zondag de regels dan weer losser zijn.

De orthodoxe kerk is een stuk strenger : ook vis en olie zijn verboden (er is wat discussie of dat alleen geldt voor olijfolie of voor alle olie), en de zondag is geen uitzondering – zodat er eigenlijk 48 dagen wordt gevast. Maar in een mediterraan land, met veel zeevruchten en verse groenten, hoeft dat geen ramp te zijn. Niet dat er nog veel mensen 48 dagen vasten, maar op sommige dagen houdt alleszins in Griekenland zich beduidend meer volk aan de regels dan in Vlaanderen.

Dat geldt bijvoorbeeld vandaag. De vasten begint met Kathara Deftera (Καθαρά Δευτέρα), „Propere Maandag”. Traditioneel staat taramosalata op het menu, naast allerlei bereidingen met octopus, en soep en schotels op basis van bonen. Daarbij wordt ongerezen brood geserveerd dat enkel vandaag verkrijgbaar is, lagana. Een hoogdag, uiteraard, voor de bakker die net dát brood het beste maakt, zoals onze Verloren Maandag voor die met het beste worstenbrood, of de sinterklaasperiode met die met de beste speculaas (beide titels behoren voor mij eeuwig toe aan voormalig bakker Arnold). Daarnaast worden vandaag vliegers opgelaten. Van askruisjes is er in de orthodoxe traditie dan weer geen sprake.

Dat de twee „grote” christelijke vastenperiodes (er zijn nog wat afwijkingen en andere tradities) samenvallen komt natuurlijk omdat dit jaar ook de paasdatums dezelfde zijn. Overigens wordt gewerkt aan één gezamenlijke paasdatum, die dan het meest concrete gevolg zou zijn dan de onmiskenbare toenadering tussen de katholieke en orthodoxe kerken van de voorbije decennia (waaraan Moskou niet helemaal meedoet, het weze gezegd). De kans dat dat historische compromis uitkomt bij iets eenvoudig en voorspelbaar als „de tweede zondag in april” lijkt me dan weer niet zo groot, eerder wordt het een nieuwe variant waarbij de volle maan en de lente-equinox een rol spelen. De heilige geest blijkt niet altijd een praktische geest. Het is ook die spanning tussen heilig en praktisch die in de loop der eeuwen de vasten heeft beïnvloed – zo werden in Ierland al eens brandganzen als zeevruchten geserveerd. En in Wales bevers als vis, dan kon ik ook niet onvermeld laten.

Maar of u nu vast of nit… Ramadan mubarak ! Καλή Σαρακοστή ! En een mooie Veertigdagentijd !

Thue recht und scheve niemand

Thue recht und scheve niemand

Ik ben in Gdańsk, voor een conferentie georganiseerd door het Poolse EU-Voorzitterschap. Op een historische locatie : het “European Solidarity Centre” is gebouwd op de terreinen van de voormalige Leninscheepswerf.

Hier is het begonnen. Onder leiding van Lech Walesa startte hier de staking die uiteindelijk de val van het communisme in Polen en bij uitbreiding in heel Oost-Europa zou veroorzaken. Met de eis voor een vrije vakbond en voor het recht op staking. In het Centre is een mooi museum ingericht over die strijd, over Solidarność, de stakingen, de staat van beleg en hoe uiteindelijk de Communistische Partij van Jaruzelski het pleit verloor. En ook over de onvergetelijke rol van paus Johannes-Paulus II, het politieke genie van die man, zijn redenaarstalent en zijn overzettelijkheid. Bij velen is hij in de herinnering gebleven als de oude, mompelende, oerconservatieve man die het misbruik in zijn kerk niet erkende. Allemaal waar, maar er was ook de visionaire leider die het geloof gebruikte om de dictatuur in zijn land omver te werpen.

