Archief van
Categorie: Essen algemeen

In die dagen…

In die dagen…

25 jaar geleden vierden we 100 jaar Heidebloempje. In 1897 werd in Nieuwmoer, waar nu café Den Engel is, de Studentenbond „Heidebloempje” gesticht, en die groeide uit tot KSA, daarna KSJ en nu opnieuw KSA Heidebloempje Essen. In 1997 schreef ik mee die geschiedenis uit en zette mee de viering op. Het was één van de hoogtepunten van een jeugdbewegingsleven dat begon in de houten barak achter de Oude Pastorij in 1978, en eindigde in een vergadering van een „Groep van Wijzen” in de Vooruitgangstraat in Brussel in 2009. De meest intense periode was ongetwijfeld die in de leiding van KSJ Heidebloempje Essen van 1990 tot 1998. KSJ bepaalde het ritme van mijn leven, van mijn studies, van wie ik wel en niet was. Dat zorgde uiteraard voor veel mooie herinneringen, vrienden en lessen voor het leven. Het lied dat het meest die herinneringen oproept is het (voor het overige nogal clichématige, maar het zij zo) nummer van Brian Adams, Summer of 69. Vooral de zomers duurden eindeloos, met elke dag wel een dosis KSJ.

Gisteren vierde KSA Essen (want het werk van die „Raad van Wijzen” leidde tot een traject dat uiteindelijk de naamkwestie van onze jeugdbeweging beslechtte in het voordeel van „KSA”) dus 125 jaar Heidebloempje. Met een stuk minder „pump and circumstance” dan we dat in 1997 deden, maar elke generatie is anders. Het was in elk geval leuk om de beweging nog eens in actie te zien, in de zon te zitten die als ze schijnt op het Jeugdheem altijd harder schijnt dan elders, met een biertje en een bord pasta. En om in lokalen rond te lopen die we 25 jaar geleden beter hadden moeten achterlaten (sorry voor de vloer die onmogelijk schoon te maken is) en die nu echt wel aan vernieuwing toe zijn. En om het „Heidebloempje” te zingen, waarvan het ritme klaarblijkelijk in 25 jaar tijd enigszins versneld werd – we hadden als oud-leiding allemaal moeite om te volgen.

Maar het groeit en gedijt alleszins nog steeds in het magere zand, dat Heidebloempje. Niet zoveel verschillend van 25 jaar geleden. En eigenlijk ook niet van 25 jaar daarvoor. Als ik nu op de geschiedenis van de beweging terug bekijk, dan komen de breuklijnen in 1945 en in 1968 – wat niet wegneemt dat sommige lijnen ook gewoon doorgetrokken kunnen worden. We gaven ons boek over 100 jaar Heidebloempje in 1997 de ondertitel „Een Spiegel van Vlaanderen”, en zeker die twee data weerspiegelen inderdaad de Vlaamse geschiedenis. Voor, tussen en na die data was de verandering veel geleidelijker en soms misschien nauwelijks op te merken. Zoals het zangtempo dat versnelde. Maar in 1945 veranderde de studentenbond onmiskenbaar in een jeugdbeweging, en in 1968 veranderde een elitaire studentikoze jeugdbeweging in één voor iedereen (met het gemengd worden 13 jaar later als gevolg). Zoals ik die dus altijd heb gekend.

En zo was gisteren dus een dag voor een dosis nostalgie. Those were the best days of my life.

My home is my castle

My home is my castle

Een kasteel ! In Essen ! Er werd al lang over gespeculeerd. De naam „Kasteelbeemd” bevatte een aanwijzing. Maar dat volstaat natuurlijk niet : in de Postbaan zal nooit een postkantoor worden opgegraven. Hoogstens een oude brievenbus. Het bleef dus bij die aanwijzing in oude geschriften. Tot Thomas Dekkers besloot om archeoloog te worden. Enkele maanden geleden vroeg hij me on het proefschrift waarmee hij die titel van master in de archeologie behaalde op de website van de Heemkundige Kring te zetten. Waarna ik tien minuten heb besteed aan het online zetten. En een uur of twee aan het lezen van de thesis, al heb ik daarbij de meest technische stukken wel overgeslagen : archeologie gaat natuurlijk ook over grondsoorten en allerlei C14-laboratoriumonderzoeken, en die zijn niet zo aan mij besteed. Na die lectuur was ik er evenwel van overtuigd dat er wel degelijk een (vorm van) kasteel had gestaan.

