Programma

Een fiscaal aantrekkelijk en administratief eenvoudig Essen

De kritiek van N-VA/PLE op het financieel beleid dat de meerderheid van CD&V en VLD de voorbije jaren voerde, is niet nieuw. Van bij het begin van de legislatuur hebben we erop gehamerd dat de doorgevoerde belastingverhogingen niet nodig waren. Het ging immers om “preventieve” verhogingen, bedoeld om de grote kosten die voor de deur stonden te kunnen dekken, zoals de politiehervorming, de liberalisering van de elektriciteitsmarkt en de federale belastingverlagingen. Maar deze kosten bleken uiteindelijk steeds beter mee te vallen dan vooraf gedacht. Bovendien kwamen er ook extra inkomsten (vanuit het Dubbelbelastingverdrag met Nederland , het Gemeentefonds en de Eliaheffing), maar daarmee wilde men bij het opstellen van de opeenvolgende begrotingen geen rekening houden. De meevallers kwamen er natuurlijk tóch, en in de jaarlijkse rekening werden ze wel verwerkt. Zodat het schepencollege daarbij telkens triomfantelijk met een overschot kon uitpakken. Niet echt moeilijk…

Het gemeentebestuur haalt zijn inkomsten vooral uit de Aanvullende Personenbelasting (APB) die op het inkomen wordt geheven en die in de federale inkomstenbelasting wordt verwerkt, en uit de Opcentiemen op de Onroerende Voorheffing (OOV) die samenhangen met het kadastraal inkomen. Met die twee belastingen werden maar liefst 6,5 miljoen EUR méér inkomsten geïnd dan zou zijn gebeurd als de tarieven uit 2000 behouden waren. Die tarieven gingen dan ook fiks omhoog : de OOV ging in 2001 van 1.000 naar 1.250 en in 2003 zelfs naar 1.350, om in 2006 terug naar 1.250 te gaan. De APB werd in 2001 verhoogd van 6,5% naar 7%.

Dat die verhoging onnodig was, is eenvoudig aan te tonen : ook het reservefonds (de spaarpot van de gemeente) steeg van 2000 tot 2005 met ongeveer hetzelfde bedrag. De hele belastingverhoging werd dus opgepot !

Dat is een slechte zaak voor de Essense belastingbetaler, die gedurende jaren een te hoge rekening gepresenteerd kreeg. Maar nog belangrijker is dat dit ook een slechte zaak is voor de Essense lokale economie. Als de Essenaar dat geld had kunnen houden, dan zou hij het minstens voor een deel hebben gebruikt om er bij de (lokale) middenstand aankopen mee te doen. Of om een huis te bouwen. Of om het op een andere manier te investeren. Daarvan zouden de ondernemingen hebben geprofiteerd, maar er zou natuurlijk ook extra werkgelegenheid mee zijn gecreëerd. En uiteindelijk zou het gemeentebestuur zelf ook nog een graantje hebben meegepikt : zonder de tarieven te verhogen zou de belastingopbrengst toch omhoog zijn gegaan. Want meer mensen aan de slag, betekent meer inkomsten en dus meer inkomstenbelastingen.

Meer huizen betekent meer opcentiemen op de onroerende voorheffing. N-VA/PLE is er nog steeds van overtuigd dat het gemeentebestuur exact dezelfde uitgaven en investeringen had kunnen doen zónder de belastingen te verhogen. Daar zouden we allemaal beter van geworden zijn.

Maar genoeg achteromgekeken. Wat moet er nu gebeuren ? Wij stellen een dubbele strategie voor. In de eerste plaats moet er een belastingvermindering komen. Zowel de APB als de OOV kunnen omlaag. De rest van het overschot in het reservefonds kan gebruikt worden om het in de plaatselijke economie te investeren, om zo de realisatie van het hervormingsprogramma te ondersteunen (daarnaast willen we ook in sociale woningbouw investeren). Zo kan er op enkele jaren tijd worden teruggekeerd naar een doordacht en realistisch financieel beleid.

Ondertussen werd de belangrijkste bedrijfsbelasting, namelijk die op “drijfkracht” (elektriciteit), vanaf 2006 wel afgeschaft. Dat is een goede zaak, al had deze maatregel eerder kunnen genomen zijn. Deze belasting wordt trouwens naar alle waarschijnlijkheid binnen enkele jaren door de Vlaamse overheid verboden.