Hier rondlopen bleek me meer te ontroeren dan ik had gedacht. Je voelt de hoop en de wanhoop van de arbeiders die hier niet zomaar opkwamen voor wat betere arbeidsvoorwaarden of (godbetert) tegen vervroegd pensioen op 55 – maar staakten voor vrijheid en democratie. Het is onmogelijk om er geen lessen in te zien voor vandaag, onmogelijk om niet te denken aan nieuwe dictaturen en nieuwe Sovjets die proberen hun buurlanden te onderwerpen. Niet alleen de democratie won hier de strijd, maar ook het verenigde Europa. Zonder Solidarność eindigde de EU aan het IJzeren Gordijn. Wat hier werd gerealiseerd mogen we nooit opgeven. Want deze stad zag ook de keerzijde : de eerste schoten van de Tweede Wereldoorlog werden ook hier gelost – in wat toen de Vrijstaat Dantzig was. Hier beseffen ze het alleszins : de Russische beer is vlakbij en we horen zijn gegrom, en Kyiv is van ons allemaal.

Overigens is Gdańsk een bijzonder mooie stad, met een combinatie van Nederlandse en Noordduitse stijlelementen – die ze dankt aan haar status als voormalige Hanzestad. Ze doet aan Amsterdam denken, een beetje aan Gent ook, met af en toe een glimp van de Oostenrijkse flair van Krakau. Een prachtige bestemming voor een citytrip – maar misschien toch in een iets warmere periode van het jaar.

In memoriam Leo van Gink

In memoriam Leo van Gink

Vandaag namen we afscheid van Leo van Gink. Ik leerde Leo kennen toen ik leider, later bondsleider was van KSJ Heidelbloempje Essen (voordien, en nu opnieuw KSA). Leo was toen voorzitter van de Kernraad van Jeugdheem Deken Verbist, die namens de vzw Dekenale Werken het Jeugdheem -ook onze thuis- beheerde. Ik wist natuurlijk dat Leo één van mijn voorgangers was in de rol die ik toen had, en bij het schrijven van het boek over 100 jaar Heidebloempje besefte ik hoe belangrijk hij was geweest – hij had het roer in handen tijdens een moeilijke periode. Verder wist ik ook dat de start van de “Kern” niet zonder moeilijkheden met KSA/KSJ was verlopen. Die tijden lagen wel achter ons, maar ze hadden toch sporen nagelaten. Leo was een KSA-er : werker, doorzetter, met een groot hart en met het gelijk aan zijn kant. Maar wegens dezelfde achtergrond had ik dat gelijk ook aan mijn kant – en soms was het niet hetzelfde gelijk. Ik was nog onervaren, maar met de hand op mijn hart : Leo was de meest onverzettelijke waarmee ik in mijn leven ooit heb onderhandeld. Toch heb ik er geen seconde aan getwijfeld dat hij het goed voorhad met zijn Jeugdheem, zijn KSJ – zijn mensen.

Later werd Leo diaken, en hij richtte ’t Schakeltje op. Hij verkondigde Gods Woord, maar leefde het vooral voor : “Wat je aan de geringsten van de mijnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan” (Matteüs 25,40 – Ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ἐφ’ ὅσον ἐποιήσατε ἑνὶ τούτων τῶν ἀδελφῶν μου τῶν ἐλαχίστων, ἐμοὶ ἐποιήσατε). Hij deed dat met humor en begrip voor mensen. Leo paste -zij het als diaken- in de traditie van de onderpastoors die onze gemeenschap zo lang hebben mee gesmeed – wellicht de laatste in die rol in onze gemeente. Hij verlegde stenen in een rivier op aarde – maar de loop van de rivier boeide hem veel minder dan het geluk van de kleine visjes die erin mogen zwemmen. De kleur of grootte van de vis was daarbij nooit een punt. Leo was er voor iedereen.

Zijn vriend Jos Daems ging voor in de afscheidsviering. Jos verwees naar Palmzondag. Die dag had voor hen beiden natuurlijk een religieuze betekenis. Maar ik herinner me ook hún eerste Palmzondag. Jos was net een stage begonnen in de parochie, in het kader van zijn priesteropleiding. Samen met Leo kwamen ze na de mis naar het Jeugdheem, waar het jaarlijkse KSJ-weekend doorging. Ik heb hen ontvangen en weet zeker dat ik de eerste was die heb gevraagd wat ze wilden drinken, waarop Jos antwoordde dat het Palmzondag was, en dat er dus Palm moest worden gedronken. Het was nog vroeg en het zijn er die dag meer dan één geworden. Daarna zijn er nog veel Palmzondagen gevolgd. Jos sprak in de kerk de hoop uit dat ze er nog samen zouden vieren, ergens in het hiernamaals. Als er een hemel bestaat, dan staat Leo’s glas daar al koud.