De thesis begint overigens als een spannend archeologenverhaal. Bij een toevallige (?) dronevlucht vanuit de tuin wordt een mysterieuze cirkel in de vegetatie zichtbaar. In tegenstelling tot een astroloog of complottheoreticus denkt een archeoloog daarbij meteen aan iets dat er ooit zou kunnen gestaan hebben. En wat zou er in vredesnaam in de Kasteelbeemd hebben kunnen staan ? Géén postkantoor, uiteraard. Maar het blijft een heel puzzelwerk om vervolgens echt aan te tonen dat er in de weinig vergeeflijke Kempense zandgronden in de volle middeleeuwen een gracht werd uitgegraven, waarmee een vorm van „mottekasteel” werd omringd. Wellicht opgetrokken door de een telg uit het geslacht van Rijsbergen, dat Essen later aan de abdij van Tongerlo zou schenken, en daarmee onze (per definitie geschreven) geschiedenis in liet gaan.

Nu is zo’n mottekasteel niet helemaal wat vandaag aan het clichébeeld van een kasteel beantwoordt (de foto bij dit stukje moet dan ook als licht misleidend worden beschouwd). Het gaat om een verhoogde versterking (wellicht een ringwal) binnen een cirkelvormige gracht, naast een neerhof met woonvertrekken en schuren waarin de oogst kon worden bewaard. Of hoogstens, maar wellicht dus niet, om een toren op een kunstmatige heuvel. Het bouwwerk moest wellicht dienen om de macht van de plaatselijke heer over de omgeving te benadrukken, en moet dus alleszins voldoende indrukwekkend zijn geweest om te imponeren.

Thomas heeft het hele verhaal samengevat voor De Spycker, die vandaag na twee jaar onderbreking ook nog eens „live” in het gemeentehuis kon worden voorgesteld. Waarbij zijn promotor, prof. Annaert, andere -eerder vroeg-middeleeuwse- vondsten in de Kempen kwam toelichten, en in hun context kwam plaatsen. Voor mij alvast interessant, omdat die nadagen van het Romeinse Rijk en de Frankische periode mij nu eenmaal boeien, onder meer omwille van de Frankische taal die evolueerde naar het Nederlands (De dictator-fantast die zich ooit in onze streken zou ophouden : Karel De Grote was meer „Groot-Nederlander” dan „Fransman”, hoewel de Fransen hun naam van ons gestolen hebben. Die vaststelling levert uiteraard een legitieme claim op tot minstens in Noord-Italië, of eventueel op al wat ooit rechtstreeks of onrechtstreeks tot het Heilig Roomse Rijk heeft behoord. Men denke aan pakweg de Baltische landen – daar is het wel opletten voor die andere dictator-fantast, natuurlijk).

Men leze De Spycker dus. En zo staat meteen ook wetenschappelijk en dus tot bewijs van het tegendeel vast dat er in Essen wel degelijk een kasteel heeft gestaan. Mocht de klimaatverandering de betrokken weide ooit geschikt laken voor de wijnbouw (laten we toch maar hopen van niet), dan kan die met recht en reden als bijvoorbeeld „Château des Seigneurs des Montagnes Elévées” op de markt worden gebracht. In afwachting daarvan is het alleszins een mooi stuk Essense geschiedschrijving !

Een halve eeuw

Een halve eeuw

Muzarto bestaat vijftig jaar, en die viering werd vandaag ingezet met een academische zitting.  Met muziek en woordkunst -noblesse oblige- en met toespraken van twee burgemeesters, een leerkracht en een directeur.  Twee burgemeesters, want de “Muziekschool der Noorderkempen” zag het levenslicht in 1972 als een intergemeentelijk initiatief.  Blijkbaar omdat de toenmalige minister besliste dat Essen en Kalmthout maar moesten samenwerken.  En zo zag de constructie het levenslicht waarbij Essen de officiële inrichtende macht is en Kalmthout het grootste deel van de rekening betaalt omdat er meer leerlingen uit onze zuiderbuurgemeente komen.  Burgemeester Jacobs verwees daarnaar, maar gaf ook aan dat Essen de achterstand qua leerlingenaantal langzaam aan het inhalen is.  Logisch, want de bevolkingsgroei in Essen verloopt sneller dan die in Kalmthout, een bewuste beleidskeuze overigens van beide burgemeesters.  Eén waar Jacobs het bij het rechte eind heeft, al is dat niet omwille van de rekening van Muzarto.

De Kalmthoutse burgemeester gaf ook aan dat zijn muzikale carrière zich beperkt had tot één jaar notenleer, waar hij redelijk tegen zijn zin een reeks woensdagnamiddagen aan had opgeofferd.  Zijn Essense collega verwees niet naar enige soortgelijke ervaring, en mogelijk is dat omdat hij zelfs dat ene jaar niet haalt.  Ik ben alleszins in dat geval : ik heb nooit tot het leerlingenbestand van de muziekschool behoord.  Ook in het dagonderwijs ben ik vrij miraculeus aan zo goed als alle muzikale vorming ontsnapt, al herinner ik me dat er ooit wel eens een schoolmeester geprobeerd heeft me de beginselen van het notenschrift bij te brengen.  Daar heb ik iets van onthouden, niet zeer veel evenwel, en enig gevoel voor muziek heeft het me in geen geval bijgebracht.  Ergens vind ik dat wel jammer.  Zangtalent zat er alleszins niet in mij, maar een instrument bespelen moet toch wel tot de mogelijkheden hebben behoord.  Maar dat heeft niet mogen zijn.