Allerlei procedures en formaliteiten betekenen een hoge kost en veel tijdverlies voor ondernemingen. Op het vlak van administratieve vereenvoudiging werd de voorbije jaren veel aangekondigd, en uiteindelijk weinig gerealiseerd. Daarom moeten in de eerste plaats alle bestaande reglementen worden samengebracht in één “codex”, en moet worden nagegaan of ze onderling wel coherent zijn, en of ze voor iedere gebruiker voldoende leesbaar en begrijpelijk zijn. Die codex kan dan voor iedereen toegankelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld via de gemeentelijke website. Vervolgens kan worden nagegaan of alle geldende regels nog wel noodzakelijk zijn, en kan er actief naar mogelijke vereenvoudigingen worden gezocht.

Daarnaast moet het gemeentebestuur, naar het voorbeeld van andere overheden, als principe invoeren dat dezelfde informatie maar één keer wordt opgevraagd. Zo hoeft de ondernemer, burger of vereniging die een aanvraag doet, niet telkens opnieuw dezelfde vragen te beantwoorden. Concreet moet iedereen daarom het recht krijgen om te weigeren informatie te bezorgen waarover het gemeentebestuur al beschikt.

Tenslotte zijn heel wat administratieve formaliteiten ook mogelijk via het internet. Het beschikbaar stellen van documenten en formulieren op de gemeentelijke website, en mogelijk maken dat die ook langs elektronische weg kunnen verstuurd worden, maakt deel uit van een moderne dienstverlening.

 

Sparen om te investeren of voor “slechte tijden” ?

Is het dan niet goed dat een gemeentebestuur spaart ? Daarmee kunnen dan later toch investeringen worden betaald ? Inderdaad, heel wat van de investeringen die in 2006 worden uitgevoerd, worden betaald vanuit het reservefonds. Voor al deze investeringen had natuurlijk ook perfect geld geleend kunnen worden, aan een historisch lage rentevoet bovendien. Dan hadden de Essenaren de voorbije jaren hun belastinggeld zelf kunnen houden. Bovendien nodigt een grote spaarpot uit tot onvoorzichtige investeringen. Dat zien we bijvoorbeeld aan het Heuvelplein, waar veel geld wordt uitgegeven om een plein, dat perfect voldeed als parking, opnieuw aan te leggen als… parking.

Moet er dan geen spaarpot zijn voor “slechte tijden” ? Als er echt structurele problemen komen, dan helpt het reservefonds in het beste geval maar heel even om de schok op te vangen. Elk verstandig bestuurder gaat in zo’n geval op zoek naar een structurele, definitieve oplossing. Iedereen weet dat leven van je spaargeld niet lang vol te houden is.

Als privé-persoon kan sparen zinvol zijn, maar een gemeentebestuur spaart met andermans geld, en dat is geen goed beleid !

Een reële begroting

Het grootste wonder uit de Essense gemeentebegroting is het reservefonds. Elk jaar wordt verteld dat dit enkele jaren later volledig zal zijn opgebruikt. Toch blijft het groeien : op het einde van 2005 stak er maar liefst 9,3 miljoen EUR in het fonds ! Dat komt omdat het gemeentebestuur systematisch de kosten van het komende jaar te hoog inschat, en de inkomsten te laag. Het totale verschil loopt soms op tot 10% van de begroting ! Zo begroten is weliswaar in overeenstemming met de wettelijke normen, maar een gemeente die kan uitleggen dat het probleem elk jaar terugkomt, mag daarvan afwijken. Dan moet er natuurlijk wel gekeken worden naar de échte geldstromen, in plaats van naar de theorie van de begroting (die achteraf toch nooit blijkt te kloppen). Wellicht is daarvoor eerst een grondige doorlichting van de gemeentefinanciën nodig. Op die manier kan Essen zijn begroting ook rondkrijgen met veel minder belastingen.

De structurele groei van het reservefonds is immers niet gestopt, ondanks de tijdelijke afbouw door de investeringen in 2006. Binnen enkele jaren is de 10 miljoen EUR opnieuw binnen bereik, als er geen trendbreuk komt !