Het Heidebloempje verloor één van zijn grootste zonen – een Hollander die bij de scouts was geweest, om maar te zeggen dat het niet in de sterren stond geschreven – maar ook een vader, grootvader en goede herder. En we zijn niet alleen, heel onze gemeenschap verliest een vriend. Bedankt, Leo.

Foto : Kamp Koersel 1972 : de Jongknapen met Leo van Gink en Guy Damen (Archief Heidebloempje / Essen in Beeld)
Madrid-Toledo

Madrid-Toledo

Ik ben niet zo vaak in Spanje geweest.  Wel in Madrid, maar verder alleen in Oviedo en Barcelona – allebei voor een professionele opdracht, al heb ik in die laatste stad nog enkele uren kunnen rondwandelen.  Ook Madrid was altijd voor mijn werk, maar daar heb ik er een paar keer één of twee extra vrije dagen aan gekoppeld.   Een mooie en interessante stad, maar toch was ik een beetje teleurgesteld toen mijn werkgever me toch weer naar de Spaanse hoofdstad stuurde.

Tot ik op het idee kwam om uit te zoeken waar je van daaruit op relatief korte termijn kan geraken om er zo Allerheiligen door te brengen.  En zo viel de keuze al gauw op Toledo.  De stad van Bahamontes, voor de wat oudere wielerliefhebber (hij heeft er een standbeeld).  En de stad van Domenikos Theotokopoulos – El Greco, de Kretenzer die van klassieke Byzantijnse iconen over indrukwekkende monumentale werken in de kerken van Toledo evolueerde naar schilderijen die Picasso drie eeuwen later zouden inspireren.  Uiteraard is mijn waardering voor zijn werk gelinkt aan zijn Griekse herkomst, maar ook los daarvan is zijn kunst zeer bijzonder.  Ik ben niet snel echt ontroerd door een schilderij.  Een aantal werken van Monet, Guernica (in Madrid !) van Picasso, veel langer is het lijstje niet.  Maar toen ik de sacristie van de (zeer impressionante) kathedraal van Toledo binnenwandelde, werd mijn adem echt even afgesneden.  El Expolio (dat de episode verbeeldt waarbij Christus op Golgotha van zijn kleding wordt beroofd), met een in het typische rood van El Greco geklede Christus, trekt onmiddellijk alle aandacht naar zich toe.  Van de andere schilderijen in de zaal worden alleen die van El Greco zelf (waaronder één van zijn series met de twaalf apostelen) en één van Goya er niet door weggeblazen.

Ook elders in de stad zijn veel van zijn werken te vinden, met de Begrafenis van de Graaf van Orgaz in een kleine kerk als ander topstuk.  Er is ook een aan hem gewijd museum, dat (naast een andere serie twaalf apostelen) vooral interessant is als historische getuige van hoe het concept „museum” groeide.  Het bevat een huis dat niet het huis van wel Greco is, maar het wel had kunnen zijn…  En ook in andere musea en kerken in de stad hangen er werken van de Griek – zijn bijnaam is trouwens gebaseerd op het Italiaans en niet het Spaans voor „de Griek” – hij kreeg die tijdens zijn periode in Venetië.  Alleszins zal in beide landen „Δομήνικος Θεοτοκόπουλος” als wat moeilijk te onthouden zijn beschouwd.

Overigens hangen er in Toledo, zoals het in Spanje betaamt, ook heel wat Vlaamse meesters – telkens zonder uitzondering van hogere kwaliteit dan de Spaanse tijdgenoten.  En naast de zowel van buiten als binnenin imposante kathedraal heeft de stad ook verder een rijk architecturaal en religieus erfgoed, met naast christelijke ook islamitische en veel joodse elementen, waaronder enkele synagogen.  Waaruit de joden na de Reconquista werden verjaagd (en die dus tot kerken werden omgebouwd), om zo in het Ottomaanse Rijk en met name in „Salonica” te belanden.  Of hoe alle wegen… En hoe het Griekse ministerie van Cultuur een kans mist om in Toledo een Grieks Instituut op te zetten dat het dubbele verhaal vertelt van de schilder uit Heraklion en zijn Byzantijnse achtergrond en de Sefardische joden en hun taal (het van het Spaans afgeleide Ladino) die gedurende eeuwen de voertaal was van Thessaloniki.

