Honderd jaar Heidebloempje Essen - Een Spiegel van Vlaanderen

Kadertekst : Kampanekdotes

Voor velen was het jaarlijkse kamp het hoogtepunt van het werkjaar. Elke kampdeelnemer kan zonder moeite wel één of meerdere kampanekdotes uit zijn of haar mouw schudden. Hoewel die verhalen soms in de loop der jaren wat aangedikt of veranderd werden, geven zij een unieke en mooie kijk op het kampleven. In deze kader willen we een aantal van deze anekdotes, die niet in de globale tekst verweven zijn, vermelden.

Voorbereiding
Soms waren er al problemen voor men op kamp was ! Zo ging in '78 een leidingsdelegatie met de auto van de ouders van Hubert Schots op zoek naar een geschikte kampplaats. Dirk Van Spaendonck mocht mee, als hij op tijd terug zou zijn om te studeren. Op de terugreis begon echter de motor te haperen, en een garagist kon niet onmiddellijk het euvel verhelpen. De auto kon alleen nog starten en in eerste versnelling rijden. Zo zijn ze tegen een maximale snelheid van 20 km per uur van Hechtel naar Essen gebold ! Dirk was uiteraard te laat, maar probeer maar eens om ouders met een dergelijk 'straf verhaal' van je onschuld te overtuigen !

Voor het eerste grote kamp buiten de eigen gemeente zat men met een leidingsprobleem. Knapenleider Adriaan Claessens kon niet mee op kamp naar Oelegem ('45) want zijn zus huwde. Destijds was het in boerenmiddens gebruikelijk dat een bruiloft drie dagen duurde. Slechts door bemiddeling van proost Louis Bartelen kon Janus, weliswaar een dag later dan de anderen, dan toch zijn kampkoffer maken.

Ook het vervoer was niet altijd zo eenvoudig. De oudste leden lieten veelal de bus links liggen en kwamen als echte 'flandriens' met de fiets. Voor het kamp te Nonceveux ('58) werd proost Ludo Matheusen in Leuven opgepikt. De proost gaf meteen stevig van katoen, maar na een tijd was zijn liedje uitgezongen. Hij spoorde terug naar Leuven, en nam... de brommer !

Kampplaats
Met kampeigenaars moest men geluk hebben: dikwijls zag men ze amper, of waren ze een helpende hand, andere jaren zag men ze liever niet. De kampeigenaar van 1965, die tevens bakker was, vroeg een ongehoorde prijs voor zijn brood. Voorts moest men het vlees van de erg dure beenhouwer 'Den Oeter' afnemen. Een beetje hetzelfde verhaal vinden we terug op het kamp te Geraardsbergen ('84). De eigenaar, de pastoor, en zijn meid, hebben de leiding op vele manieren het leven zuur gemaakt. Ook op financieel vlak. De pastoor vroeg schandalig veel geld voor de drank, dat alleen via hem besteld mocht worden. Voor de bezoekdag wilde hij de prijs van het bier nog opslaan, maar de ad rem repliek van kookvader André Lambregts weerhield hem hiervan.

In Ronse ('95) woonde de kampeigenaar in het midden van de kampplaats. De oud-militair hield niet van lawaai en stelde strenge regels. Achteraf bleek dat de man wel van zijn geldbeugel hield. Op de kampafrekening stonden zelfs kosten voor het verwijderen van suikerwater van de tafel. KSJ betaalde alleen het volgens haar rechtmatige bedrag .

Het comfort van de kampplaatsen is er ongetwijfeld sterk op vooruit gegaan, maar de verhalen over de toiletten blijven legio. Voor de eerste kampen bouwde men een eigen, primitieve WC welke 'hudo' werd genoemd, wat stond voor 'Houdt Uw Darmen Open'. Men had toen een ingenieus plan ontworpen opdat de leden toch maar geen bloot vlees te zien zouden krijgen. Aan de hudo werd een scheidsrechtersrfluitje opgehangen. Als iemand naar het toilet moest, diende hij een deuntje te fluiten. Zo kon men signaleren dat het toilet bezet was ! Op de bezoekdag te Koersel ('72) was een bezoekster op de hudo dan weer met het haar in een vliegevanger gesukkeld...