Desondanks is Muzarto, zoals de academie voor muziek, woord, dans en beeld vandaag heet, geen onbekende voor mij.  Ik ben al jaren goed bevriend met de medewerkster van het secretariaat van de school, en ook als gemeenteraadslid volg ik er het wel en wee van, vanuit een heel andere invalshoek.  Ik vind “levenslang leren” erg belangrijk, en vind het meer dan terecht dat we als gemeente ook investeren in het deeltijds kunstonderwijs.  Dat altijd wat gewrongen zal zitten tussen onderwijs en vrijetijdsbesteding, maar daar eigenlijk niet eens zo veel in verschilt met pakweg een jeugdbeweging of een sportclub.  Ook die hebben een “pedagogisch project”, al is dat dan misschien niet altijd even formeel uitgeschreven.  Je leert er dingen die je op de “gewone” school niet kan leren.  En waar je in het leven iets mee kan.

Voor zover ik dat kan beoordelen (met de blik van een raadslid dat zelfs nooit blokfluit leerde spelen, op zijn eigen trouw weigerde te dansen en alleen enig beeldend vermogen heeft als hij een computer mag gebruiken – maar zich in sommige onderdelen van de  woordkunst nog wel uit de slag weet te trekken) biedt Muzarto ook waar voor het geïnvesteerde overheidsgeld.  Het is een aangename school, met enthousiaste en bekwame leerkrachten, en een behoorlijk no-nonsensegehalte dat ook maakt dat het aan het Heuvelplein zelden grote kopzorgen veroorzaakt.  Meer moet dat eigenlijk niet zijn.

Vijftig jaar worden betekent wel iets.  Een school mag zich dan toch al een “instituut” noemen.  Ze heeft iets bewezen.  Of het ook voor mensen dezelfde betekenis heeft, zou ik niet zo durven zeggen, maar ik kon de vergelijking moeilijk ontlopen : in dezelfde week als Muzarto vierde ik ook mijn vijftigste verjaardag.  Met de klassieke Abrahampop voor mijn deur, een volgens mij vooral Nederlandse traditie waar Essen mee aantoont dat het naast Kalmthout ook nog andere buren heeft – de Kalmthoutse burgemeester gaf in zijn speech wel aan dat we bij een eventuele fusiebeweging geen andere kant dan die van hem op kunnen, maar dat is een wat te gemakkelijke conclusie.  Net zoals Muzarto ga ik ervan uit dat de komende jaren niet hetzelfde zullen zijn als wat voorbij is, en dat ik me aan de tijd en de omstandigheden zal moeten aanpassen.  Maar ik hoop toch dat er in ons allebei nog redelijk wat muziek, woord, dans en beeld zit – desnoods figuurlijk, in mijn geval.  Met alvast dank aan wie me dat in de voorbije dagen toewenste.

Homo homini lupus est

Homo homini lupus est

2022 kan nog voor allerlei zaken het “jaar van…” worden.  Zo komen nóg een reeks Griekse letters in aanmerking, jammer genoeg.  Maar bijna zeker wordt het in Vlaanderen ook een beetje het “jaar van de wolf”.  In de vorige N-VA/PLE Nieuwsflits heb ik daarover een stukje in de vorm van een sprookje geschreven.    De kans was iets te mooi om te te laten liggen, ook al omdat ik zo de tweespalt in de meerderheidscoalitie over landbouw en milieu mooi kon in beeld brengen.  Ik heb begrepen dat niet iedereen er de humor van inzag, wat jammer is.  Maar ik denk niet dat dat aan mij lag, zelfs voor een sprookje was de boodschap nog erg evenwichtig.

Zelf vind ik de terugkeer van wolven naar Vlaanderen overigens niet zo’n eenvoudig verhaal.  Principieel wel : de wolf hoort thuis in ons ecosysteem, en dat er hier terug wolven rondlopen is een teken dat het wat beter gaat met onze natuur.  Maar het is wel een “moeilijk beestje”, natuurlijk.  Als een mens zomaar onverdoofd en ook nogal willekeurig schaapjes zou ombrengen, zou dat uiteraard als wreedheid bestempeld en hopelijk ook bestraft worden.  Als een mens zijn hond ertoe zou aanzetten om dat te doen, dan geldt hetzelfde – ook al is die hond uiteindelijk ook gewoon een Canis lupus die zich wat te lang bij de mens heeft opgehouden.  Maar de originele Canis lupus, de wolf dus, die mag schaapjes doodbijten, want dat ligt in zijn natuur.  Dat is ook zo, maar als ik een schaap was zou ik dat onderscheid wellicht niet geheel relevant vinden.  En natuurlijk is het in de eerste plaats aan de schapenhouders (of houders van andere weerloze dieren) om die tegen de wolf te beschermen.  Maar dat zij nu niet meteen hadden gerekend op de terugkeer van een grote carnivoor in Vlaanderen vind ik ook weer niet zó vreemd.  Een kleinere soort, pakweg een insect, die ook terugkeert naar Vlaanderen na een eeuw afwezigheid, zouden we die ook sowieso verwelkomen ? Of slaan we het gewoon plat, als het een vervelende steekmug blijkt ? Dat steken ligt nochtans ondubbelzinnig in diens natuur.