Met de hogesnelheidstrein ligt Toledo een half uur sporen van Madrid.  Boek het ticket wel vooraf en niet zoals ik op de dag zelf, want dat kostte mij twee uur extra wachttijd.

Geestig

Geestig

In de gemeenteraad werd tijdens een discussie over de bevlagging van de openbare gebouwen zowaar “de geest van de gouverneur” ingeroepen.  Zelfs in deze Halloweentijden is het laatste waar ik Cathy Berx van verdenk nochtans dat ze in Essen zou rondspoken, ook niet om zoals destijds de regeringscommissaris in Voeren de Leeuwenvlag -getongd en geklauwd van keel- te komen ophangen.

Neen, als er één geest de voorbije gemeenteraad een rol te spelen had, dan is het wel de Heilige Geest zelve, voortgekomen uit de Vader en afhankelijk van waar je tegenover het schisma van 1059 staat ook uit de Zoon, maar die alleszins tezamen met de Vader en de Zoon wordt aanbeden en verheerlijkt.  En die geacht wordt bij belangrijke beslissingen, zeker wanneer die de Heilige Kerk betreffen, voor de nodige inspiratie te zorgen.  De beslissing waar de gemeenteraad voor stond was de keuze van een A-Kerk.  Een A-Kerk is een kerk die ook op langere termijn quasi-exclusief voor de eredienst behouden moet blijven.  Alle andere kerken worden B-Kerken, waarvoor een neven- of herbestemming zal worden gezocht.  Dat kan verregaand zijn : Arno Aerden (Vooruit) haalde het voorbeeld aan van een kerk waarin een woonproject werd opgezet, en dat is vanzelfsprekend vrij onomkeerbaar.

Voor die A-Kerk tekenden zich twee opties af : ofwel de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Geboorte in de Nieuwstraat, of de kerk van Sint-Antonius van Padua in de Kerkstraat.  De eerste is de keuze van het Kerkbestuur, gevalideerd door de bisschop, en van de burgemeester.  Vanuit N-VA/PLE pleitte ik voor de tweede optie.  Zowel de burgemeester als ik begonnen de discussie met een leugenachtig retorisch trucje dat door de Heilige Geest ongetwijfeld niet kan worden gewaardeerd : we stelden dat er “geen argumenten” waren voor de andere keuze.  Maar zo dom zijn we niet, we wisten allebei dat die er wel waren.  Waarna de discussie zich toespitste op de argumenten pro de “grote kerk” in de Nieuwstraat, die de burgemeester verdedigde en die ik heb trachten te weerleggen.  Ingaan op de argumenten pro de kerk van Statie deed hij niet, of hij beperkte zich alleszins tot de vergelijking van de omvang.

Dat is ook het enige argument dat enigszins hout snijdt : voor grote plechtigheden is de kerk in de Nieuwstraat, puur op basis van capaciteit, geschikter.  De vraag is echter hoe relevant dat is.  Tijdens mijn studies (bij de jezuïeten, het weze vermeld) leerde ik dat je niet moet kijken naar de “stated preference” (wat mensen zeggen) maar naar de “revealed preference” (wat mensen doen).  En daaruit blijkt dat de keuze voor een kerk ook vandaag niet op basis van capaciteit gebeurt : er vinden begrafenissen plaats in kerken waarvan men vooraf weet dat ze te klein zullen zijn, ook als er een grotere optie op kleine afstand is. En hoe de begrafenispraktijk zal evolueren weten we niet, maar mij zou het alleszins niet verbazen als ook gelovigen in de toekomst voor een ruimere “burgerlijke” plechtigheid kiezen, gevolgd door een wat korter en intiemer religieus afscheid.  Alleszins lijkt een gebouw afstemmen of de maximaal nodige capaciteit me niet zo verstandig.