In Anseremme ('53) was de WC verstopt geraakt. Kampleider Herman Suykerbuyk klaarde eigenhandig de klus door de obstakels eruit te halen. Leon Schrauwen had een andere manier. Op het kamp te Kaulille ('69) dacht hij met een spuitslang snel het toilet proper te maken. Er zat echter zo veel druk op zodat de inhoud tegen het plafond spoot, en over Schrauwen !

Leidingwater was niet altijd voorhanden. In Ligneuville ('79) werd het op het kerkhof afgetapt en in Grobbendonk ('75) was water halen met bidons en kruiwagen doorheen het mulle heidezand, een vast karwei.

De platte rust was, zeker voor de leiding, soms van essentieel belang. Tijdens een siësta op het kamp te Gierle ('88) was de volledige Deugnietenleiding in dromenland. Alle leden, met uitzondering van Danny Robrechts, hadden hiervan geprofiteerd om even buiten wat te ravotten. Toen Robrechts uiteindelijk ook aanstalten maakte om het hazepad te kiezen, deed leider Wim Besters net een half oog open en riep: 'Danny: liggen jongen'. De Deugniet begreep er niets van !

Vlaggediefstal was bijna een vast element. In Opoeteren ('65) liet de leiding het uitschijnen dat de vlag gestolen zou zijn. In haar plaats hing een bad en emmer aan de vlaggemast. Na een lange speurtocht vonden de leden de vlag terug in een gescheurde knapzak. In Gierle ('88) verdween onder het niet zo waakzwame oog van een deel van de leiding de vlag. Ondanks deze ooggetuigen werd de diefstal pas 's anderendaags vastgesteld. De vlag kwam niet meer boven water, tot de fietsers na het kamp aan het Heuvelplein aankwamen. Aan hun stamkroeg, Den Block, wapperde de vlag boven de voordeur. De daders werden in oud-leiderskringen gevonden.

Activiteiten
Op het kamp te Oelegem ('45) ging men in het kanaal. Maar omdat velen niet konden zwemmen had leider Leon Deckers een koord gespannen. Zo kon toch iedereen naar de overkant.

De Deugnieten kregen tijdens het kamp te Geraardsbergen ('84) een geleide dropping, eigenlijk meer een avondwandeling. Ze slaagden met eigen straffe verhalen erin om elkaar bang te maken bij een kerkhof. Even later kwam een oude man met slaapmuts door een raam (het was eigenlijk een opening, want er stond geen raam in) tieren dat er teveel straatlawaai was. In de schemerdonker was dat vrij angstaanjagend. Wat verder zag een lid het verkeersbord van doodlopende weg. De Deugnieten wilden langs deze weg naar de kampplaats wandelen. Om dat te verhinderen heeft de leiding het verkeersbord op haar eigengereide manier verklaard : "Een doodlopende weg is een weg, en als je daarin loopt, val je ineens dood". Men moest niemand meer overtuigen om deze weg niet te nemen!

In Houthalen '67 ontdekten de jongknapen een gewonde uil, die van de keuken naar de slaapkamer vloog. Ook in Meeuwen-Gruitrode ('81) zorgde uilen op de kampstaf voor de nodige commotie. In Koersel ('92) zorgden nog andere dieren voor commotie: naast de teken liet immers ook een kever zich opmerken. Na de kampstaf had men het beest immers tussen de papieren van bondsleider Jos Kamerling geplet. Deze keek 's morgens vreemd op toen hij de activiteiten wilde voorlezen.

Eten
Over het kampeten werd meestal niet geklaagd. Toch kon ook daar vanalles mislopen. Men was bijvoorbeeld verplicht te eten wat de pot schafte. Zo vertelde Leon Deckers dat hun foerier Germaine Van den Bulck, een beer van een kerel, geen melk lustte. Men heeft hem dan eens met een aantal mannen kunnen vastgrijpen, een trechter in zijn mond geduwd, en daar 'pap' ingegoten. Ondertussen gaf men een paar kloppen op zijn maag zodat hij wel moest slikken .

Vader Perneel werkte bij de 'Zwarte Kat' koffie en gaf voor het kamp te Wolfsdonk ('76) een hele partij mee. Toch was de koffie opgeraakt, en werd er van een ander merk ingekocht. Bij het ontbijt had niemand het verschil geproefd. Maar bij het afruimen van de tafels waren enkele suikerpotjes bij de identieke zoutpotjes gekapt. Toen de Leeuwkes deze mengeling van suiker en zout in hun kop deden, smaakte de koffie uiteraard niet. De zoon, Patrick Perneel, riep onmiddellijk: "Dat is geen Zwarte Kat koffie, dat is slechte koffie !". Toch moesten de Leeuwkes hun koffie uitdrinken, tot de leiding toch eens zelf ging proeven en de waarheid aan het licht kwam.