De discussie zou ook heel anders worden als de wolf zich enkel ongezien te goed zou doen aan konijntjes in het bos.  Wat dan op zich eigenlijk óók weer raar is, want waarom is dat konijn meer vogelvrij dan het schaap ? Dat kan niet alleen een economische kwestie zijn, toch ? We vinden die doodgebeten schaapjes toch niet enkel erg omdat ze de eigenaar geld kosten ? En anderzijds verwelkomen we de wolf toch niet net omdat hij de landbouwer even op zijn plaats zet ? Ook daar zou ik als schaap van de rekening niet meteen de rechtvaardigheid van inzien, en mocht ik kunnen praten in plaats van te blaten zou ik desgevallend toch wel wijzen op enige hypocrisie van de al dan niet vegetarische natuurbeschermer.  En ja, die natuur is nu eenmaal wreed.  Maar wij niet.  En laten we wel wezen : er is niet veel natuur meer die wij niet op één of andere manier geschapen hebben, al dan niet naar ons beeld en gelijkenis.  We zouden die natuur beter terug loslaten, op termijn, maar dat is voer voor een ander stukje dat al lang wacht om uitgeschreven te worden.  Vooralsnog volstaat de vaststelling dat die wolf ook niet helemaal spontaan op eigen initiatief teruggekomen is, maar als gevolg van het (sterk verbeterde) natuurbeleid dat wij gevoerd hebben.

De wolf is des mensen wolf, om op mijn titel te variëren.  Welkom terug in ons midden.  Maar in tegenstelling tot sprookjes is het echte leven niet altijd zwart-wit.

Schot in de (rode) roos

Schot in de (rode) roos

Een Essense socialist als burgemeester.  Ik heb lang geloofd dat het de kortste weg was naar een bestuur zonder CD&V in onze gemeente, maar dat geloof ben ik in verschillende fasen helemaal kwijtgeraakt.  En in een bestuur met CD&V is voor de socialisten alleen de tweede viool weggelegd.  Maar wat in Essen niet kan, bleek zowaar elders wel mogelijk.  Neen, niet in een buurgemeente of wat verderop in Vlaanderen.  Geen sant in eigen land.  Zelfs niet over de Nederlandse grens.  Wel, zowaar, in de grootste stad van Schotland – en de op vier na grootste van het (vooralsnog Verenigde) Koninkrijk aan de andere kant van de Noordzee.  Philip Braat is de Lord Provost van Glasgow.  De burgemeester dus.  Maar hij groeide hier op, voetbalde zoals het een socialist betaamt bij Excelsior Essen, noemt zichzelf een trotse Essenaar en in zijn Nederlands klinken de lokale klanken alleszins nog door.  Hij mag dan wel stellen dat hij premier De Croo in het Nederlands heeft begroet, ik ga ervan uit dat hij eigenlijk in het Essens sprak.  Gelukkig voor De Croo is dat een minder zwaar accent dan het Schots voor de Engelsen – Schotland is de enige plaats ter wereld waar ik ooit in het Engels de weg heb gevraagd en het antwoord vervolgens niet heb begrepen, ook niet na het twee keer opnieuw te vragen.

Braat, die sinds 2007 voor Scottish Labour in de gemeenteraad van Glasgow zetelt, nam de functie van Lord Provost vorig jaar over, nadat zijn voorgangster moest aftreden na een dispuut over haar onkostenvergoeding.  En zo kreeg de oud-leerling van de Erasmusschool én het College in Essen de kans om als burgemeester de groten der aarde in zijn stad te ontvangen tijdens de klimaattop COP26.  Dat hij zelf ook veel belang hecht aan klimaatbeleid heeft hij overigens met die andere Essense socialisten -die in ons wat meer bescheiden gemeentehuis aan het Heuvelplein- én met mij gemeen.  Het past natuurlijk ook wel voor de stad die de klimaattop ontvangt.  Of die top een succes of een mislukking moet worden genoemd, daarover is nog wat discussie mogelijk.  Mij lijkt het een stap vooruit (pun not intended) maar er zal nog meer nodig zijn om de opwarming van het klimaat af te toppen.  Dezelfde vaststelling geldt overigens ook voor de klimaatplannen die hier ten lande werden opgemaakt.  Maar voor Glasgow en zijn burgemeester is het alleszins een goede zaak geweest om gastheer te kunnen spelen.