Het enige andere argument dat ik gehoord heb was formeel : de keuze voor een A-Kerk werd nu eenmaal gemaakt door de kerkelijke instanties, en de gemeenteraad mag daar alleen “ja” of “neen” tegen zeggen – en neen is geen wenselijk antwoord want leidt tot een ingewikkelde procedure.  Een quasi-verwijzing naar de Heilige Geest dus, waar ze zelfs bij Vooruit niet geheel ongevoelig voor bleken.  Dus ga ik mij aan lichte blasfemie wagen : ik denk dat de Heilige Geest zich vergist, en tegen haar/zijn eigen belang ingaat.  Op langere termijn zal de kerk in de Nieuwstraat geen draagvlak meer hebben als louter kerkgebouw.  Daarvoor ligt ze te veel pal in het centrum, is ze te groot, te massief en te duur, en is de plaats veel te aanlokkelijk om er iets anders mee te doen.  Wie wil dat er ook in de komende decennia nog een functionerend Godshuis is in Essen-Centrum, zet daarom beter in op de kerk van Sint-Antonius.  Maar de Heilige Geest, en daarmee ook de stemming in de gemeenteraad, besliste er anders over.  Als de stemming geheim zou zijn geweest weet ik het zo nog niet.  Dan zie ik minstens vijf mensen in de meerderheid een andere keuze maken – tenzij hun vrees voor de burgemeester of partijvoorzitter dan toch kleiner is dan die voor de Heilige Geest, natuurlijk.

Maar het mocht dus niet zijn.  Het is dat Antonius een heilige is, anders zou hij wellicht eens flink gevloekt hebben vanuit zijn mooie, goed gelegen, gezellige, stemmige kerk aan het naar hem genoemde plein.  Het enige dat hem nu rest is in beroep gaan.  Bij de Heilige Geest.  Of bij Cathy Berx.  Amen.

Thessaloniki

Thessaloniki

Ὡς οὐδείς ἂπολις, μέχρις ἂν ἡ τῶν Θεσσαλονικέων ᾖ πόλις – Niemand zal zonder vaderland zijn zolang Thessaloniki bestaat.  Een 14e eeuwse versregel die op de kruispunt rol van de stad waar ik eindelijk ben geraakt wijst.  De op één na grootste en belangrijkste Griekse stad, die voordien zo lang de op één na grootste en belangrijkste stad van het Romeinse (Byzantijnse) Rijk was, na Constantinopel.  Een stad die na de stichting ervan altijd belangrijk is gebleven en een centrale rol speelde in het Romeinse Rijk.  De stad waar de oudste delen van het Nieuwe Testament naar verwijzen (de twee brieven van Paulus aan de christenen van Thessaloniki) met een zeer rijk Byzantijns-christelijk erfgoed, met een aantal zeer oude en indrukwekkende kerken.  De stad die na de val van Constantinopel een metropool van het Ottomaanse Rijk werd.  Die tijdens die moslimheerschappij de joden opving die door de christelijke Reconquista uit Spanje werden verjaagd en bij de Sultan een vaderland vonden.  Waardoor Thessaloniki op een bepaald moment de meest joodse stad ter wereld was, met bijna de helft joodse inwoners, waar daardoor de meest gesproken taal Ladino was, de joodse variant van het Spaans.  De opeenvolgende oorlogen van de 20e eeuw beslisten over het lot van de stad -die op het nippertje in Griekse en niet in Bulgaarse handen viel- en onvermijdelijk ook over het lot van de joden.  De geboorteplaats, tenslotte, van Kemal Ataturk, de stichter van het moderne Turkije – die wellicht ook daarom af en toe door Turkije geclaimd wordt.

Vandaag is het een Griekse metropool aan de zee, hoofdstad van Macedonië, meer op mensenmaat van Athene, en die ook iets van het kruispunt van culturen dat de Balkan is bewaard heeft.  Een havenstad met een trotse Witte Toren als merkpunt.  Een beetje een Antwerpen aan de Middellandse Zee, compleet met een hoorbaar accent in de spreektaal.

Ze stond al erg lang op mijn verlanglijstje, en ik ben er dus eindelijk eens geraakt.  In de zomer, hoewel wellicht een citytrip in de lente of de herfst meer een aanrader is.  Het was er warm, maar dat was het ongeveer overal in Europa.  En musea hebben airconditioning.  Ik bezocht met name het Byzantijns Museum, waar een vriendin van mijn vrouw werkt, en was behoorlijk onder de indruk : het bevindt zich in een erg mooi gebouw en geeft de geschiedenis van de stad weer vanaf de vroeg-christelijke periode tot de val van het Romeinse (Byzantijnse) Rijk in de 15e eeuw, en vervolgens het verhaal van het christendom in de Ottomaanse periode.  Het vlakbij gelegen Archeologisch Museum vult mooi aan, met de meer Hellenistische en Romeinse geschiedenis van de stad.  Jammer genoeg bleek het joods museum niet alleen op zaterdag (dat had ik moeten weten) maar uitzonderlijk ook op zondag gesloten.  Dan heb ik maar een extra wandeling gemaakt en een terrasje aan de waterkant gedaan…