In Bütgenbach ('93) wist een lid de Deugnietenleiding te vertellen dat de hagelslag lekte. Er hing namelijk melk aan het doosje. Toen de leiding probeerde duidelijk te maken dat die melk niet uit de hagelslag kon komen, reageerde de Deugniet zeer verbaasd: "Maar er staat op het doosje toch dat het melkchocolade is."

Op het kamp te Oostham '82 werd het rijke assortiment van papsoorten met 'soldatenpap' uitgebreid. De pap was lichtjes aangebrand, en om ze toch aan de leden te verkopen werd verteld dat deze pap normaal aan soldaten werd gegeven. Er werd goed gegeten en de pap werd ook de volgende jaren klaargemaakt. Achteraf kwam zelfs een ouder naar het recept van 'soldatenpap' vragen ! Cecile Smout verklapte het in Jodela 100: een laagje zachtjes laten aanbranden en omroeren en dat blijven herhalen tot de pap een mooi lichtbruin kleurtje heeft.

Vanaf midden de jaren '80 kon de jeugdbeweging aan erg goedkope, gesubsidieerde melk komen. De EG wilde namelijk af van haar dure melkplassen. Toen Rudi Smout aan de kampstaf voorstelde om de leden de mogelijkheid te geven om deze goedkope en gezonde melk te drinken in plaats van koffie of thee, keerde bijna de ganse kampstaf zich tegen hem. De tegenargumenten klonken eigenaardig: "Wij hebben vroeger ook geen melk gekregen", "Ze moeten maar koffie leren drinken", en zelfs "Koffie is gezonder dan melk" ! Toch haalde een jaar later de logica het.

Kampstaf
De kampstaf, en het nababbelen achteraf, heeft voor elke leider of leidster wel onuitwisbare belevenissen opgeleverd. Op het kamp van Hechel ('78) verloor na de kampstaf opnieuw Luc Van Nassau altijd bij het kaarten. Achter zijn rug hing namelijk de scheerspiegel van één van de kookvaders !

De kookouders maakten weliswaar geen deel uit van de kampstaf, maar ook zij ontkwamen niet altijd aan de grappen van de leiding. Zo werd aan de kookmoeders op het kamp te Genk ('77) beloofd dat ze ieder 1.000 fr. zouden ontvangen als de leiders bij elk 2 eieren op het hoofd mocht stukslaan. De kookmoeders gingen op het aanbod in, het fototoestel werd bovengehaald, het eerste ei werd geklopt, en ... daar bleef het bij !

De jaren tachtig en negentig werden op het vlak van eigen begrippen berucht: Wally 's jagersaus, Superted, Piet (ja) Potloodgat, Pwwtt ... I love you, het zat konijn, encora encora (een kreet bij het nagelkloppen), de wielertruien naar analogie van de Ronde van Frankrijk, de 'schiero', de teken-taal, het 'h'aanblazen van de woorden, het achtervoegsel 'euh' bij alle woorden...

In de jaren zeventig dook de mythische figuur 'Jos Van Broeckhoven' op. Alles wat onverklaarbaar was werd verhaald op een zekere Jos Van Broeckhoven. Tijdens het kampvuur heeft Pol van Doren er eens een liedje over gezongen en inderdaad, Van Broeckhoven verscheen in de mistige, donkere verte.

Kampvuur
Het kampvuur was dikwijls het meest gevoelsgeladen kampmoment. Zang, voordrachten, sketches stonden steeds op het programma. Later kwam daar de overgang naar een oudere tak bij, en voor de leiding het afscheid van de beweging.

Pol van Doren omschreef zijn afscheid als volgt: "Mijn laatste kampvuur zal me eeuwig bijblijven. Tot slot zongen we :'O Heer, d'avond is neergekomen'. We zaten met z'n allen hand in hand. Ik keek rond naar al die zingende gezichten. Ik besefte dat dit het einde van een KSA-er was. Ik bewoog m'n lippen maar er kwam geen geluid."