We mogen er best wel trots op zijn, vind ik, op “onze” burgemeester bij de Schotten.  Hopelijk slagen we erin om hem snel eens naar hier te halen.

De informatie uit mijn stukje komt van het internet, onder meer van dit artikel, maar ook uit het artikel dat Guy Van den Broek in 2017 in De Spycker over Braat schreef.
Goede gewoonte

Goede gewoonte

De 49e Ronde van Essen trok door onze gemeente.  Voor mij alvast belangrijker nieuws dan de kortstondige doortocht van de Beneluxtour.  Vooral omdat de Ronde voor mij zowat het eerste teken van “normaliteit” was, na de coronabeperkingen.  Het zag er allemaal opvallend gewoon uit.  De Ronde heeft dan ook een geruststellend hoog voorspelbaarheidsgehalte.  Zoals de spreekwoordelijke Amerikaanse reiziger destijds -en nu eerder de Chinese lotgenoot- “if it is Thursday, this must be Switzerland” kon zeggen, weten de Rondebezoekers dat ze op donderdag te Horendonk naar de zigzagkoers zullen staan kijken, nadat ze in het boekje de uitslag van de rekkenkoers in Heikant nog eens hebben nagelezen.  Zelfs een regenbui op donderdag lijkt wel bij het vaste stramien te horen, al viel het dit jaar naar verluidt nogal mee.  Ik ben de Ronde twee dagen gaan bekijken, en heb ook nog eens helpdesk gespeeld voor het programma waarmee de uitslagen worden verwerkt.  Maar veel werk heb ik daar alvast niet gehad.

Het deed dus deugd dat hij gewoon kon doorgaan, zoals dat hoort, die 49e Ronde.  Dat betekent uiteraard dat de 50e eraan komt – kwestie van even de open deur in te trappen.  Met enkele oud-medewerkers zijn we al wat eerste plannen beginnen maken voor die jubileumuitgave.  En ik zal me onvermijdelijk nog eens aan het uitschrijven van de Rondegeschiedenis moeten zetten.  Samengevat ziet die er als volgt uit “In 1973 werd de ‘Ronde van Essen’ uitgewerkt naar het model van de ‘Ronde van Itegem’.  Het concept werd in de eerste jaren nog wat bijgestuurd en vervolgens in grote (en ook veel kleine) lijnen jaar na jaar herhaald, behalve in 2020.”  Al ga ik toch proberen het verhaal wat verder te stofferen.

Ik ben ook op de gemeenteraad nog tussengekomen over de Ronde.  De vrijwilligers hadden me verteld dat ze om één of andere administratieve reden niet langer de 500 euro subsidie zouden kunnen krijgen die het gemeentebestuur hen jaarlijks toekent – naast, voor alle duidelijkheid, zeer veel (im)materiële steun vanuit het gemeentehuis.  Daarvoor werd aan de vrijwilligers gevraagd om een oplossing te zoeken, de ene al bureaucratischer dan de andere.  Ik heb dan maar gevraagd waar het probleem vandaan kwam, en waarom in vredesnaam van vrijwilligers zou worden verwacht dat ze het oplossen.  Schepen Arno Aerden (Vooruit) volgde mij gelukkig in de redenering dat er binnen het gemeentebestuur naar een uitweg zou worden gezocht.  Goed voor de Rondeploeg, maar jammer genoeg toont het opnieuw aan dat bij het gemeentebestuur vaak de reflex om op maat van verenigingen en vrijwilligers te werken ontbreekt.  Ik blijf erbij dat dat één van de grote uitdagingen voor het Essense gemeentebeleid in de komende jaren was.  En dat ik de Ronde kon aangrijpen om dat punt nog eens te maken was natuurlijk een kans die ik niet kon laten liggen.

Foto : Ronde van Essen
De Waarheid in Beeld

De Waarheid in Beeld

Op 1 januari verjaart ook Essen in Beeld. Het is dan al 12 jaar geleden dat we met onze fotosite van start gingen. Ondertussen brachten we 106.000 foto’s samen. Sinds enkele jaren kreeg de site overigens ook een extra leven op Facebook. Het is ook daar dat ik meestal zelf de foto’s het eerst tegenkom, want ik kom toch vooral op de site als er even iets misloopt. Dat was de voorbije dagen het geval, al zal u het niet gemerkt hebben. Het ging namelijk om een heel “doordeweeks” foutje : enkele foto’s waren op zo’n grote resolutie ingescand dat het systeem het even niet aankon. Dan verklein ik die zelf en plaats ze dan terug.