Van Thessaloniki nam ik de trein naar Athene.  Een goede keuze, wat al is het Griekse spoorwegnet behoorlijk onderontwikkeld, deze lijn brengt je relatief snel en comfortabel naar de andere kant van het land.

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

“Mijn Rijk is niet van deze wereld”

(Ἡ βασιλεία ἡ ἐμὴ οὐκ ἔστιν ἐκ τοῦ κόσμου τούτου – Johannes 18,36)

Ik ben naar de kleuterschool geweest bij de zusters van Mariaberg – waar er toen ook effectief nog zusters waren. Daarna heb ik negen jaar op de „Broederschool” doorgebracht. De laatste broeders verlieten die weliswaar na mijn eerste studiejaar, maar in de middelbare school was de directeur een priester. De laatste drie jaar van het secundair onderwijs ging ik naar het Klein Seminarie, waar toen ook nog redelijk wat priesters lesgaven – aan mij met name wiskunde ! Mijn universitaire studies heb ik aan UFSIA, bij de jezuïeten dus, doorgebracht – en ook daarvan liepen er aan de Prinsstraat op dat moment nog steeds enkele reële exemplaren rond. Ik ben een onmiskenbaar product van het katholiek onderwijs, en zoals ik al eens heb geschreven heb ik daar geen blijvende trauma’s aan overgehouden. Daarnaast ben ik ook gedoopt, heb ik mijn eerste en plechtige communie gedaan en ben ik uiteindelijk ook voor de kerk getrouwd. Weliswaar voor de orthodoxe kerk, maar netjes met de formele toestemming van de (katholieke) Antwerpse bisschop. Je kan er ook nog heel wat jaren in een jeugdbeweging met een „K” aan toevoegen. Hoewel ik het lastig zou vinden om mezelf als “gelovig” te omschrijven, ben ik onmiskenbaar minstens cultureel een katholiek, en zo benoem ik mezelf ook.

Daarnaast kan ik uiteraard niet ontkennen dat ik ook een band heb met de Grieks-orthodoxe Kerk (voor wie de kerkelijke actualiteit niet volgt : die is al enkele jaren overigens niet meer echt „in communie” met de Russisch-orthodoxe Kerk, al wordt de schijn af en toe opgehouden). Ik waardeer ook de vanzelfsprekendheid van die kerk in de Griekse samenleving, die naar mijn aanvoelen ook door niet-gelovigen als onderdeel van de eigen cultuur wordt aanzien en die in de praktijk (zij het niet altijd in de retoriek) die plaats ook gemakkelijker aanvaardt. Dat heeft ook te maken met gehuwde priesters (waarvan er dus ook minder tekort zijn). En met kleinere kerkgebouwen.

Een lange inleiding omdat ik het over die kerkgebouwen wil hebben, met name die in Essen. In de gemeenteraad bespraken we het Kerkenbeleidsplan. De kerken zijn voor mij openbare gebouwen, gezet met gemeenschapsgeld en eigendom van de gemeenschap, de „oikoumene”. Dat geldt wat mij betreft eigenlijk ook voor alle „private” eigendommen van de Kerk (in welke juridische vorm die zich ook manifesteert) : scholen, jeugdlokalen, gildenhuizen…. Ze zijn allemaal gebouwd met gemeenschapsgeld, vaak in een tijd dat parochie en lokale gemeenschap quasi-synoniemen waren. Ze zijn -misschien niet juridisch, maar wel rechtmatig- van de hele gemeenschap. Die uiteraard niet de engagementen kan negeren die de Kerk met die gebouwen is aangegaan : onderwijs, zorg, ontspanning…. Dat betekent dat, als het moet, de gemeenschap (in casu vaak de gemeente) die engagementen moet overnemen, bijvoorbeeld als er een nieuw jeugdlokaal moet worden gebouwd. Maar het betekent ook dat diezelfde gemeenschap er geen tweede keer voor moet betalen, en dat gebeurt nu al te vaak. De gemeente die een gebouw of grond van de Kerk koopt is voor mij in de meeste gevallen een contradictio in terminis (een vleugje Latijn leek me hier wel gepast).