Maar daardoor wordt natuurlijk wel mijn aandacht getrokken op die foto’s. Zeker als de eerste uit de reeks hoopvol titelt dat het om “De Waarheid” gaat, en dan de gemeentepolitiek blijken te betreffen.  De vier foto’s (u vindt ze hier, hier, hier en hier) geven een verkiezingsfolder van de Essense afdeling van de Belgische Werkliedenpartij in 1938 weer.  Een interessant tijdsdocument.  Met de ogen van vandaag is het natuurlijk in de eerste plaats tragisch : het negenpuntenprogramma op de eerste bladzijde begint met “geen oorlog”.  Alvast die wens zou geen “Waarheid” worden, en daar konden de Essense socialisten uiteraard niets aan doen.  Het feit dat het bovenaan in de lijst staat wijst er wel op dat de dreiging ook in 1938 scherp werd aangevoeld.

Maar ook daarnaast zijn er nog opmerkelijke vaststellingen.  De lichte ontgoocheling dat VNV/Rex geen lijst indiende, bijvoorbeeld; de hoop dat een dergelijke lijst de conservatieve katholieke meerderheid zou verzwakken bleek in 1938 zowaar groter dan de ideologische afkeer voor beide partijen.  Ook de bekommernis om uit te leggen dat de socialisten niet ipso facto “slechte Vlamingen” zijn zou de komende tientallen jaren naar het achterplan verdwijnen.  En de titel “De Waarheid” zou in de Koude Oorlog te zeer verweven raken met de Sovjetrussische Pravda, en dus voor gematigd links onbruikbaar worden.

Wie het met de ogen van vandaag de folder leest, merkt ook dat de rest van het negenpuntenprogramma, dat na de “geen oorlog” komt, veel punten bevat die tot vandaag actueel blijven.  Een degelijk bestuur en goede wegen zullen wel altijd zaken blijven die de kiezer van een gemeentebestuur verwacht.  En uiteraard ontgaat mij noch de aandachtige sp.a-er die de folder terugleest de ironie van het “zwemdok”, waar de socialisten gedurende jaren naar vroegen, maar dan eens mee aan de macht noodgedwongen mee moesten sluiten.  Waarna ze de kans om er een nieuw te bouwen via een coalitiewissel aan zich voorbij lieten gaan het samengaan met de christen-democraten te verlengen, dezelfde christen-democratie die ze in 1938 nog verfoeiden.  Waarom ze dat niet deden is een vraag waarop ik nog steeds naar een eerlijk antwoord zoek, maar natuurlijk zou het niet fair zijn om het coalitiespel van 2018 te willen herspelen met de kaarten van 1938.  Er is ondertussen net iets te veel water door de (rechtgetrokken en vervolgens gehermeanderde) Kleine Aa gevloeid.  Partijprogramma’s en -strategieën veranderen, en gelukkig maar.

Zoals ook Essen verandert, waar we met met “Essen in Beeld” een beetje de weerslag van proberen te bewaren.  Ook in onze 13e jaargang.  En gelukkig niet alleen wat de politiek betreft.  Eigenlijk is de site aan een grondige “remake” toe, maar dat ligt voorlopig vooral in handen van de Heemkundige Kring.  Maar het basisidee zal blijven : het Essen van nu en vroeger in beeld brengen.

Geo-logica

Geo-logica

Gisteren vergaderde de gemeenteraadscommissie omgeving.  Het was de tweede “hybride commissie”, waarbij dus sommigen in het gemeentehuis en anderen van achter hun computer volgen.  Ik koos voor een fysieke aanwezigheid, en zo was het ook de eerste keer in een half jaar dat ik in  het gemeentehuis kwam.  Maar de commissie was niet alleen daarom bijzonder.  Ik ben nadien naar huis gegaan met het gevoel dat ik echt iets had bijgeleerd.  Dat was te danken aan een voormalig CD&V-raadslid, die nu provinciaal gedeputeerde is.  We hadden inderdaad Ludwig Caluwé te gast, en die bracht een enthousiast verhaal over het Geopark Schelde Delta, waarvoor in 2021 de erkenning als Unesco Geopark zal worden gevraagd, in de hoop om die in 2023 ook te krijgen.  Daarvoor is ook de steun van de betrokken gemeentebesturen nodig.  En die gaan we dus geven.

Essen ligt op de rand van het Geoparkgebied, aan de Brabantse Wal en pal op de waterscheiding tussen de Schelde en de Maas.  Het Grenspark Kalmthoutse Heide, en met name de Nol als goed voorbeeld van het effect van menselijk ingrijpen op de geologie, liggen ook op Essens grondgebied.  En zo horen we er dus ook bij.  Hoewel we ons gevoelsmatig niet meteen bij de “kuststreek” rekenen, ligt Essen bovendien ook gewoon erg dicht bij de Oosterschelde.  De presentatie van Ludwig gaf niet alleen de beheersstructuur en de voorwaarden voor erkenning weer -en de mogelijkheden die deze dan biedt- maar ging ook in op de geologische geschiedenis.  Dat heeft ertoe geleid dat ik nadien verder ben gaan nalezen hoe de Schelde historisch liep.  Ik wist wel dat ze zich enkele keren had verplaatst, maar het hele verhaal kende ik niet.  Zolang er land was tussen Engeland en het Europese vasteland, vloeiden de Rijn, de Maas, de Schelde en de Theems samen om dan in de zee uit te monden.  Toen pakweg 8.000 jaar geleden dat land verdween, ging de Schelde uitmonden ter hoogte van waar nu Zeebrugge is.  Om dan later via veel noorderlijker mondingen, uiteindelijk de Westerschelde te vormen.