Natuurlijk is de gemeenschap ook een engagement aangegaan tegenover de kerkelijken, en moeten er ook gebouwen voor de eredienst zijn. Daar zijn er objectief minder van nodig dan vroeger, wegens minder kerkbezoekers. Maar dorpen -parochies- zijn vaak aan hun eigen kerk gehecht geraakt. Het zijn grote, beeldbepalende, dikwijls ook gewoon mooie gebouwen. Afbreken is zelden een logische optie. Bovendien maakt de geschiedenis dat de begraafplaatsen aansluiten bij het kerkgebouw, wat uiteraard ook respect vereist. De discussie is niet gemakkelijk. Daarom moet in elke gemeente een kerkenbeleidsplan worden opgesteld. Ook in Essen. En daarover hadden we het dus in de raad. In het plan zoals dat voorligt wordt de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de Nieuwstraat als „A-kerk” bestempeld, die voor de eredienst behouden moet blijven. De andere kerken zijn B-kerken, waarvoor een nevenbestemming kan worden gezocht. Die keuzes lijken me toch wat meer discussie waard, ook in de gemeenteraad, en daarom heb ik gisteren gevraagd om een wat uitgebreidere bespreking in een commissie. Ik zou met name willen weten waarom precies de OLV-Kerk die A-kerkstatus moet krijgen, en niet de Sint-Antoniuskerk. Daar moeten wellicht religieuze argumenten voor zijn, maar die zie ik niet, en ik wil ze dus graag leren. Ruimtelijk en architecturaal zou ik eerder voor de Sint-Antoniuskerk kiezen. En ik vind dat die argumenten vanuit de gemeenschap moeten worden afgewogen tegenover de eventuele argumenten vanuit kerkelijk perspectief. Daarnaast wil ik meer weten over het proces waarbij die B-kerken gaan worden ingevuld, want grote en dure openbare gebouwen moeten optimaal worden gebruikt. Met respect voor hun (uitdovende) religieuze functie, maar wel met oog voor de realiteit.

Het katholicisme is een belangrijk deel van de Vlaamse geschiedenis, zoals het voor mij een belangrijk deel van mijn persoonlijkheid is. Een stuk geschiedenis dat in ere moet worden gehouden. Maar dat kan niet betekenen dat elke steen die ooit in de naam des Heren op een andere gezet werd ook voor eeuwig aan de Aardse vertegenwoordigers van de Heer toebehoort.  De beslissingen daarover komen de hele gemeenschap toe.

Help, de dokter verzuipt !

Help, de dokter verzuipt !

“Is er een dokter in de zaal ?”. Letterlijk was dat op de gemeenteraad eergisteren alvast niet het geval. Er was geen dokter, want het is alweer vele jaren geleden dat er nog eens een medicus raadslid was (dr. Sonia Schellens zetelde een tijdje voor CD&V). En er was ook geen zaal, want wegens Covid-omikron zou dat medisch (!) niet verantwoord zijn geweest. Desalniettemin stond de huisdokter wel degelijk hoog op de agenda van de gemeenteraad. Of toch de afwezigheid van die huisdokter…

Essen kampt immers met een huisartsentekort. Eigenlijk kampt heel Vlaanderen met een dergelijk tekort, maar bij ons werd het plots erg acuut wegens vertrek en pensionering van enkele huisartsen. De volledige analyse van de oorzaken van dat tekort kan ik niet maken, maar de veranderde relatieve maatschappelijke positie van meneer doktoor speelt zeker een rol. Het belangrijkste aspect is niet dat de job zoveel zwaarder is geworden, al zal er wel iets veranderd zijn : patiënten die veeleisender en mondiger geworden zijn (met hulp van dokter Google), de samenleving is diverser geworden… Zeker nu in Covidtijden „verzuipt” de dokter ongetwijfeld in het werk, maar de vraag is of dat pakweg 30 jaar geleden zoveel anders was. Anderzijds is de medische wetenschap wel gevorderd en helpt de technologie ook de arts zelf.  Ook de verloning is niet echt achteruitgegaan, natuurlijk. Maar in vergelijking met veel andere beroepen was de vooruitgang beperkter, en dat vermindert ongetwijfeld de bereidheid om altijd beschikbaar te zijn en zeer hard te werken voor wat anderen in minder zware beroepen ook kunnen verdienen. Daarmee samenhangend speelt ook de vervrouwelijking van het artsenberoep een rol – een complexe rol van oorzaken, gevolgen en correlatie zonder causaliteit.

De gelijkenis met onderwijzers en leerkrachten is daarbij opvallend. Ook de meester moest wat prestige inleveren en kreeg te maken met „lastiger klanten”, maar de verandering is toch ook vooral relatief. Was het onderwijs vroeger een uitweg voor wie uit een dorp kwam en studerend hogerop wilde raken, die rol is al enkele decennia uitgespeeld.  Zodat de intellectueel die vroeger voor de klas zou hebben gestaan nu ergens als onderzoeker werkt, bijvoorbeeld.

Maar huisarts of onderwijzer worden, is dat dan geen roeping ? Dat brengt me bij mijn derde beroep in dezelfde categorie. Pastoor is ook al een knelpuntberoep geworden. Voor minstens een deel om soortgelijke redenen.  En als de katholieke kerk niet zo koppig zou zijn, zou het beroep ook al lang veel meer vrouwen dan mannen hebben aangetrokken. Natuurlijk zijn veel beroepen ook een beetje een roeping, maar zelfs in de bijbel ontkiemt het zaad niet dat op de rotsen valt. De medische roepingen worden eerder arts-specialist, en de Heer lijkt er zich mee te hebben verzoend dat wie destijds zijn priesterkorps versterkte nu eerder maatschappelijk werker of manager zal willen worden. In elk geval dringt Hij niet sterk aan…

De geneeskunde heeft met de kerk gemeen dat de organisatie ervan zich moeilijk aan de nieuwe realiteit aanpast. Het onderwijs lijkt wat flexibeler, met alle voor- en nadelen van dien. Wellicht kan de rol van de huisarts wat worden ingeperkt, zowel administratief als (para-)medisch. Waarmee ik niet pleit voor een al te eenvoudige directe toegang tot specialisten, want dat leidt dan weer tot medische overconsumptie. Maar de arbeidsvoorwaarden moeten ook anders kunnen. Er lijkt mij meer ruimte voor huisartsen die in een vorm van loondienst werken, van 9 tot 5 (en af en toe met een wachtdienst), en die verbonden zijn aan een grotere praktijk waar alle patiënten gedeeld worden. Specialisten in ziekenhuizen kunnen misschien ook een dag per week of zo in een dergelijk systeem worden ingeschakeld. Het staat het me wel voor dat het denkproces over noodzakelijke aanpassingen eerder traag op gang komt, want deze evolutie ziet iedereen toch al wel enige jaren aankomen – het lijkt me allemaal nogal kortzichtig, al geef ik toe dat ongetwijfeld toch iets sneller gaat of zal gaan dan in het Vaticaan. Maar wellicht zie ik niet wat er gebeurt en ook niet helemaal wat er moet en kan gebeuren, en ontbreekt het mij aan voldoende kennis van zaken hierover…

Die kennis van zaken heb ik ook niet echt nodig, want de organisatie van de geneeskunde is geen gemeentelijke bevoegdheid. Mee een oplossing zoeken voor het plaatselijke huisartsentekort is dat wel. In de verkiezingscampagne van 2018 hebben wij alvast heel hard gepleit voor een huisartsenwachtpost in Essen. Jammer genoeg hebben CD&V en Vooruit bij het uitdenken en opzetten van het Zorgpunt dat de Polykliniek gaat vervangen daar onvoldoende prioriteit aan gegeven. Toegegeven, het was niet bij voorbaat zeker of het wel zou gelukt zijn, want er zou veel samenwerking en overleg noodzakelijk zijn geweest. Maar het zou voor Essen wel belangrijker zijn geweest dan het voorzien van sommige medische specialiteiten in het Zorgpunt. Wat hebben we er tenslotte aan dat we in Essen naar de cardioloog kunnen als we naar Brasschaat moeten voor de huisarts ?