Dat hele gebied, en ook de streek die door het hele proces gevormd is (met name de Vlaamse Vallei) zou in het Geopark terechtkomen.  Alleen wordt er blijkbaar nog over gediscussieerd of het Zwin er wel of niet bijhoort.  Daarbij spelen niet alleen geologische argumenten een rol, maar ook administratief/politieke.  Nu, ik ben geen specialist, maar als de monding ooit nét ten zuiden van het Zwin lag, en bovendien de verzanding van het Zwin een stuk geologische geschiedenis is met grote gevolgen voor Vlaanderen en bij uitbreiding voor heel West-Europa, dan heb ik de indruk dat het Zwin er toch best bij zou komen.  Dat zou ik wellicht ook gevonden hebben vóór ik het had bezocht, maar nu ben ik er nog meer van overtuigd.

Een Geopark zijn is een keurmerk.  Het legt geen regels op die bijvoorbeeld de havenactiviteit in Antwerpen zouden hinderen.  De Essense toetreding zou ook niets kosten, behalve een zeker engagement.  Maar Essen zou naast toegangspoort van het Grenspark ook een toegangspoort tot het Geopark kunnen worden.  Het lijflied van het Heidebloempje (nu KSA Heidebloempje Essen) opent met “’t ligt tussen de zee en de heide, mijn land”.  Dat is zo op brede schaal (Essen ligt aan de rand van de “landstreek” met de Kempen, de Peel, Limburg en vlak bij de “kuststreek” met Zeeland en Oost- en West-Vlaanderen), en ook op kleine schaal (Essen ligt tussen Kalmthout en Bergen-Op-Zoom).  Dat we daar tussen liggen, danken we aan de door de Schelde geboetseerde monding, aan veranderingen in klimaat en omgeving en hoe de mens daar mee is omgegaan.  Een boeiend geologisch, historisch, cultureel, ecologisch en economisch verhaal.  Ik wens ons alvast veel succes bij de Unesco !

Foto : mijn vooralsnog laatste bezoek aan een erkend Unesco Geopark leidde naar de Vikoskloof
Nieuwe spelregels

Nieuwe spelregels

Er worden in dit land op vijf verschillende politieke niveaus verkiezingen gehouden (minstens, in Antwerpen zijn er ook nog de districtsraden). Op al die niveaus moeten vervolgens politieke meerderheden worden gevormd.  Dat loopt niet op al die niveaus even vlot.  Dat ligt aan de politieke situatie en de hoofdrolspelers, maar ook aan de geldende regels, natuurlijk.

Op minstens één niveau, het federale, staat dit land zelfs wereldwijd bekend voor zijn moeilijkheden om een meerderheid te vormen.  Maar ook in Vlaanderen heeft het van de verkiezingen van 25 mei tot 2 oktober geduurd om een regering te vormen.

Die Vlaamse regering heeft nu beslist om aan het Parlement voor te stellen om de spelregels voor de verkiezingen te veranderen.  Om de vorming van een Vlaamse, laat staan federale, regering te vergemakkelijken ? Neen, het gaat over de spelregels voor de lokale verkiezingen.  Daar schort wel één en ander aan, maar het meest dringende probleem was het wellicht toch ook weer niet.

Het gaat in de eerste plaats om de afschaffing van de opkomstplicht, en daarnaast om het aanpassen van de regels voor de meerderheidsvorming.  Ik ben principieel tegen de opkomstplicht.  Hoera, hoera dus.  Of eigenlijk toch niet.  Ik voel er namelijk helemaal niets voor om als proeftuin te dienen vanop het gemeentelijke niveau.  Vooral omdat de eerste keer dat stemmen niet verplicht is veel mensen gewoon gaan thuisblijven “omdat het mag”.  Er is ook geen richtpunt om te zien welke impact dat op de uitslag heeft, zodat mensen hun gedrag daar aan kunnen aanpassen (als ik denk dat de andere kiezers van “mijn partij” wél zullen opdagen, dan blijf ik misschien thuis – als ik denk dat ze dat niet doen, dan ga ik maar beter stemmen…).  De eer om die kaap van de eerste niet-verplichte verkiezingen te moeten nemen mogen de dames en heren ministers en parlementsleden van mij gerust voor zichzelf houden !

Daarnaast veranderen de regels van de meerderheidsvorming.  Niet die van de zetelverdeling, dus heel concreet zou in Essen een CD&V-sp.a-meerderheid nog steeds mogelijk zijn geweest na de vorige verkiezingen.  Maar N-VA/PLE zou wel veertien dagen lang het exclusief recht hebben gehad om te proberen een meerderheid op de been te brengen.  Die periode hadden CD&V en sp.a dan alleszins moeten uitzitten, waarbij wij uiteraard zouden hebben geprobeerd om één van beide partners los te weken.  De burgemeesterskaart zou daarbij bovendien uit het spel zijn gehaald, want de persoon met de meeste stemmen in de grootste coalitiepartij wordt “automatisch” burgemeester.  Dat zou Gaston Van Tichelt zijn geweest in een coalitie van CD&V en sp.a, zoals nu.  In een coalitie van N-VA/PLE en CD&V en in een coalitie van N-VA/PLE en sp.a zou het evenwel Dirk Smout zijn geworden.  Geen andere mogelijkheden, wat niet zonder gevolgen zou zijn geweest.

Interessanter wordt het wanneer we die regels zouden toepassen op de verkiezingen van 2012 en zeker die van 2006.  Ook in 2012 zou Gaston Van Tichelt burgemeester zijn geworden in een CD&V/sp.a-coalitie, en overigens ook in één met N-VA/PLE.  Als N-VA/PLE en sp.a een coalitie-akkoord maken, dan gaat de sjerp automatisch naar Dirk Smout.

Als de regels al in 2006 hadden bestaan, dan leidt dat wellicht tot een andere uitkomst van de coalitiebesprekingen.  In een coalitie van CD&V met sp.a wordt de automatische burgemeester namelijk Frans Schrauwen.  En wordt Gaston Van Tichelt wellicht schepen, maar op de sjerp moet hij dan nog minstens zes jaar langer wachten.  Schrauwen kan dan alleen van de sjerp worden afgehouden door een coalitie met N-VA/PLE, sp.a, Open Vld en Groen, met 13 zetels op 25, en met Dirk Smout als “automatische” burgemeester.

Ik ben voorstander van die nieuwe regel, maar ze maken de lokale verkiezingen wel nog wat meer een burgemeestersverkiezing, en dat is een beetje jammer.  En opnieuw stelt zich de vraag waarom er eerst aan de regels voor de lokale meerderheidsvorming moest worden gesleuteld, en niet aan de regels voor de federale of minstens de Vlaamse…

Deze tekst werd aangepast op 27 augustus.  In een eerdere versie interpreteerde ik nieuwe regel voor het burgemeesterschap verkeerd; de grootte van de fractie gaat namelijk vóór op het aantal voorkeurstemmen van de kandidaten bij het uitdelen van de sjerp.
Plantage

Plantage

Het is een traditie geworden, de jaarlijkse wandeling met N-VA/PLE in Essen of omstreken.  We -in casu Josée Van Doren, die steevast de bestemming uitkiest- gingen we het ook dit jaar niet ver zoeken.  We bezochten het landgoed “Wouwse Plantage”, op een steenworp van Hoek.  Eigenlijk was het brandweermuseum aldaar ons eerste doel, maar ook de andere gebouwen zijn het bekijken waard.  En de wandeling door de omliggende natuur, nabij het vliegveld, was dat zeker ook.

Het gebied heeft trouwens zeker zoveel banden met onze kant van “de meet” als met de overkant : zo werd het in 1848 gekocht door de Antwerpse bankier De Caters, die nog burgemeester van Berchem is geweest.  En eigenlijk is het ook daarna in handen van landgenoten gebleven.  Het meest intrigerende gebouw vond ik de voormalige herberg die nu als woning wordt gebruikt. De stijl deed me aan pakweg de Baltische landen denken, maar ik kan er helemaal naastzitten.  Volgens onze dorpsgids Maria Gommeren, die ons zoals steeds voortreffelijk rondleidde, had het nog als paviljoen gefungeerd op de wereldtentoonstelling in Antwerpen.  Maar een korte opzoeking op het internet leerde me niet welk paviljoen het dan was, en ook niet om welke tentoonstelling het ging.  Er moet toch nog meer te vinden zijn over dit bijzondere bouwwerk, denk ik dan.

Laat dat overigens vooral geen afbreuk doen aan mijn waardering voor het brandweermuseum zelf.  De collectie is indrukwekkend voor een klein museum, en wordt door een beperkte groep vrijwilligers piekfijn onderhouden.  Een aanrader dus, al dan niet in combinatie met een wandeling door de Plantagebossen.  Individueel bezoeken kan af en toe, een groepsbezoek kan je vastleggen bij de Roosendaalse VVV.

En zo moest ik nog maar eens vaststellen dat ik de Essense omgeving eigenlijk niet echt goed ken.  Wat natuurlijk meteen ook het plezier inhoudt dat ik nog veel kan bijleren !